dinsdag 11 juli 2023

WEG MET DE ‘WHITE BALLS’











*

Nieuwsgierig geworden naar de documentaire ‘White Balls on Walls’ van Sara Vos, bekeek ik de film (2019-2022) en bleef verward achter. Wat waren Rein Wolfs en zijn staf aan het doen met het Stedelijk Museum in Amsterdam?1)

De gemeente Amsterdam vindt dat het museum van diversiteit en inclusie uit moet gaan en als dit niet in voldoende mate gebeurt, dreigen er financiële consequenties volgens Touria Meliani, wethouder kunst en cultuur in Amsterdam. Het museum heeft dan ook quota vastgesteld voor de aankoop: ‘50 % kunst van vrouwen en 50 % kunst van makers met een niet westerse migratieachtergrond’. Dit moet voor de diversiteit en inclusie te zorgen in de overwegend ‘witte collectie’ van het museum en deze waarden gelden eveneens voor het tentoonstellingsbeleid en de staf.


De staf was al grotendeels vrouwelijk  hoewel wit  net als de mannelijke conservatoren en de directeur. Witter dan Rein Wolfs bestaat bijna niet, maar hij gebruikt ‘witheid’ zelf ook als een negatieve kwalificatie. Om recht te doen aan de strevingen van het museum zijn Charl Landvreugd en Vincent van Velsen, beiden ‘van kleur’, aan de staf toegevoegd.2)  


Huidskleur is in het museum zeer belangrijk bij de beoordeling van ‘makers’ en hun producten.3) Beide worden op een vanzelfsprekende manier al gauw te wit bevonden. Landvreugd, hoofd Onderzoek & Curatorial Practice, is de enige die zich expliciet uitspreekt. Hij wil de ‘ruimte herverdelen’ die eerder door ‘witte, middelbare mannen’ werd ingenomen. Het ‘speelveld moet geëgaliseerd worden’. Voor hem ligt het zwaartepunt van het beleid dus bij zwarte kunstenaars. Landvreugd beweert dat iedereen in het museum de geschiedenis van de moderne kunst door en door kent, maar dit betekent geen waardering. Eerder is de kunstgeschiedenis een steen des aanstoots geworden.4)


Veel conservatoren zijn nog kunsthistorici, maar Vincent van Velsen, de nieuwe conservator Fotografie, is een kunstcriticus en Emma Harjadi Herman, hoofd Educatie & Inclusie, is een politicoloog. Binnen het Stedelijk moet men op zijn tellen passen om kunde niet te veel te etaleren en discussies over de kwaliteit van kunst worden vermeden. Wolfs zegt wel naar kwaliteit te streven, hoewel hij niet uitlegt welke criteria daarbij horen. Kleur en gender blijken de belangrijkste criteria te zijn om kunstenaars en hun werk te waarderen. Interne kritiek hierop lijkt afwezig en externe kritiek zal wel van ouderwetse of te rechtse critici komen.5) Voor de staf bewijst ophef dat het museum de juiste koers vaart.


De film van Vos functioneert als een vergrootglas. Het toont duidelijk dat het belangrijkste museum voor moderne en hedendaagse kunst in Nederland naar diversiteit en inclusie streeft, terwijl het sommige ‘soorten’ mensen toch uitsluit.6) De verhouding tot de kunstgeschiedenis blijkt er problematisch. Het gaat om de juiste huidskleur en gender van kunstenaars en niet om de kwaliteit van hun werk. Eigenlijk wordt hier niet de kunst, maar de kunstenaar aangekocht en tentoongesteld.7)


Een dergelijke kritiek treft niet alleen dit museum. Musea volgen de ontwikkelingen binnen de westerse cultuur. Vanwege de wedloop naar vernieuwing in de moderne kunst is bijna alles kunst geworden, zodat de criteria voor kwaliteit afbrokkelden.8) In de postmoderne filosofie kwam er kritiek op de suprematie van het westen die met grove onderdrukking en uitbuiting gepaard ging, zodat waarden als diversiteit en inclusie terecht belangrijk werden voor de rechtvaardige behandeling van allen.9) Wel hebben de gepopulariseerde waarden van de ‘sociale rechtvaardigheid’ een ideologie met polariserende kampen voortgebracht.10)


Eén van de gevolgen is dat in sommige musea, zoals het Stedelijk, sociale en politieke waarden de plaats innamen van artistieke en esthetische waarden.11) Omdat dit desastreuze gevolgen kan hebben voor de kunst is het noodzakelijk om haar weer centraal te stellen. Het zwart-wit denken moet beëindigd worden en kunstenaars van alle kleuren en genders, die uitstekend werk maken, dienen het museum te worden binnengehaald. En om het ‘uitstekende’ van het ‘gewone’ te kunnen onderscheiden, moeten er nieuwe criteria voor de kwaliteit van kunst worden opgesteld. Het Stedelijk is hiertoe in zijn eentje niet in staat, maar samen met partners en deskundigen zou het wel een voortrekkersrol kunnen vervullen bij de ontwikkeling van kwalitatieve criteria die op een eerlijke manier toegepast worden.12) Gebeurt dit niet, dan zakt dit museum (en soortgelijke instellingen voor hedendaagse kunst) af naar een bedenkelijk niveau, met grote artistieke schade tot gevolg. 

