zondag 4 juli 2010

DE 'NIEUWE DINGEN' VAN JOHAN RUMPT



Een groepje Bonobo’s zit onder een boom noten te kraken. Ze gebruiken hiervoor platte stenen, waarop ze de noten kapotslaan met kleinere, handzame keien. De oudere apen doen het werk en eten ook de meeste noten, terwijl de jongere toekijken en de brokstukjes oprapen. Zij moeten nog jarenlang de kunst afkijken, voordat ze hamer en aambeeld kunnen gebruiken.

Zo zullen ook prehistorische mensen wel omgegaan zijn met gereedschap. Net als apen vonden zij stenen, stokken en botten die met enige aanpassing gebruikt konden worden voor het verkrijgen van voedsel. Het verschil is dat apen die dingen laten liggen als ze er klaar mee zijn en bij elke taak meestal nieuw gereedschap maken, terwijl mensen de dingen voor een volgend gebruik bewaren.

Hoewel vroeger het maken en gebruiken van gereedschap als iets typisch menselijk werd gezien, weten we nu dat ook andere dieren dit doen. De ontwikkeling van de dingen heeft in de menselijke geschiedenis echter wel een veel grotere vlucht genomen dan bij andere dieren. De eerste dingen die mensen maakten waren gebruiksvoorwerpen, maar al gauw werden ze versierd, waardoor ze een symbolische betekenis verkregen. Hierna ontstonden ook dingen die alleen symbolisch waren en geen gebruiksfunctie meer kenden. De bekende Venus van Willendorf ( ± 22000 jaar v. Chr. ) is een dergelijk voorwerp: een vruchtbaarheidssymbool in de vorm van een prachtig, dik vrouwtje.


Afb. 1
Sindsdien hebben mensen ontelbaar vele dingen gemaakt om de wereld te bewerken en betekenis te geven, van gereedschappen en machines tot beelden van geestelijke wezens en kunstvoorwerpen. Het aantal dingen nam vooral toe toen ze in de 19de eeuw industrieel en massaal geproduceerd werden. Tegenwoordig worden ook de meeste symbolische voorwerpen industrieel vervaardigd, maar de relatief geringe aantal kunstvoorwerpen worden nog overwegend met de hand gemaakt.

Johan Rumpt die ‘kunstdingen’ maakt, is schatplichtig aan de bovengeschetste geschiedenis van de dingen. Net als de vroege mensen vindt hij zijn materiaal; de in onze tijd zo ruim voorradige industriële gebruiksvoorwerpen, die het afval van onze achteloze verbruik vormen. In dat materiaal ziet hij echter niet de gebruiksfuncties, maar de potenties om ze via zijn ideeën tot eigen beelden te vermaken. Zijn de beelden eenmaal voltooid, dan bevinden zij
zich altijd tussen het gemaakte en het gegroeide en tussen het voorgevormde en het ontstane in.


Afb. 2


In zijn recent werk tracht de kunstenaar het menselijk lichaam en de voorwerpen dichter bij elkaar te brengen door het lichaam meer ding en de dingen meer lichamelijk te maken. De vier beelden die alle Inverted Selections (2005) genoemd worden, zijn gemaakt van brandstoftanks van auto’s. Deze hebben al van zichzelf een organische vorm, doordat ze in een auto de ruimte innemen die overblijft als alle constructieve onderdelen gemonteerd zijn. De kunstenaar behandelt deze vloeiende vormen van kunststof met een laagje epoxy, dicht de leidingen af en schuurt de tanks net zolang totdat ze een huid verkrijgen. Door hun gladde, beige huid en hun organische vormen doen deze beelden sterk denken aan protheses, half lichaamsdelen, half instrumenten die functies van het lichaam kunnen overnemen. Dit wordt nog versterkt door de zichtbaarheid van gietnaden en de afgedichte littekens van de plaatsen waar de leidingen zich hebben bevonden.


Afb. 3


Een variatie op de hiervoor beschreven beelden zijn de drie Inner Parts (2005), gemaakt van kleinere tanks die in een auto bijvoorbeeld koel-vloeistof bevatten. Ook deze tanks hebben de vloeiende vorm van amoebe’s en zijn met kunstofprimers behandeld om ze meer lichamelijk te maken. Doordat ze in vitrines zijn geplaatst en zo van de omgeving zijn geïsoleerd, hebben ze veel weg van specimina in een natuurhistorisch museum die ter bestudering worden tentoongesteld. Op deze wijze wordt hun vorm weer verdingelijkt. Misschien hebben ze ooit ergens voor gediend, nu echter kunnen ze geen enkele functie meer vervullen.


Afb. 4


Johan Rumpt maakt niet alleen gebruik van de ingewanden van auto’s. Voor de twee gekleurde Outer Parts (2005), sneed hij stukken uit de carrosserie van een auto en bewerkte deze delen met gekleurde epoxy, totdat ze bijna onherkenbaar werden. Hoewel bij nauwkeurig kijken soms de plaats van een achterlicht of de ophanging van een as nog te zien zijn, zijn de beelden ver van hun oorsprong verwijderd. Eerder lijken ze op stukken vlees bij de slager, want net als bij karkassen hebben ze de bestorven rode en blauwgroene kleuren van geslachte dieren.

Dierlijke elementen komen niet voor het eerst voor in het werk van de kunstenaar. In Speeltuig van God (1997) heeft hij letterlijk runderbotten gebruikt om ze tot een ivoren ‘schaakspel’ om te vormen. Hij speelde toen met de gedachte dat elk gewerveld dier een hard skelet bevat, eigenlijk een ding in zijn vlees, waar God tijdens de schepping het zachte lichaam om gevormd heeft.

