donderdag 1 juli 2010

DE KOSMISCHE LANDSCHAPPEN VAN ANNEKE WILBRINK



Twee dingen vervullen de geest met steeds nieuwe en toenemende bewondering en eerbied, hoe vaker en langduriger het denken zich ermee bezighoudt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.1

In de tentoonstelling viel het schilderij al op door zijn gewone-ongewoonheid. Het kwam mij zeer bekend voor, maar de identificatie: ‘Het laantje van Hobbema’ klopte overduidelijk niet.2 Wat had Anneke Wilbrink met de Hobbema gedaan? En waarom heeft zij zo’n icoon van de Hollandse schilderkunst gebruikt?



Afb. 1

Dat het bekende beeld uit de 17de eeuw zich in het schilderij van Anneke Wilbrink blijft opdringen, komt vooral door de weg en de centrale bomenrij die, net als bij Hobbema, in één punt op de horizon verdwijnen. Maar behalve dat het in beide schilderijen om de verbeelding van een landschap gaat, zijn de verschillen tussen de werken groter dan de overeenkomsten. Terwijl Hobbema een fijn geschilderd, anekdotisch beeld geeft van het Hollandse landschap, schildert Anneke Wilbrink met grote gebaren een verwarrende omgeving, waarvan eigenlijk niet eens duidelijk is of het een buiten- dan wel een binnenruimte is. In het bovenste deel van het schilderij duiken namelijk structuren op die als de glazen overkapping van een station of een markthal gezien kunnen worden. Bij nauwkeuriger kijken, blijken zich in de achtergrond moderne bouwstructuren te bevinden, waar overheen met expressieve penseelstreken in lichte kleuren het Hobbema-motief is aangebracht.3 Zo ontstaat een spiegelende ruimte die oneindig diep lijkt. Maar waar gaat het om bij dit schilderij? Wordt de natuur door onze bouwwoede bedreigd of kijken we dwars door de natuur en de architectuur de oneindigheid van het heelal in? Het schilderij laat meerdere interpretaties toe.

Dit was niet de enige keer dat Anneke Wilbrink zich voor inspiratie tot de kunstgeschiedenis wendde. Al vanaf het begin van haar kunstenaarschap was zij onder de indruk van de mogelijkheden van de kunst om de wereld te tonen, maar vooral om ons te doen nadenken en te verwonderen over die wereld. Tijdens haar opleiding maakte zij grote tekeningen, waarin zij monumentale gebouwen uit de verre en nabije kunstgeschiedenis in een nieuwe ruimte bijeen bracht. In deze werken, die tegelijkertijd getuigen van een historisch besef, maar dat ook relativeren, kun je je dan ook zowel in Rome als in Parijs wanen, via het Colosseum naar een moderne flat doorwandelen en van daaruit weer naar de Arc de Triomphe lopen.4 De tekeningen maken indruk door hun grote formaat en door het centraalperspectivische overzicht, maar ze zijn bijna saai en met ballpoint getekend om het effect van het mooie handschrift uit te bannen. De kunstenaar associeerde dat effect toen met het vlotte en fraaie schilderen en wilde niet toegeven aan de verleidingen daarvan. Door het tekenen van de monumenten, letterlijk herinneringen aan vroeger, bouwde zij steen voor steen, muur voor muur een beeld op dat even stevig en monumentaal was als de kunstwerken uit voorbije tijden.5 Het duurde enkele jaren voordat zij het schilderen kon verbinden met wat haar inhoudelijk interesseerde. Ook toen bleef het tekenen echter aanwezig in de lineaire structuren die zij nog steeds gebruikt.

In 2002 ontstonden de eerste grote schilderijen die kosmische ruimten doen vermoeden. Anneke Wilbrink was in die tijd geïnteresseerd in science fiction, maar nog meer in de hoedanigheid van het universum en in onze mogelijkheden om die te kennen.6 Deze schilderijen tonen oneindige ruimten, doorsneden door verschillende lagen netachtige structuren. Tussen de ‘netten’, die aan wegen doen denken, zweven soms bollen of er worden details van moderne gebouwen zichtbaar. De bollen en de architectuur geven een plaats of standpunt aan in de oneindigheid van de ruimten. Een enkele keer is er een aanduiding van een horizon, maar meestal ziet de beschouwer een hem vreemde wereld, waarin hij zich slecht kan oriënteren.