 

KATALIN HERZOG

 

Deze column werd gepubliceerd door de KunstKrant, 27ste Jg. nr. 4, juli/augustus 2013.


* Afbeelding gemaakt door Benjah-bmm27.


-------------------------------------------


NOTEN (na publicate toegevoegd)

 

1.  Behalve de film heb ik voor deze column ook het interview van Lucette ter Borg gebruikt met Rein Wolfs, Charl Landvreugd en Emma Harjadi Herman (NRC 28, 5, 2023). 


2. 

a. Landvreugd is kunstenaar, tentoonstellingsmaker en onderzoeker. Hij is gepromoveerd aan de Royal Academy of Arts in Londen. Volgens het hiervoor genoemde interview was zijn onderzoeksvraag: 'Hoe mogelijk/onmogelijk het is om kunstenaars met een migratieachtergrond als 'cultuureigen' aan het Nederlandse kunstlandschap te beschouwen.' Wat hier bedoeld wordt, is niet al te duidelijk. Op de site van BAK (Utrecht) wordt het onderzoek van Landvreugd iets uitvoeriger en duidelijker beschreven.  https://www.bakonline.org/person/charl-landvreugd-2/ 


b. Vincent van Velsen is kunstcriticus en tentoonstellingsmaker. In 2020 schreef hij een open brief, gericht aan Touria Meliani, waarin hij de aangekondigde 'strijd tegen het racisme' van het Stedelijk bekritiseerde. Om de extra gelden van de gemeente Amsterdam te verkrijgen, die het museum voor deze 'strijd' aanvroeg, zouden volgens Van Velsen zittende conservatoren, die mede 'schuldig' zijn aan eerdere uitsluiting van 'kunstenaars van kleur',  moeten worden ontslagen en nieuwe conservatoren moeten worden aangesteld. Het beleid van het museum zou erop gericht moeten zijn om bovengenoemde kunstenaars als het ware te compenseren voor de jarenlange uitsluiting die hen te beurt was gevallen. Betreffende de nieuwe conservatoren werd Van Velsen op zijn wenken bediend; in 2021 werd hij als conservator Fotografie in het Stedelijk aangesteld. 


3.  De nadruk op huidskleur is in het Stedelijk onderdeel van een soort 'positieve discriminatie' die als het gewenste evenwicht tussen witte en zwarte kunstenaars/kunstwerken bereikt wordt, zou moeten verdwijnen. Toch blijft het veelvuldig noemen van huidskleur problematisch, omdat hiermee het onderscheid tussen mensen, alleen op grond van hun uiterlijk, een koloniale 'zonde' is die steeds woordelijk herhaald wordt, terwijl het juist opgeheven moet worden.  

 

4.  De kunstgeschiedenis wordt binnen het Stedelijk en in sommige andere Europese musea, als een 'eurocentrische culturele constructie' beschouwd die niet alleen aangevuld moet worden met aandacht voor werk van vrouwen en kunstenaars met een niet westerse migratieachtergrond, maar ook volgens de huidige morele standaarden herschreven moet worden. Dit bleek bijvoorbeeld in de tentoonstelling Kirchner en Nolde: Expressionisme en kolonialisme in 2021, een samenwerking tussen Nederlandse, Deense en Duitse musea. Voor mijn kritiek op deze tentoonstelling zie: https://kunstzaken.blogspot.com/2021/12/expressionisme-als-kolonialisme.html


5.  Dat er binnen het Stedelijk tegenstand wordt verwacht van critici die als ouderwets of te rechts worden betiteld, is niet verwonderlijk, aangezien zij zich in de media geroerd hebben. Veel van hun bezwaren tegen het beleid van het Stedelijk klinken als terecht, totdat men beseft dat hiermee vaak persoonlijke of politiek gekleurde belangen gediend worden, zoals de voortzetting van de status quo in de kunstwereld en het daarbij behorende behoud van persoonlijke status en macht. In deze en andere columns uit ik soortgelijke kritiek, maar ik heb daar geen persoonlijke of politieke belangen bij. Mijn kritiek komt voort uit twee bronnen: 


-a. opgegroeid binnen een communistisch regime heb ik ervaren hoe mensen een heersende ideologie (opgedrongen of zelf aangenomen) zozeer kunnen internaliseren dat ze er niet meer over reflecteren. En als ze dat wel doen, durven ze hun afwijkende visie door politieke en sociale druk niet te uiten. 

-b. als een filosofisch geïnteresseerde kunsthistoricus ben ik gewend om historische fouten en slordige manieren van redeneren op te sporen en te bekritiseren. Inspiratie hiervoor dient meestal filosofische of kritische literatuur, zoals bijvoorbeeld Susan Neiman, Verzet en rede, Lemniscaat, Utrecht 2017, en Helen Pluckrose and James Lindsay, Cynical Theories, Pitchstone Publishing, Durham 2020.