Ook tegenwoordig keren botachtige elementen nog terug in het werk van Johan Rumpt. Zo lijkt Cranium (2006) nog het meest op een schedel, hoewel het gevormd is uit een deel van een stofzuiger, die met tape werd omwikkeld en van een huid werd voorzien. En ook de Limbs (2006), gemaakt van aan elkaar versmolten ventilatiebuizen van een auto, doen sterk aan delen van een skelet denken. Deze kleinere voorwerpen voegen nog een betekenis toe aan het werk van de kunstenaar. Ze zijn makkelijker te hanteren dan de grote beelden en lijken op de geheimzinnige voorwerpen die een feticheur in Afrika gebruikt om de krachten op te roepen die hem helpen om de werkelijkheid naar zijn hand te zetten.

Tot nu toe werd vooral benadrukt dat ook Johan Rumpt de (industriële) werkelijkheid naar zijn hand zet door van onze afval nieuwe voorwerpen te maken. Maar om dat te kunnen doen, moet hij deze dingen eerst zowel figuurlijk als letterlijk kapot maken. De eerste destructie speelt zich af in het hoofd van de kunstenaar. Bij het zien van de gebruiksdingen moet hij de praktische functie eerst kapot-denken om er nieuwe potenties in te kunnen ontwaren. Daarna moet hij letterlijk de zaag in de reeds bestaande dingen zetten om verder te kunnen werken.


Afb. 5

Destructie en/of de mogelijkheden daartoe hebben dan ook een grote rol in denken en werk van de kunstenaar. Zo heeft hij in 2002 de Sunstar, een lanceerinrichting, gemaakt die in staat is om dingen echt kapot te maken. De Sunstar is een stalen machine die met behulp van twee hydraulische cilinders en een veer in staat is om overbodig huisraad de ruimte in te schieten. Hoewel het apparaat gemaakt is om ons van afval te bevrijden en ook van een afstand bediend kan worden, is het een zeer gevaarlijke machine. Het zou iemand best eens op het idee kunnen brengen om, in plaats van stoelen en tafels, zichzelf te gaan fragmenteren.

Op dit idee doorgaand, maakte Johan Rumpt ook in 2002 Eenvoudigopuwbestaandeaardgasleidingaantesluitenbom in twee versies. Model 1 is samengesteld uit de gastank van een auto, waaraan een luchtpomp, een gasslang en verschillende, kleine instrumenten bevestigd zijn. Het geheel is in een egale grijze kleur gespoten. Model 2 is soortgelijk opgebouwd en is eveneens grijs, maar bevat meer instrumenten en is uitgerust met een controlepaneel bovenop de tank. Hoewel beide bommen er als zakelijke dingen uitzien, hebben ze ook een gladde, bijna aaibare huid en lijken ze op huisdieren die om ons heen zouden kunnen scharrelen. Dit komt door het dikke lichaam van de tank, de gasslang die op een staart lijkt en de instrumenten die als zintuigen overkomen. Wat echter de connotaties met dieren ook voor gezelligs en levendigs aanduiden, dit zijn echte zelfmoordmachines.


Afb. 6

Degene die de erbij geleverde gebruiksaanwijzing goed opvolgt, de gasleiding in zijn woning aan de bom koppelt en vervolgens van het ontstekingsmechanisme gebruik maakt, kan dat niet navertellen. De zelfmoordmachine doet zijn werk en stuurt met een geweldige klap alles de lucht in. Wat dan overblijft zijn vele kleine partikels, waarin lichaam en omgeving met elkaar vermengd zijn geraakt.

Om het ergste te voorkomen, heeft de kunstenaar de bommen (tijdelijk) onklaar gemaakt. Maar hij wilde niet alleen het publiek beveiligen of de levensmoeden onder ons geen kans geven. Hij benadrukt hiermee dat het hem vooral om de mogelijkheid van destructie in het algemeen en zelfdestructie in het bijzonder gaat. De machines zijn mechanische uitingen van de mogelijkheid van destructie en deconstructie, opdat er ruimte komt voor nieuwe visies, functies en betekenissen in de ‘kunstdingen’ van Johan Rumpt. Dat zijn ‘nieuwe dingen’, zoals ook in de natuur telkens weer nieuwe wezens tot stand komen.

Een kunstenaar kan echter geen gebruik maken van de scheppingskracht van God of van de evolutie. Hij moet zwaar handwerk verrichten om zijn nieuwe soorten het daglicht te doen zien. Hoewel de sporen van die arbeid nog in zijn beelden te zien zijn, is dat niet wat Johan Rumpt ons wil tonen. Hij gunt ons vooral een kijkje in zijn geestelijk laboratorium, waar de gebruiksdingen als het ware in vitro tot nieuwe soorten worden omgevormd. En hij wil dat we over deze transformaties nadenken. Daarom toont hij sommige van die ‘nieuwe dingen’ letterlijk in vitro, dus in een vitrine. Zo worden ze ter contemplatie aangeboden en gaan ze nog meer lijken op afwijkende anatomieën of nieuwe wezens in een natuurhistorisch museum.

AFBEELDINGEN:

Afb. 1, Venus van Willensdorf, ± 22000 voor Chr., 11,1 cm.
Afb. 2, Inverted Selection, nr. 2, 2005, polyetheen, 100 x 64 x 61 cm.
Afb. 3, Inner Part, nr. 3, 2005, polyetheen, hout, glas, messing, 28 x 26 x 32,5 cm.
Afb. 4, Outer Part, nr. 1, 2005, epoxy, metaal, 42 x 34 x 42 cm.
Afb. 5, Sunstar, 2002.
Afb. 6, Bom, Model 1, 2002.

KATALIN HERZOG

Dit artikel werd in 2006 geschreven voor de website van Johan Rumpt: www.johanrumpt.nl



.