Afb. 2

Deze schilderijen zijn wat voorstelling betreft al boeiend, maar er valt vooral veel te genieten van hun schilderkunstige kwaliteiten. De kunstenaar ontdekte toen immers de mogelijkheden van het schilderen, buitte de gelaagdheid van verf en het karakter van de penseelstreek uit en legde daar dan ook de meeste nadruk op. De ondergronden zijn hier rijk gestructureerd, de lijnen dan weer rafelig, dan weer scherp, waartussen zich soms doorschijnende witte, blauwe of egaal zwarte bollen aftekenen.

Het eens zo gevreesde handschrift wordt nu in een expressieve, hoewel beheerste vorm toegelaten en staat in dienst van de weergave van de tijd.7 De schilder- en tekengebaren laten het verloop van de bewegingen van de kunstenaar zien en tonen zo het ontstaan van het schilderij. Tegelijkertijd verbindt het weefsel van voor- en achtergronden de aardse met de kosmische tijd. Zo kan de beschouwer in deze kosmos-schilderijen de duur en het voorbijgaan van verschillende tijden meebeleven als in een film. Voor de kunstenaar functioneert het schilderij echter beter dan de film, omdat de verschillende tijden, die van het maken en die van de geschiedenis, in één bevroren ogenblik worden samengebald.



Afb. 3

Vanaf 2002 werkt Anneke Wilbrink in series schilderijen met verwante onderwerpen. Telkens wordt een serie door een werk met nieuwe of vernieuwde motieven onderbroken, waarbij sommige bestaande motieven aangepast worden. Zo’n ‘tussenschilderij’ vormt dan het begin van een nieuwe serie. Dit gebeurde ook in 2005. Terwijl in de voorgaande jaren de gebouwen een ondergeschikte rol speelden, treden ze in 2005 sterker op de voorgrond. Hierdoor worden de beelden meer herkenbaar. Een van deze schilderijen lijkt op het eerste gezicht het rustige, bekende beeld van een 19de eeuws landschap te tonen.8 Er is een vervallen, Drentse boerderij te zien, tegen een helder blauwe lucht. De horizon is lager dan op andere werken van Anneke Wilbrink en er is een hekje en een watertje om het bekende beeld te vervolmaken.9 Bij nauwkeuriger kijken zie je echter dat er iets niet klopt. Het hekje is opvallend wit om zijn geometrische vorm te benadrukken en vindt zijn echo in een moderne bouwstructuur aan de linker zijde van het schilderij. Dwars door het beeld heen doemen vierkante ramen op en het watertje weerspiegelt een flatgebouw. 



Afb. 4

Een ander schilderij uit 2005 toont een modern stationsgebouw of markthal met een doorschijnende overkapping, waarvoor klassieke zuilen staan. Het glazen gebouw bolt als het ware het schilderij uit, terwijl de zuilen er verloren voor staan en hun donkeren schaduwen op het plein werpen. In deze schilderijen ontmoeten weer verschillende tijden elkaar, maar nu veel letterlijker en soms ook ongemakkelijker dan in de kosmos-schilderijen.10 Net als in de tekeningen worden hier tijden uit de aardse geschiedenis met elkaar geconfronteerd. De schilder- en tekengebaren, waar in eerdere werken zo de nadruk op werd gelegd, zijn niet meer op zich van belang, maar staan geheel in dienst van de betekenissen.

Dit is ook goed te zien in de schilderijen uit 2006, waartoe ook het werk met het Hobbema-motief behoort dat aan het begin van dit artikel is genoemd. In een ander werk uit 2006 wordt eveneens een motief ontleend aan een 17de eeuwse schilder, en wel aan Salomon van Ruysdael.11 Het gaat hier om een zeegezicht met zeilboten en een blauwe lucht, waardoor het werk zich als een hommage aan de 17de eeuwse schilderkunst voordoet. Toch is dit een typische ‘Wilbrink’ geworden. Net als bij de kosmos-schilderijen is de ondergrond veelkleurig en gestructureerd. Daaroverheen is met veel blauw een zeegezicht geschilderd, terwijl er tegelijkertijd nog een laag van vegen en lijnen in zwart, wit en rood is aangebracht. De grote lijnen en de vegen volgen gedeeltelijk de richtingen van zeilen en boten, maar suggereren ook beweging en atmosfeer. Hierdoor ontstaan verschillende mogelijkheden tot interpretatie.12 Je zou zowel de indruk kunnen krijgen dat het zeer hard waait in het schilderij als dat je je op een boot bevindt en door de tuigage heen naar de zee kijkt. Zo wordt het bekende landschappelijke beeld geciteerd, maar ook gemodificeerd door de specifieke blik van de kunstenaar.



Afb. 5

Door dergelijke ontleningen laat Anneke Wilbrink zien dat zij zich verwant voelt met de schilders uit het verleden. Voor haar zijn hun werken dan ook monumenten, net als de architectuur die zij in haar werk gebruikt. Bovendien beleeft zij de continuïteit van de tijd tussen vroeger en nu als een troostrijke gedachte: we ervaren nog steeds dezelfde ruimtelijke structuren en kijken naar dezelfde blauwe luchten als de mensen in bijvoorbeeld de Romeinse tijd of in de 17de eeuw. Weliswaar bedreigt ons tegenwoordige economisch gedrag deze werkelijkheid, maar het toont wel onze aarde, de plaats waar we echt thuishoren.13








Afb. 6

De fascinatie met de menselijke wereld neemt in 2007 nog meer toe. Anneke Wilbrink keert zich nu van de science fiction af, waar zij zich eerder toe aangetrokken voelde. Dit genre geeft voor haar al te duidelijke antwoorden op onze vragen naar de kosmos en neemt zo de verbazing weg van hoe groot en hoe mooi die wereld eigenlijk wel is. Verwondering is voor haar bij uitstek de houding die we tegenover alles in zouden moeten nemen, een houding die kinderen nog als vanzelfsprekend bezitten. In een schilderij met berkenbomen uit 2007 neemt zij dan ook de positie van een kind in dat op haar rug liggend in verbazing naar de kronen van de bomen opkijkt. Rondom haar rijzen lichte berkenstammen op tegen een blauwe achtergrond en boven in het schilderij verstrengelen de pas uitgelopen takken zich tot een nest in de hemel. De richting van de blik is nog steeds naar boven gericht, nu niet meer naar kosmische verten, maar naar de atmosfeer van de aarde tijdens het nieuwe begin van de lente. Dit positieve beeld laat zien dat Anneke Wilbrink haar werk ook een morele rol toekent. Zij is niet tegen de kritische functie van kunst, maar haar werk dient eerder ter bevestiging en viering van de menselijke mogelijkheden, dan om het bekritiseren daarvan.

   

Afb. 7

De iconografische motieven van de kunstenaar stabiliseren zich omstreeks deze tijd. Elementen van de kosmos en de aarde verbinden zich stevig met de vormen van de gebouwde wereld, waardoor het al eerder gebruikte collageprincipe in de werken nog duidelijker wordt.14 Haar ‘schilderkunstige taal’ is nu duidelijk en haar thema is bekend, maar zij waakt ervoor dat dit geen maniërisme wordt.15 In een schilderij uit 2007 komen de meeste van de eerder beschreven iconografische motieven bijeen. Van de kosmos-achtergrond is in de rechter benedenhoek nog een stukje sterrenhemel te zien en in het midden van het schilderij verschijnen er bomen die zowel aan de berkenbomen als aan ‘Het laantje van Hobbema’ doen denken. Links en rechts van dit motief zijn moderne gebouwen in centraalperspectief weergegeven, terwijl de naar het verdwijnpunt lopende lijnen boven in het schilderij een doorzichtig plafond of koepel doen vermoeden. Hoewel de bomen stevig in het middelpunt staan, lijkt het alsof zij zich hebben laten insluiten door de oprukkende architectuur. 


Naast de troostrijke gedachte dat door de verbinding van tijden onze wereld continuïteit bezit en dat haar werk zo een greep op de werkelijkheid toont, sluipt hier een donkere vraag in naar een onzekere toekomst. En ook dit past bij de algemene geesteshouding van Anneke Wilbrink. Daarin is namelijk niets zeker, niets vanzelfsprekend; alles dient vanuit mogelijkheden te worden benaderd. Zo ‘collageert’ zij beelden van verleden en heden, van kosmos en aarde aan elkaar en bouwt zij al schilderend haar eigen blijvende monumenten, opdat ook wij ons over die werkelijkheden en hun mogelijkheden kunnen verwonderen.

KATALIN HERZOG

NOTEN

1. Immanuel Kant, Kritiek van de praktische rede, (vertaling: J. Veenbaas en W. Visser, Amsterdam 2006), p. 213.

2. Het gaat hier om het schilderij van Meindert Hobbema: Het laantje van Middelharnis uit 1689, 104 x 141 cm.
Het werk dat Anneke Wilbrink naar aanleiding hiervan maakte, werd in 2006 geselecteerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst.

3. In een gesprek op 2. 5. 2008, waaruit veel van de hier weergegeven informatie stamt, vertelde de kunstenaar mij dat de ondergrond van dit schilderij gevormd wordt door de geometrische plattegrond van New York.

4. De maten van deze tekeningen zijn ± 4 x 7 m. Ze laten zien dat de kunstenaar zich altijd bewust is van het verleden, dat zij in haar werk citeert, maar ook relativeert door het met het tegenwoordige te versmelten.

5. Tijdens haar opleiding verzette Anneke Wilbrink zich tegen de verleiding van effecten en het gemak van het natekenen. Door bij het tekenen het grote, lege vel helemaal vol te ‘bouwen’, kon zij een eigen werkmethode en een voorlopig thema ontwikkelen.

6. Gedurende haar opleiding aan het Frank Mohr Instituut in Groningen zorgden onder andere sience fiction films voor inspiratie en boden verwante manieren van denken.

7. Het handschrift is vanaf 2002 weer aanwezig in het werk. Hoe expressief dit handschrift ook is, het toont ook beheersing, doordat de toetsen en lijnen duidelijke richtingen en karakters hebben en meestal betekenisvol zijn. De horizontale richting overheerst, maar wordt altijd door verticalen en diagonalen gecompleteerd.

8. De kunstenaar was hier geïnspireerd door schilderijen van de Haagse School.

9. In de werken van Anneke Wilbrink is de horizon, indien aanwezig, meestal zeer hoog om de ruimtelijkheid en het overzicht te versterken.

10. Terwijl in de kosmos-schilderijen de verschillende tijden gemakkelijk in elkaar overgaan, omdat deze werken bijna abstract zijn, valt in de schilderijen uit 2005 het verschil in tijden meer op, doordat de motieven historisch te duiden zijn.

11. Het gaat hier om het schilderij van Salomon van Ruysdael: Boten op de Waal met rechts de stad Gorichem, 1650, 42 x 37,3 cm.

12. De lijnen in de schilderijen kunnen op verschillende manieren ‘gelezen’ worden. Soms geven ze structuur en complexiteit weer, soms benadrukken ze een vorm, dan weer geven ze atmosfeer, emotie aan of ze benadrukken betekenissen. In alle gevallen helpen zij bij de vele mogelijkheden tot interpretatie.

13. Het historische besef dat al in de tekeningen bleek, is hier gemodificeerd tot een bewustzijn van de gebondenheid aan onze geschiedenis en de aarde. Dit roept bij de kunstenaar niet het gevoel van beperking op, maar wordt juist als geruststelling en als troost ervaren.

14. Gedurende haar opleiding gebruikte Anneke Wilbrink de collagetechniek om op een snelle manier beelden uit verschillende contexten bij elkaar te brengen. Hoewel zij deze techniek niet meer toepast, is het principe van de collage nog steeds in haar werk aanwezig.

15. De kunstenaar is zich bewust van de snelle vorming van gewoonten en van hun gemak, maar ook de vervlakking die ze bieden. Daarom wil zij gevonden oplossingen niet tot kant en klare recepten laten verworden en vernieuwt zij haar werk steeds om alert te blijven.

AFBEELDINGEN

Afb. 1, 2006, 1,70 x 2,00 m.
Afb. 2, 2002, 2,00 x 2,50 m.
Afb. 3, 2005, 1,00 x 1,20 m.
Afb. 4, 2005, 1,00 x 1,20 m.
Afb. 5, 2006, 1,70 x 2,00 m.
Afb. 6, 2006, 1,70 x 2,00 m.
Afb. 7, 2007, 1,70 x 2,00 m.

Dit artikel werd gepubliceerd in: Anneke Wilbrink schilderijen, Zwolle 2010, pp. 59-71.