6.  De quota voor de aankoop van 50 % kunst van vrouwen en 50 % kunst van makers met een niet westerse migratieachtergrond zorgen ervoor dat werken van kunstenaars die niet tot deze categorieën behoren door het Stedelijk niet kunnen worden aangekocht. Hierdoor zal er, tijdens het voortduren van het huidige beleid een collectie ontstaan, waarin kunst van de eerste decennia van de 21ste eeuw niet goed vertegenwoordigd is.


7. Een voorbeeld van het 'tentoonstellen van kunstenaars' wordt geïllustreerd door een opmerking van Landvreugd in het NRC-interview. Als Lucette ter Borg het werk van Felix de Rooy in de tentoonstelling Apocalyps 'niet altijd van even hoge kwaliteit' acht, zegt Landvreugd: 'Je moet deze tentoonstelling zien als een tocht door de belevingswereld van Felix de Rooy. Het is een totaalinstallatie.' Deze opmerking verbergt de redenen waarom De Rooy een tentoonstelling in het Stedelijk kreeg. Waarschijnlijk zijn er veel hedendaagse kunstenaars van allerlei kleuren met een soortgelijke eclectische oeuvre als dat van De Rooy. Landvreugd maakt niet duidelijk waarom zijn belevingswereld interessanter is dan die van andere kunstenaars.

    

8. Het idee dat alles kunst kan zijn indien het als kunst gepresenteerd wordt, brengt men meestal met Marcel Duchamp in verband. Zijn readymades, in de eerste twee decennia van de 20ste eeuw, maken dit duidelijk. Readymades zijn industrieel geproduceerde voorwerpen, voorzien van titels en signaturen die in musea als kunst worden tentoongesteld en daardoor de vraag oproepen: zou dit ook kunst kunnen zijn? De voorlopers van de readymades zijn de kubistische collages, waarin bestaande materialen en voorwerpen aan schilderijen werden toegevoegd. Zie hiervoor: https://kunstzaken.blogspot.com/search?q=collage+een+zegevierend+proced%C3%A9


9. Hier gaat het vooral om de Franse, postmoderne filosofie met Michel Foucault als de meest invloedrijke denker. Zie hiervoor 'Foucault and Postmodernism' in de Encyclopedia Britannica, https://www.britannica.com/topic/political-philosophy/Foucault-and-postmodernism


10. Het huidige denken over diversiteit en inclusie is geïnspireerd door de postmoderne filosofie, maar de verbreiding van dit denken begon pas met de opkomst van 'Cultural Studies' aan het einde van de 20ste eeuw. Dit zijn een aantal verwante studierichtingen aan universiteiten, waarbinnen vooral machtsstructuren worden onderzocht met het oog op de waarden van 'social justice'. Het moet voor allen mogelijk zijn om aan de cultuur deel te nemen en om toegang te hebben tot alle culturele bronnen en diensten die gelijkelijk onder allen verdeeld worden. Dergelijke ideeën werden gepopulariseerd door de Woke-beweging. Deze uit de VS afkomstige beweging ging door op de bestrijding van discriminatie en uitsluiting (van vooral Afro-Amerikanen), maar is tegenwoordig tot een ideologie met polariserende kampen verworden die de aanvankelijk nagestreefde, positieve waarden dreigt te corrumperen.


11. In zijn artikel, 'Vernieuwing van musea is gebaat bij ruimte, niet bij regels' (NRC, 24/25, 6, 2023), beschrijft Wim Pijbes onder andere hoe de nieuwe vaste opstelling van de Tate-musea in Londen in de internationale pers werd ontvangen. De Financial Times meende dat: 'Tate rehang puts politics before art' en de Guardian kopte: 'This is now the museum where art goes to sleep'. Maar volgens Pijbes is in sommige musea, zoals het MoMa en culturele instellingen, zoals het Powerhouse in New York, alles gerealiseerd, waarover in Nederland nog eindeloos gediscussieerd wordt. Dit betreft een 'inclusieve werkomgeving, respect, toegankelijkheid en cultureel ondernemerschap' (bij Powerhouse). Pijbes vindt dat men niet in ideologische discussies moet belanden, geen regels (en quota) moet opleggen, maar de waarden moet effectueren door ernaar te handelen. Op deze wijze kunnen musea zich 'heruitvinden' en zal het weer om hun kerntaak gaan: 'goede kunst tonen voor mensen van nu'. Of dit zo makkelijk is als Pijbes zich voorstelt, valt te bezien, omdat hij de criteria voor goede kunst niet definieert en ook niet laat zien hoe dat 'heruitvinden' in zijn werk gaat. Hij toont wel de algemene wens om de kunst weer centraal te stellen.


12. Ik besef dat het niet makkelijk is om nieuwe kwaliteitscriteria voor kunst te formuleren en dat dit voorlopig ook onmogelijk lijkt. Maar dat het echt nodig is en dat individuen en instellingen in de kunstwereld er zo snel mogelijk mee moeten beginnen, staat voor mij als een paal boven water.

 

Geen opmerkingen: