vrijdag 27 oktober 2023

IMMERSIEVE KUNST








 























*


Mensen die nooit naar musea gaan en kunst maar saai vinden, betalen hoge entreeprijzen voor een nieuwe kunstervaring. Begeleid door luide muziek ondergaan ze in enorme hallen wisselende videoprojecties die langs wanden en vloeren gutsen. In deze stortvloed doemen delen van schilderijen op van kunstenaars, zoals Vincent van Gogh, Gustav Klimt of Marc Chagall. Zo dompelt men zich onder in een Art & Music Immersive Eperience, die zo’n 45 minuten duurt, maar in een loop is gemonteerd.1)

 

Culturespaces, beheerders van monumenten en musea, hebben dit in gang gezet.2) De stormachtige ontwikkeling van digitale technologieën in de 21ste eeuw maakten het voor hen mogelijk om digitale kunstcentra op te richten. Zij realiseerden in 2018 Atelier des Lumières in Parijs waarna er kunstcentra met een vast recept over de wereld werden uitgerold. Op ongewone locaties worden digitale shows gehouden met werken van bekende kunstenaars, vergezeld door willekeurige muziek. De shows moeten indrukwekkend, maar laagdrempelig zijn; kennis van kunst is niet nodig. Culturespaces wil cultuur aan vermaak koppelen, maar er is eveneens het educatieve doel om over de wereld verstrooide kunstwerken digitaal bijeen te brengen, opdat verschillende generaties kunst op één plek kunnen ontdekken.

 

Dat Van Goghs zonnebloemen tot bomen uitgroeien en zijn sterrenhemel over de vloer zwiert, lijkt het publiek niet te deren.3) Gewend aan film- en televisiebeelden voelt zo’n show vertrouwd en, vanwege het extra spektakel, ook bijzonder aan. Kunstcritici moeten hier niets van hebben. Zij vergelijken de shows met themaparken en komen zo nauwelijks toe aan kritiek op het gebruik van bestaande kunstwerken.

 

Kunstwerken worden hier niet echt vernietigd, toch zijn de shows iconoclastisch. Schilderijen verliezen hun kaders, hun voorstellingen worden verknipt en vrij knullig geanimeerd. Delen worden dramatisch uitvergroot, in beweging gezet en doorzichtig, waarbij verfkleuren in lichtkleuren veranderen. Wat er overblijft is een kolkende soep van beelden. 

 

Het educatieve streven van Culturespaces blijkt slechts reclame te zijn, want bezoekers ontdekken hier geen kunst. De kunstwerken zelf verdwijnen in een ‘totaaltheater’ waarin de samenhang van hun vormen en betekenissen teloorgaat. De shows zijn ook geen gesamtkunstwerken, zoals Richard Wagner die voorstond; in zijn opera’s leidden   verschillende kunstvormen tot versterking van de inhoudelijke samenhang.4) De digitale shows zijn meer verwant met panorama’s en diorama’s uit de 19de eeuw die kunstgrepen toepasten om bijzondere ervaringen op te roepen.5)

 

Er is meer mis met deze shows, zoals blijkt door karakterisering van de digitale producties van teamLab. Dit is een internationaal collectief (2001) van kunstenaars, programmeurs, animators en architecten uit Tokio. Ze richten over de hele wereld digitale kunstcentra op en hebben musea met permanente tentoonstellingen. teamLab wil met behulp van digitale technologie ‘de verbanden tussen kunst, de wereld en nieuwe manieren van waarnemen onderzoeken’. Anders dan bij statische kunst is digitale kunst bewegend en steeds veranderend. Digitale technieken zijn immaterieel en de werken zijn interactief. Traditionele grenzen tussen de wereld van het kunstwerk en de wereld van het publiek verdwijnen. Bezoekers hebben geen vast standpunt: ze bewegen vrij in de gedeelde ruimte en kunnen door hun acties het werk meebepalen.6)

 

Als digitale technologie wordt toegepast op schilderkunst, zoals in de shows, is de virtuele dood van kunstwerken gegarandeerd. Wel kan de technologie ertoe bijdragen dat naast de bestaande kunstvormen een nieuwe kunstvorm ontstaat en teamLab doet een stap in deze richting. Het collectief heeft echter ook andere doelen. Taal en logica brengen, volgens hen, grenzen aan in de complexe, vervloeiende werkelijkheid en zijn daarom verdacht. Digitale kunst toont daarentegen continuïteiten. Zij kan een digitale natuur scheppen die de echte niet aantast, maar meewerkt aan de eenwording van mens en wereld. Dit klinkt als een mengsel van anti-intellectualisme en salon-Boeddhisme met een snufje klimaatbewustzijn dat de effecten van digitale kunst overschat en de rol van het intellect bij het omgaan met de werkelijkheid onderschat. En hiervan getuigen de werken van teamLab die op het ervaren van zoetige schoonheid en op overweldigende zintuigelijke indrukken gericht zijn; even leeg als de digitale kunstshows.

 

De kunsthows gebruiken zowel bestaande kunstwerken als digitale technologie op oneigenlijke manieren en kunnen geen nieuwe kunstvorm opleveren. Maar de huidige pogingen van teamLab, en andere kunstcollectieven, kunnen daar wel toe leiden. Dan moet de zweverigheid verdwijnen, zodat kunstenaars individueel of collectief de technologie kunnen verbinden met thema’s die hen werkelijk aangaan, opdat er kunst wordt gemaakt die al onze vermogens uitdaagt.7)


KATALIN HERZOG

 

 * Vincent van Gogh, Landschap in Saint-Remy, 1889. (Voor zover bekend is dit schilderij nog niet gebruikt voor een immersive show. Het laat zien dat ook statische kunstwerken, zoals schilderijen, immersief kunnen werken.)


Deze column is gepubliceerd in de KunstKrant, 27ste Jg. nr. 6, November/December 2023, p. 9.


---------------------------------------------------------


NOTEN (na publicatie toegevoegd):


1. Bezoekers mogen in de shows blijven, zolang ze willen. Als ze in de loop terechtkomen, kan zo'n ervaring een bijna psychedelische werking verkrijgen.  


2. Culturespaces is een private en commerciële onderneming, in 1990 opgericht door Bruno Monnier in Frankrijk. https://culturespaces.com/en


3.  Het werk van Vincent van Gogh wordt het vaakst gebruikt voor immersieve shows, mede omdat Van Gogh tegenwoordig als de meest 'auratische' kunstenaar geldt. Het begrip aura werd in de jaren dertig door Walter Benjamin geformuleerd voor kunst die oorspronkelijk een cultische/religieuze functie had. In de renaissance is de aura overgegaan van de religieuze naar de profane kunst, waarbij de 'cultuswaarde' van kunstwerken plaats maakte voor de 'tentoonstellingswaarde'. De fotografische reproductie zorgde ervoor dat kunst democratisch werd en dit betekende voor Benjamin het einde van de auratische kunst. Wel ging volgens hem in de film de aura van het kunstwerk over op de geconstrueerde aura, de sterstatus, van de acteur.


In het geval van Van Gogh (en ook andere beroemde kunstenaars) is iets soortgelijks gebeurd, maar dan ingewikkelder. De aura van kunst met een tentoonstellingswaarde werd overgenomen door de geconstrueerde aura van kunstenaars (de 'ster') en via hen naar de reproducties van hun werk. Hiervan profiteren de immersieve shows die zowel de sterstatus van   kunstenaars als de digitaal bewerkte reproducties van hun werk gebruiken om een nieuwe soort auratische kunst te maken. Zie de tekst: 'Wel of geen aura?' op deze blog: https://kunstzaken.blogspot.com/2017/10/strijden-met-de-aura.html

 

Niet alleen commerciële ondernemingen, maar ook musea maken producties, verwant aan de immersieve shows. Zo heeft het Van Gogh Museum in Amsterdam een digitale Meet Vincent van Gogh Experience geproduceerd, waarin de sterstatus van de kunstenaar wordt benadrukt. Zijn werk wordt door de digitale verwerking niet verknipt, wel enorm vergroot, soms (onnodig) geanimeerd en voorzien van auditieve toevoegingen. Zo'n 'digitale tentoonstelling' is minder commercieel en meer educatief dan de immersieve kunstshows, maar wordt wel als een 'totaalervaring' geafficheerd.

https://www.vangoghmuseum.nl/nl/over/samenwerken/meet-vincent-van-gogh-experience


Toch is het museum niet vies van samenwerkingen met commerciële partijen. Ter gelegenheid van het 50 jarige jubileum in 2023 ging het museum een samenwerking aan met de Japanse 'mediafranchise' Pokemon, opgericht door Satoshi Tajiri in 1995. Een deel hiervan bestond uit het tonen van 'Pokemon-schilderijen' naar aanleiding van werken van Van Gogh. Hoewel de tentoonstelling vooral op kinderen was gericht, veroorzaakte het museum een rel met de uitgave van een Pokemon-kaart die als bijzonder verzamelobject voor grof geld werd verhandeld.

https://www.vangoghmuseum.nl/nl/van-gogh-museum-x-pokemon


4. In een Gesamtkunstwerk worden verschillende kunstvormen met elkaar verbonden. De term komt van Richard Wagner (1813-1883), een Duitse componist die in zijn opera's het verhaal (de libretto), de muziek, de kostuums, het decor en de belichting samenbracht om de inhoud van zijn werk te versterken.


5. Voor meer informatie over panorama's en diorama's, zie de tekst: 'The Importance of Wandering' op deze blog. https://kunstzaken.blogspot.com/2020/01/the-importance-of-wandering-een-nieuw.html


6. De grootste verdienste van teamLab is dat het collectief in zijn doelen het karakter van de nieuwe digitale kunstvorm heeft gedefinieerd. https://www.teamlab.art/


7. Voor mij houdt kunst meer in dan een show: een opvoering om mensen te vermaken of om indruk op hen te maken. Om dit te verduidelijken maak ik gebruik van de volgende uitgangspunten:

-Kunst is niet alleen een culturele, maar ook een intellectuele praktijk,

-Kunst hoeft niet nuttig te zijn voor andere doeleinden,  

-Kunst hoeft niet te beantwoorden aan heersende normen en waarden.  


Deze ideeën zijn afkomstig uit de kunstfilosofie en zijn verwant aan, maar komen niet helemaal overeen met de autonomie van de kunst. Ze laten vooral mogelijkheden van de kunst zien die in bepaalde perioden (zoals nu in de 21ste eeuw) dreigen onmogelijkheden te worden.


Zie ook mijn kritiek op een radicale opvatting van de autonomie van kunst in de tekst 'Dromen van autonomie' op deze blog: https://kunstzaken.blogspot.com/2009/06/dromen-van-autonomie.html 



vrijdag 22 september 2023

OVERZICHT van het beeldende werk en artistiek systeem van Ton Mars



































I.

Ton Mars (Dalfsen, 3.3.1950) is een Nederlandse beeldend kunstenaar die abstracte schilderijen, tekeningen en installaties maakt en poëtische teksten schrijft. Hij werkt en woont in Groningen, studeerde beeldende kunst aan de ‘Academie voor Beeldende Kunsten Minerva’ te Groningen en filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen te Groningen en de Radboud Universiteit te Nijmegen. 

INLEIDING

De kunstenaarscarrière van Ton Mars begon met uitvoerige experimenten waarin hij zeer verschillende media en technieken uitprobeerde, alvorens zich op de abstracte schilderkunst te richten. Vooral bij Piet Mondriaan en Barnett Newman zag hij de formele helderheid, gecombineerd met inhoudelijke reflectie waar ook hij naar streefde. Daarom besloot hij in de jaren tachtig verder te gaan met zijn werk, vanaf het punt waar Mondriaan en Newman waren opgehouden. Hij behield de abstractie en vulde die aan met analogieën tussen beeld en taal. Daarnaast verbond hij de tweedimensionaliteit van de schilderkunst met de derde dimensie van de beeldhouwkunst en de architectuur.

In het begin van de jaren tachtig begon hij een ‘tekentaal’ te ontwikkelen uit vormen die afgeleid waren van meubels en architecturale decoraties. De beeldend/talige potentie van deze vormen werden de kunstenaar duidelijk, toen hij in de geabstraheerde vormen van een stoel zijn initialen TM ‘herkende’. Deze voorlopers van de huidige tekens, kregen een plaats in monochrome werken waar zij zich tegen secundair en tertiair gekleurde vlakken aftekenden. De werken waren overwegend vierkant, soms ook veelhoekig en hadden een zinnelijke textuur, aangezien de verf zorgvuldig in meerdere lagen was opgebracht. Ook al leken ze het meest op schilderijen, ze verhielden zich tot de beeldhouwkunst door een dikte van enkele centimeters. Tegen het einde van de jaren tachtig werden de geabstraheerde vormen strakker, de schilderijen groter en hun textuur werd vlakker. Ook de vormen veranderden en wel in lineaire tekens die zich aan de matte achtergronden verankerden.

II.

Alle tekens die bij deze tekentaal behoren, zijn opgebouwd uit horizontale, verticale, diagonale lijnen en cirkelsegmenten, onderdelen van de basale geometrische vormen en van letters in het Romeinse alfabet. Deze onderdelen zijn eenvoudig, maar ze kunnen eindeloos gevarieerd en gecombineerd worden in tekens die aan letters, cijfers en alledaagse dingen doen denken. Hierdoor zetten ze beschouwers tot lezen en interpreteren aan, maar blijven onleesbaar en beelden ook niets af uit de waarneembare werkelijkheid. Bijeengebracht in verschillende ritmische composities hebben ze wel betekenismogelijkheden die pas in combinatie met de andere kenmerken van het werk van Ton Mars geactualiseerd kunnen worden.

Vanaf de jaren negentig begon de kunstenaar meerdelige werken te maken die titels droegen. Tussen de delen, die horizontaal gerangschikt zijn, bevinden zich ‘spaties’, zoals tussen de woorden in een zin. Eerst lijken de delen op tweedimensionale schilderijen die voor de wand zweven en daarop schaduwen werpen, wat doet vermoeden dat hier meer aan de hand is. En dit wordt bewaarheid als beschouwers langs een werk lopen en de delen hun driedimensionale, taps toelopende ‘lichamen’ prijsgeven. Deze meerdelige werken zijn monochroom in zwart, wit en in primaire kleuren waarbij de contrasterende tekens in de matte oppervlakken lijken te zijn ingekerfd.

De hiervoor beschreven ontwikkeling heeft gedurende de twee laatste decennia van de 20ste eeuw geresulteerd in het karakteristieke uiterlijk van het werk en in het artistiek systeem van Ton Mars. Met behulp van dit systeem, dat als basis voor zijn hele oeuvre dient, kan de kunstenaar de formele en conceptuele aspecten van zijn werk op verschillende manieren met elkaar verweven. Het systeem waarborgt zowel constanten als nieuwe combinatiemogelijkheden en is ook soepel genoeg om ambiguïteiten toe te laten door het toepassen van analogieën en metaforen.

Door gebruik te maken van analogieën en metaforen is Ton Mars in staat om in zijn werk persoonlijke ideeën, ervaringen en voorkeuren met culturele velden te combineren, zoals de mythologie, de kunsten, de literatuur en de poëzie, verschillende wetenschappen en de filosofie. Analogieën functioneren in dit oeuvre voornamelijk tussen beeld en taal. Ze leveren de tekens op, verbinden de formele elementen van de werken met de titels en zorgen er ook voor dat de beeldende activiteiten van de kunstenaar met schrijven gecombineerd kunnen worden. Metaforen past de Ton Mars toe om de ruimtelijke organisatie van de aarde in continenten, oceanen, locaties en windstreken te koppelen aan de gebieden, eigenschappen, functies en houdingen van de menselijke geest. In sommige werken wordt de ruimtelijkheid gedomineerd door de sociale of geestelijke wereld, maar ook dan blijft de aardse ruimtelijkheid impliciet aanwezig.

Binnen het oeuvre van Ton Mars speelt ruimte een belangrijke rol waarbij reële ruimtes, zoals de twee- en driedimensionaliteit van beeldende kunst en de uitgebreidheid van de aardeverbonden worden met de abstracte ruimtes van geestelijke werelden. Windstreken, gebieden, locaties, wegen en het reizen zijn dan ook begrippen die in de ruimtelijke metaforen van Ton Mars vaak voorkomen. Dergelijke metaforen tonen vooral de kaders van de menselijke existentie. Ze bieden ook houvast in de werkelijkheid, kennen locaties toe aan onze geestelijke mogelijkheden en zijn vertrekpunten voor onze verlangens naar andere werelden. Maar ruimtelijkheid zorgt hier niet voor zekerheden; er is altijd plaats voor twijfel en voor het besef van ontoegankelijkheid van ruimtes en gebieden. Daarom benoemen de titels soms een vast centrum dat zowel topografisch als geestelijk begrepen kan worden, maar dat in de werken zichtbaar verschuift of zelfs helemaal afwezig is. Zulke discrepanties komen in dit oeuvre vaak voor en hebben te maken met de wereldbeschouwing van de kunstenaar die hij eerst intuïtief en daarna gesterkt door de filosofie ontwikkelde. Hierin is het verlangen naar een transcendente wereld aanwezig, maar is het besef van de onbereikbaarheid daarvan nooit ver weg.

Hoewel het werk van Ton Mars een onverwisselbaar, eigen karakter heeft, vinden er in zijn oeuvre zowel formeel als inhoudelijk veel veranderingen plaats. Expliciete beslissingen, spontane ingevingen of inspiratie van buitenaf leiden tot nieuwe series, projecten en vervolgwerken die meestal parallel lopen aan wat nog niet helemaal voltooid is. Sommige hiervan vloeien als vanzelfsprekend uit eerder werk voort, andere laten meer of minder ingrijpende veranderingen zien. Toch zijn er constanten waarvan het artistiek systeem getuigt. Dit is de basis dat het oeuvre zowel formeel als inhoudelijk aanstuurt en wel uitbreidingen toelaat, maar niet radicaal verandert. En er zijn ook enkele formele aspecten van dit systeem, zoals de tekentaal en de monochrome kleurvelden die, hoewel ze gevarieerd en gecombineerd kunnen worden in alle werken voorkomen. Ze vormen de elementen die het abstracte karakter van alle bestaande en nog komende werken garanderen.

In het voorgaande werden de door de kunstenaar gebruikte procedés voorgesteld en ook zijn oeuvre en zijn wereldbeschouwing werden gekarakteriseerd. Hoe deze procedés en geestelijke houdingen in de werken zelf worden toegepast, zal hierna blijken door de bespreking van enkele series en projecten. Series omvatten met elkaar verwante schilderijen, terwijl projecten met schilderijen kunnen beginnen, daarna uitgebreid worden naar boeken en installaties om weer in series schilderijen of in losstaande werken hun vervolg te vinden.

SERIES SCHILDERIJEN (een keuze)

* De eerste serie meerdelige schilderijen waarin aardse en geestelijke gebieden met elkaar verbonden worden, is Synonymous Works for Continents of the Mind (1991-1996) waarbij de titel uitnodigt om de werken als ‘continenten’ van de menselijke geest te zien. De serie bestaat uit vijf monochrome werken in zwart (38 x 319 x 10 cm.), rood (39,5 x 330 x 10 cm.), wit 38,5 x 319 x 10 cm.), geel (38,5 x 324,5 x 10 cm.) en blauw (39,5 x 330 x 10 cm.) bevat. Ze kunnen als ‘synoniemen’ worden gezien, omdat ze op elkaar lijken, maar wat details betreft van elkaar verschillen. Alle werken hebben dezelfde maten en een horizontale ordening van de delen, maar ze vertonen elk een eigen karakter door hun verschillende kleuren en composities van tekens. Welke kleuren en composities bij welke geestelijke continenten horen, blijft echter in het ongewisse.































III.

* De serie Direction for the Center (1993-1994), omvat vijf tweeluiken (81 x 123 x 10.5 cm. per werk) in zwart, blauw, geel, rood en wit. Ze werden voorbereid door zwart-witte en wit-zwarte, kleine tweeluiken die onderdeel zijn van het Ab Uno / Ad Unum project en alvast de composities van tekens van de grote werken tonen. De verzameltitel benoemt een centrum en de tekens suggereren een richting ernaartoe, mede doordat een schuine, stijgende lijn per paneel – bij samenvoeging van de panelen – aan een weg doet denken. Maar de richting van de weg is niet eenduidig, zoals blijkt uit de diverse kleuren van de werken en de ondertitels die verschillende aanwijzingen geven voor het bereiken van het centrum. Faith & Perseverance, Knowledge & Purification, Inspiration & Sacrifice, Desire & Devotion en Intuition & Experience zijn profaan en religieus getinte houdingen die nodig zijn voor het aankomen bij de gewenste bestemming. Er zijn dus meerdere soorten wegen en geesteshoudingen om het centrum te bereiken, toch wijzen sommige formele eigenschappen van de tweeluiken op problemen. De tekens die de ‘weg’ vormen, lijken in de ruimte buiten de tweeluiken door te gaan en het mathematische centrum van elk werk bevindt zich in de leegte tussen de delen. Hierdoor wordt de plaats en de aard van de bestemming onduidelijk en lijkt het centrum onbereikbaar te zijn. Vervolgens kan de vraag opdoemen of zo’n geestelijk centrum überhaupt wel bestaat. 

































IV.

* Voor de serie Arrivals and Departures (1997-1998) plande de kunstenaar vijf vierluiken (120 x 460 x 10 cm. per werk) waarvan er drie zijn uitgevoerd in geel, rood en zwart. De verzameltitel wijst op reizen, gestructureerd door de ‘stations’ van aankomst en vertrek. Elk werk is een reis met een eigen kleur en composities van tekens. Het gele vierluik heeft als ondertitel: Exchange of the East for Memory & Structure, de ondertitel van het rode vierluik luidt: Exchange of the South for Passion & Color en het zwarte vierluik draagt de ondertitel: Exchange of the Center for Psyche & Space. Hier vinden omwisselingen plaats van de bestemmingen, namelijk de windrichtingen en het centrum van de windroos, met eigenschappen en functies van de menselijke geest en enkele formele kenmerken van beelden. Anders dan bij Synonymous Works for Continents of the Mind zijn in deze serie de aardse en geestelijke gebieden benoemd en hun verbanden worden met behulp van de omwisselingen versterkt. De ruimtemetafoor die de kunstenaar vaak gebruikt, krijgt hier meer richting door het noemen van kenmerken van beelden, zoals structuur, kleur en ruimte. En hierdoor komt ook de reiziger in beeld – de kunstenaar zelf – die verschillende richtingen/wegen inslaat en verschillende geesteshoudingen beproeft om betekenisvolle werken te kunnen maken. 

































V.

* Aan de serie Disclosures II (1994-1995) die uit vier witte tweeluiken bestaat (115 x 176 x 11 cm. per werk), gaat ook een reeks Enen van het Ab Uno/Ad Unum project vooraf. Zowel de voorbereidende Enen als de werken van deze serie hebben tekens die samen als horizontaal geplaatste en tegen elkaar gerichte V-vormen verschijnen. Op elk linker paneel is eveneens een schuine, stijgende lijn te zien die het 'scharnierpunt' van de V-vormen buiten het mathematisch centrum van de panelen brengt. Zo ontstaat een suggestie van bewegingen die als het ronddraaien van wieken gezien kan worden. De doorgaande en soms belemmerde, draaiende bewegingen vinden hun complement in de deeltitels van de serie. Ze geven sociaal en religieus getinte rollen weer, zoals Guide & Seducer, Leader & Despiser, Teacher & Intruderen Prophet & Impostor die bij de verzameltitel Disclosures II aansluiten. De vier werken onthullen het dubbele gezicht van dergelijke rollen. In de maatschappij worden ze meestal positief gewaardeerd, maar ze hebben ook verborgen, negatieve kanten die onder bepaalde omstandigheden de rollen in hun tegendeel doen omslaan. De geesteshoudingen die bij de rollen horen, zijn voor Ton Mars extra interessant, omdat ze met het kunstenaarschap kunnen worden geassocieerd. Ze komen in zijn teksten voor en problematiseren zijn eigen rollen als kunstenaar en leraar. De aardse ruimtelijkheid wordt hier niet benadrukt, maar is impliciet aanwezig, door de driedimensionaliteit van de werken en het sociale karakter van de rollen.

VI.

















DE PROJECTEN (een keuze)

Het Ab Uno /Ad Unum project (1993-2015)
Dit project is voortgekomen uit voorstudies voor grotere schilderijen. De eerste vijf voorstudies van Directions for the Center droegen als titel het telwoord één in verschillende Europese talen en openden zo de mogelijkheid om ‘alle talen van de wereld’ bij het oeuvre te betrekken. Het project dat gerealiseerd is, omvat drie series van kleine, driedimensionale tweeluiken, ‘beschreven’ met tekens. Als titel hebben ze alle het telwoord één in de talen van de continenten Eurazië, Afrika en de beide Amerika’s. Hoewel de kunstenaar een hang naar volledigheid heeft, was het niet zijn bedoeling om op deze wijze een ‘wereldkaart’ te tekenen. Eerder ging het hem om het voeren van dialogen tussen verschillende talen/culturen en de karakteristieken van zijn eigen werk. Voor het verzamelen van de telwoorden ging hij een samenwerking aan met de kunsthistoricus Katalin Herzog. Dit resulteerde in intensieve dialogen, gedurende een denkbeeldige reis over de aarde, die hun neerslag vonden in de Ab Uno schilderijen en de drie daarmee verbonden kunstenaarsboeken.

De overkoepelende titel heeft te maken met het verzamelen van de telwoorden één in vele talen, maar verwijst ook naar scheppingsverhalen waarin de titel ‘het ene’ of ‘de eerste’ aan de Schepper is voorbehouden. Bij Plotinos, een neoplatoonse filosoof uit de 2de eeuw, wordt de Schepper geassocieerd met het ‘Ene’ dat zonder aan substantie in te boeten eindeloos overstroomt en daarmee de kosmos en diens rangorde laat ontstaan. Het vele dat uit de Schepper stroomt, blijft naar zijn oorsprong verlangen en wil ernaar terugkeren, zoals omschreven in de Latijnse gezegde: ‘Omnia Ab Uno, Omnia Ad Unum’, alles komt voort uit het Ene en alles keert ernaar terug. De titel Ab Uno / Ad Unum verwijst echter ook naar het functioneren van de kleine tweeluiken binnen het oeuvre. Ze komen uit het oeuvre voort en waaieren uit naar een breed project. Op hun beurt genereren ze verschillende ‘vervolgwerken’, zoals bijvoorbeeld Directions fort he Center en Disclosures II die hiervoor besproken werden. Uiteindelijk gaan de ‘Enen’ en alles wat uit hen is voortgevloeid echter weer deel uitmaken van het oeuvre.

* De eerste serie Enen (1993-1998) staat voor het Euraziatische continent. Deze bevat zwart-witte en wit-zwarte, verticale tweeluiken (32 x 48,5 x 10 cm. per werk) die zich als met tekens beschreven bladzijden van boeken lijken te openen. De combinatie van zwart en wit roept verwante archaïsche ordeningen op, zoals dag en nacht, materie en geest en leven en dood die voor alles kunnen staan wat geografisch, psychologisch en artistiek gedeeld, maar ook met elkaar verbonden kan worden. In de titels is aan de Euraziatische telwoorden telkens ‘Voorwoord’ in de betreffende taal toegevoegd, omdat de Enen grotere werken voorbereiden en deze telwoorden aan geschreven talen ontleend zijn.

* De tweede, polychrome serie Enen (1999-2000) vertegenwoordigt het Afrikaanse continent. Deze serie omvat horizontale tweeluiken (48,5 x 32 x 10 cm. per werk) die per deel verschillend gekleurd zijn. Hiermee doorbreekt Ton Mars het primaire kleurgebruik van zijn werken vanaf de jaren negentig en past, zoals eerder, secundaire en tertiaire kleuren toe. De tweeluiken zijn beschreven met tekens die enigszins op de ogen van Afrikaanse maskers lijken en dragen titels met de telwoorden één in vele Afrikaanse talen. Vanwege de oorspronkelijk orale culturen van dit continent is de toevoeging ‘Voorwoord’ hier weggebleven, net als in de volgende serie.

* De derde, monochrome serie Enen (2002-2015) staat voor het Amerikaanse continent. Deze serie heeft vierkante tweeluiken (28 x 56 x 10 cm. per werk) waarvan beide delen dezelfde primaire, secundaire of tertiaire kleuren dragen. Hun titels zijn ontleend aan de telwoorden één in talen van de Native Americans, terwijl hun kleuren en tekens aan de landschappen van de beide Amerika’s en de artefacten van de originele bevolking herinneren.




























VII.

De Ab Uno/ Ad  Unum boeken (1998-2018)
-Van 1998 t/m 2018 kwamen naar aanleiding van het Ab Uno/Ad Unum project drie kunstenaarsboeken tot stand binnen de samenwerking van Ton Mars en Katalin Herzog.

* Ab Uno / Ad Unum, (1998) met zwarte kaft.
* Ab Uno / Ad Unum (Africa) (2001) met rood-oranje kaft.
* Ab Uno /Ad  Unum (America) (2018) met turquoise kaft. 

De boeken tonen reproducties van de tweeluiken, bevatten teksten van Ton Mars en Katalin Herzog en samples van de culturele sferen van de continenten.




















VIII.

De Stazione installaties (2007-2010)
In deze periode maakte Ton Mars vier installaties waarmee hij zijn schilderkunstige, sculpturale en architectonische interesses met elkaar verbond. Hierbij traden belangrijke veranderingen in het oeuvre op. In tegenstelling tot de schilderijen zijn de installaties plaatsgebonden en begaanbaar. Ze zijn uit plexiglazen panelen opgebouwd en met behulp van een roller in hoogglanslak beschilderd, zodat geringe sporen van het schilderproces zichtbaar blijven. De achterkanten zijn wit, terwijl de voorkanten van een kleur voorzien zijn waarin de tekens zijn uitgespaard. In tegenstelling tot de eerdere driedimensionale, matte olieverfschilderijen, zijn deze panelen vlak en glanzend waardoor ze alles in hun omgeving, ook de bezoekers, weerspiegelen. In eerder werk meed de kunstenaar dergelijke illusionistische werkingen, maar hier bleken ze een vanzelfsprekende uitbreiding van het ruimtelijke karakter van zijn werken.

Alle vier installaties dragen de titel Stazione die op station, halteplaats of plaats voor aankomst en vertrek kan duiden. De Staziones thematiseren een overdrachtelijke manier van reizen om de aardse en geestelijke ruimtes in verbondenheid met elkaar te kunnen verkennen.

* Stazione (2007) werd gerealiseerd in Galerie Cora Hölzl te Düsseldorf. Deze installatie had een lengte van 15 m. en liep als een zwarte lambrisering van 1,40 m. hoog langs drie wanden van de galerie. De tweedimensionale panelen waren met spiegelende huishoudlak beschilderd. Tegenover een van de wanden hing hoog aan de muur een zwarte kubus van 50 x 50 cm., getiteld Baldachin, wijzend op de vroeger gebruikelijke overkappingen boven bijzondere personen of voorwerpen. Bezoekers konden hieronder plaats nemen om de spiegelende ‘lambrisering met de ritmische, witte tekens te overzien. Zo werd de galerie een ‘halteplaats’ waar men een poos verbleef om naar kunst te kijken en dan geïnspireerd zijn weg kon vervolgen.





























IX.

Stazione II (2008) kwam tot stand bij Stiftung Insel Hombroich te Neuss. Op het gebied Raketenstation, een onderdeel van Museum Hombroich, staat het paviljoen Field Institute, een 50 m. lange ruimte dat geschikt was voor de installatie Stazione II. De lange, smalle ruimte deed Ton Mars aan een perron denken, zodat hij extra nadruk op het reizen kon leggen. Op beide wanden bracht hij plexiglazen panelen aan die per wand een lengte van 10,70 m. en een hoogte van 1,80 m. hadden. Mede door hun witte tekens wekten de blauwe en rode panelen de indruk van aan elkaar voorbijschietende treinen op weg naar hun bestemming, respectievelijk een blauwe en een rode tondo, elk met een doorsnede van 90 cm. Doordat het paviljoen slechts een ingang had, moesten bezoekers heen en weer lopen om de installatie te verlaten (een lengte van 21,40 m.) waarmee ze de bewegingen uitvoerden die de kunstenaar in dit werk suggereerde.

 * Stazione III (2009) vond plaats in het Oude Groninger Museum te Groningen. Deze installatie, met een lengte van 23,70 m en een hoogte van 2 m., paste precies in de bestaande zaal, maar de U-vorm ervan, opgebouwd uit hemelsblauwe panelen met witte tekens, had ook eigen kenmerken. Beschouwers werden door twee kleine, driedimensionale werken in een ‘perfecte’ ruimte binnengeleid waarvan het onduidelijk was of hier een soort hemelse dan wel een aardse bedoeld werd. Deze ambivalentie kwam tot stand, doordat de kunstenaar het idee van de ‘hemelse’ kleur met de banale plexiglazen panelen en het spiegelende huishoudlak contrasteerde en in de composities van de tekens onregelmatigheden had aangebracht. Zo onderdrukte hij de neiging van beschouwers tot contemplatie en spoorde hij ze aan tot het actief beleven van deze heterogene ruimte. 


























X.

* Stazione IV, Ort der Schrift (2010) werd gerealiseerd bij Galerie Cora Hölzl te Düsseldorf. Deze installatie bestond uit een 12 m. lang, 2 m. hoog en 2 m. breed, roodbruin blok midden in de galerie. Aan de muren hingen vijf lichtblauwe tondi met een diameter van 1 m. Het blok, opgebouwd uit spiegelende, roodbruin gelakte panelen met witte tekens, vormde een gesloten massa waar beschouwers omheen moesten lopen om de tegenstelling tussen de aardse zwaarte van het blok en de hemelse luchtigheid van de tondi te ervaren. Stazione IV is tot nu toe het meest sculpturaal/architectonische werk van Ton Mars. De schilderkunst was in deze installatie dienstbaar aan de totale indruk, maar het essentiële ‘schrift’ van de tekens bleef zijn prominente plaats behouden.

De tondi (2008-2015)
Vanaf 2008 maakte Ton Mars tondi die in zijn installaties verschillende functies vervulden. Tijdens zijn residentie op Insel Hombroich (2018) begon hij echter kleine, ronde werken met acrylverf te maken die het project Radical Expansions zouden opleveren dat op zijn beurt weer voor andere vervolgwerken zorgde. Tondi, die vooral in de renaissance veel werden gebruikt in de beeldhouwkunst en de schilderkunst, leveren bij voorstellende beelden compositieproblemen op waarvoor schilders in de renaissance verschillende oplossingen vonden. Voor zover bekend, zijn de tondi van Ton Mars echter de eerste werken waar voor abstracte composities in een ronde vorm zulke uitgebreide en systematische oplossingen zijn gezocht. In het kader van het oeuvre van de kunstenaar laten de tondi de mogelijkheden van zijn tekentaal zien waarbij de tekens aan uitgebreide variaties en mutaties worden onderworpen, zonder hun karakter te verliezen.

* Het project Radical Expansions (2008-2016) stelde de kunstenaar samen uit kleine tondi in acrylverf op papier. Ze hebben een diameter van 19 cm. en passen in lijsten van 31 x 31 cm. Uiteindelijk vormden de vele tondi grote velden die in tentoonstellingen hele muren kunnen beslaan. Met dit project verliet Ton Mars tijdelijk de geografische/geestelijke macroruimte voor de microruimte van de celbiologie. Levende cellen – die het DNA bevatten – associeerde hij met ‘tekencellen’ in de vorm van tondi. Uit eerder gebruikte tekens stelde hij naar analogie van stamcellen, ‘stamtekens’ samen die hij aan systematische mutaties onderwierp. Dit zorgde voor ‘stamgroepen’ met witte stamtekens in verlopende tertiaire kleuren die hun evolutionaire weg tonen.


























XI.

* De serie From Name to Name (2015) is een gemodificeerde uitbreiding van Radical Expansions. In voorbereidende schetsen combineerde Ton Mars in kleine tondi de stamtekens van de vorige serie met ‘bovenschriften’, geïnspireerd door het Arabisch schrift waar deze voor klinkers staan. De combinaties deden hem aan letters denken die in een rij een ‘naam’ zouden kunnen vormen. Toen de schetsen in acrylverf waren uitwerkt, werd hij nieuwsgiering naar varianten waarin zo’n naam misschien beter tot zijn recht zou kunnen komen. Daarom bracht hij ‘verbeterde’ tondi onder of boven de oorspronkelijke aan, zodat er meervoudige kruiscomposities ontstonden met subtitels als The Original Name (groen, 217 x 124 cm.), The Conditional Name (rood, 217 x 155 cm.) en The Creative Name (zwart, 155 x 155 cm.).Dergelijke variaties komen vaak in tekeningen voor, maar niet of zelden in voltooide kunstwerken. Geïnspireerd door de filosofie waarin verschillende benaderingen van een probleem tot meer inzicht leiden, kon Ton Mars hier een onverwachte vernieuwing in zijn werk toelaten.

* Het werk The Initials (2014) is een uitbreiding van Names en bevat zes tondi met elk een diameter van 95 cm. Ze zijn met hoogglanslak op plexiglas aangebracht in de kleuren groen, geel, rood, blauw, zwart en wit. De kunstenaar zag dat de begintekens van Names krachtig genoeg waren om zelfstandig te functioneren en verbond ze met de initialen van individuele personen, zoals die van hemzelf, die bij de ontwikkeling van zijn tekentaal zo’n grote rol speelden. Tegelijk associeerde hij de begintekens met de vergrote en versierde beginletters in Middeleeuwse boeken die de structuur van teksten aangaven. Beide analogieën komen in dit werk tot hun recht, omdat elke tondo als een uitgesproken persoonlijkheid overkomt.

* Gifts of the Boundless Heart (2020 -)

Dit project omvat de meest recente werken van Ton Mars die binnen een reeks van zestien schilderijen zullen gaan functioneren. In 2020 publiceerde hij in het cahier Voorjaar 2020 de plannen en een aantal ontwerpen hiervoor. Ondertussen zijn meerdere, kleine voorstudies en enkele grote schilderijen voltooid. De rest zal in de komende jaren volgen. De kunstenaar baseert de serie op de vier elementen aarde, water, lucht en vuur die de pre socratische filosoof Empedocles (ca. 490- 430 v. Chr.) als de bestanddelen van alle materie opvatte. Deze elementen zorgen voor de deeltitels: Winds of Birth & Death, Waves of Changes & Continuity, Flames of Origin & Destiny en Grounds of Emptiness & Lucidity. Hieronder geschaard, verkrijgen de winden, de oceanen, de vulkanen en de woestijnen hun ‘namen’ die dan met de formele elementen van de schilderijen in interactie zullen treden. Ton Mars ziet deze serie, zowel formeel als inhoudelijk in het verlengde van de hiervoor besproken schilderijen en projecten. Maar zoals de voltooide werken van deze serie al tonen, zullen er ook uitbreidingen en verdiepingen plaatsvinden die het gevolg zijn van de doorgaande ontwikkeling van de kunstenaar en zijn oeuvre.

DE TEKSTEN

Naast het maken van beeldend werk schrijft Ton Mars ook poëtische teksten die geen zelfstandige literaire werken zijn. Ze vergezellen het beeldende werk in catalogi en andere publicaties en laten aspecten van zijn denken en creatief proces zien. De teksten dragen de verzameltitel Hermetica en bevatten op verschillende locaties trialogen tussen drie personages wiens bespiegelingen over de wereld gekleurd worden door hun afkomst en temperament. Anthony (Mink) Swindon, die uit het westen komt, is een estheet, Rachman, die uit het oosten komt, heeft een filosofische aanleg en Giovanni, die uit het zuiden komt, spoort aan tot denken op een hoger niveau. Ze vertegenwoordigen drie geestelijke gebieden die voor de kunstenaar onmisbaar zijn. Kunst en literatuur horen bij Anthony (Mink) Swindon. Rachman staat voor het filosofische denken en Giovanni wijst de weg naar transcendentie. Voor Ton Mars vervullen deze personages belangrijke functies. Vanwege hun verschillen zijn ze in staat om tijdens het creatieve proces een ‘vloeiend ik’ te openen dat van standpunten kan wisselen en verschillende geestelijke houdingen kan beproeven. In hun gesprekken spelen ze met meerdere analogische en metaforische mogelijkheden waarmee ze alvast de ruimte voor nieuwe verbindingen verkennen die Ton Mars in zijn oeuvre kan uitwerken.


Teksten over ‘de schilder’:
Een keuze uit Hermetica (Derde locatie), Strategieën voor het hoofd, (Fragment) 1996.

Giovanni:

Zijn land bezit geen aarde en zijn akkers leveren geen oogst.
Zijn weiden voelen naar dauw noch naar droogte.
Zijn bossen bieden bescherming noch doortocht.
Zijn bergen verdragen geen beklimming,
zijn dalen verschaffen geen beschutting.

Zijn zeeën dragen geen water,
zijn rivieren stromen zonder bedding.
Zijn dorpen worden niet gesticht, zijn steden niet gebouwd.
Zijn bestaan kent geen grond.
Zijn geest huist in elk lichaam.

Rachman:

De schilder is een bedrieger, een speler van de indringendste soort.
Hij liegt en speelt om de werkelijkheid.
Heftig en opzienbarend, slim en naïef tegelijk.
Hij toont ons een schilderij en noemt het beeld.
Hij toont ons een beeld en noemt het werkelijkheid.
Hij danst met de waarheid, maar in zijn handen wordt ze schim.
Hij verkeert met zienswijzen, maar in zijn greep worden ze illusies.
Hij slaapt met ideologieën,
maar in zijn omhelzing worden ze dromen.
Bedrieger, speler en speculant!
Hij hijst zich op de sterkste schouders en kruipt in de luwte,
van de breedste ruggen.
Zet hem in de wind en we zullen zien wat hem wedervaart!

Anthony (Mink) Swindon:

Schijn, schilder, schijn!
In koninklijk geel, in duivels rood en maagdelijk blauw. 
Schijn, schilder, schijn!
In zuiverend wit en diepend zwart.
Schijn, schilder, schijn!
Voorbij rede en rijm.
Wend mijn hoofd, draai mijn geest. 
Lok mijn oog in orde en schoonheid,
verleid mijn blik, 
met chaos en avontuur.
Duizel mij met feit en fictie, hul mij in je utopie.
Wees de indringer, die ik tot mijn gast maak,
de verleider, die ik tot mijn gids benoem.
O charlatan, ik bekeer je tot profeet.
O boodschapper, ik gebruik je als dief.
Verdicht mijn leegte, verleng mijn tijd.
Ontvreemd mij aan deze barre werkelijkheid.
Koel mij met het ijs van je volharding,
verwarm mij met de gloed van je overtuiging.
Maak mij stil, maak mij vrij.
Schenk mij dromen voor een plek, verbeelding voor een huis.
Splijt mijn plafond en schud mijn vloer.
Open mijn venster en ontgrendel mijn deur.
Scharnier tussen alle mogelijkheden,
stuur mij in alle richtingen.

Bron: Reflecties op de Schilderkunst II, Academie Minerva Press, 1996, pp. 52-54


* Dit overzicht is een samenvatting van de artikelen die ik over het werk van Ton Mars geschreven heb en die op deze blog staan.

Lijst van illustraties:

I.  Disclosures III, Player & Pilgrim, tweeluik, per deel: 100 x 75 x 10 cm.,  totale maat: 100 x 151, 5 x 10 cm., olieverf op doek, hout, 1999. 

II.  Zonder titel, maten: 63,5 x 63,5 x 8 cm., olieverf op linnen en hout. 1988. 

III.  Synonymous Works for Continents of the Mind  nr. IV (One in Six in Yellow) zesluik, per deel: 38,5 x 29,5 x10 cm., totale maat: 38 x 324,5 x 10 cm., olieverf op doek, hout, 1993.
                                                                                                                                                                                            
IV.  Directions to the Center, No IV, (Desire and Devotion), tweeluik, per deel: 81 x 61 x 10, 5 cm., totale maat: 81 x 123 x 10,5 cm., olieverf op doek, hout, 1994.                                                              

V.  Arrivals and Departures, The Exchange of the Center for Psyche & Space, vierluik, per deel 135 x 100 x 14 cm., totale maat 100 x 406 x 14 cm., olieverf op doek, hout, 1998.   
  
VI.  Disclosures II, Guide and Seducer, tweeluik,  per deel: 115 x 85 x 11 cm., olieverf op doek, hout, totale maat: 115 x 172 x 11 cm., 1995.  
 
VII.  Zebi, (Huichol taal), tweeluik, per deel 28 x 28 x 10 cm., totale maat: 28 x 56,5 x 10 cm., olieverf op doek, hout, 2003.

VIII. Ab Uno /Ad Unum boeken.

IX. Stazione [I], installatie, lengte15 m., hoogte 1,40 m., in: Galerie Cora Hölz, Düsseldorf, lakverf op plexiglazen panelen, 2007.

X.  Stazione III, installatie, lengte: 23,70 m., hoogte: 2 m.,  in: Oude Groninger Museum te Groningen, lakverf op plexiglazen panelen, 2009.

XI. Radical Expansions, in atelier, samengesteld uit tondi met een diameter van 19 cm., in lijsten van 31 x 31 cm., acrylverf op papier, 2008-2016. 


KATALIN HERZOG, september 2022.  


maandag 4 september 2023

KUNSTMATIGHEID EN KUNST























*

Sinds de kranten vol staan met artikelen over kunstmatige intelligente (AI) denk ik vaak aan de eerste stoomtrein.1) In de 19de eeuw was men bang voor de grote snelheid van de trein; passagiers zouden geen adem meer kunnen halen en melk, per trein vervoerd, zou in karnemelk veranderen. De trein reed zo’n 40 km per uur, mensen en melk bleven dus ongedeerd, maar de angst zat er goed in.

Nieuwe uitvindingen roepen meestal angst op, hoewel we banger moeten zijn voor onszelf. Wij zijn het die steeds sneller en verder gaan om onze beperkingen op te heffen, opdat ons leven makkelijker, meer geriefelijk wordt. Naarmate de techniek onze vermogens overstijgt, vrezen wij dat de ‘machines’ de macht grijpen en ons zullen vernietigen.

Zo’n apocalyptische angst golft over de wereld sinds er vanaf 2023 software bestaat die teksten kan schrijven, beelden kan maken en muziek kan componeren die op menselijke producten lijken. Banen kunnen erdoor verloren gaan, criminelen kunnen ermee ons leven totaal ontregelen en als de programma’s helemaal zelfstandig worden, zal het bestaan van de mensheid gevaar lopen.

Nu is het al zeker dat programma’s als ChatGPT en DALL-E de ‘creatieve sector’ zullen veranderen door veel ‘handwerk’ over te nemen.2) Maar de banen van bijvoorbeeld reclamemakers en ontwerpers lopen geen gevaar. Zolang AI de data, waarmee het ‘getraind’ wordt, adequaat combineert, maar niets begrijpt en ook geen moreel besef heeft, blijven mensen nodig. En hoe staat het met degenen die kunst maken?

Alle leden van de 'creatieve sector' worden tegenwoordig aan elkaar gelijkgesteld. Toch hebben wij een geërfd idee van een artistieke hiërarchie, waarvan kunstenaars de top vormen. Is zo’n top nog nodig nu ‘kunstwerken’ bijna automatisch kunnen worden gegenereerd? Deze vraag beantwoorden is moeilijk, omdat we vanaf de 20ste eeuw geen definitie meer van kunst hebben en het onduidelijk is wat kunstenaars van andere 'creatievelingen' onderscheidt.

Nick Cave, musicus en schrijver, zei het volgende over een songtekst in zijn stijl, geschreven door AI: “Deze tekst is onzin en een groteske imitatie van wat het betekent om mens te zijn.’’ Volgens Cave komen teksten, zoals de zijne, voort uit menselijk lijden bij de creatie van kunst. Dat veronderstelt een innerlijk leven met individuele ervaringen/belevenissen en een verlangen de eigen grenzen te overschrijden, om transcendentale ervaringen op te doen. ChatGPT is hiertoe niet in staat; het is veroordeeld tot zinloze imitaties.3)

Gedreven door de angst voor machinale creativiteit grijpt Cave, en soms ook andere kunstenaars, terug op de romantische kunsttheorie, waarmee de 20ste-eeuwse kunst de strijd aanbond en die in de 21ste eeuw een taboe lijkt te worden. De nog sluimerende, oude ideeën worden dan als tegenbeelden gebruikt, ook al zijn ze te globaal en passen ze niet meer bij de technische situatie van de huidige kunstwereld.

Mensen die een creatief beroep uitoefenen, hebben vaak al op jeugdige leeftijd potenties die in een artistieke omgeving het beste verwerkelijkt kunnen worden. Dikwijls verlangen ze naar meer kennis en diepgang dan de directe omgeving hun kan bieden. Individuele mogelijkheden en verlangens zijn echter niet genoeg; ze moeten binnen een cultuur ontwikkeld worden, waarbij collectieve scholing en oefening in de praktijk onontbeerlijk zijn.4)

De technische situatie van de kunstwereld is sinds de 19de eeuw drastisch veranderd, wat hier voor beeldende kunst en design zal worden toegelicht. Ambachtslieden en kunstenaars gebruikten altijd al technieken – artistiek werk is nu eenmaal deels ‘kunstmatig’ – en de uitvinding van de fotografie in de 19de eeuw heeft dit nog versneld. Foto’s werden eerst als hulpmiddelen gebruikt, fotografie en film werden nieuwe kunstvormen en fotografische technieken gingen onderdeel uitmaken van artistieke praktijken. Eind 20ste eeuw kwam daar de computer bij met mogelijkheden voor de bewerking van taal en beeld die nu in programma’s als Chat GPT en DELL-E culmineren.5)

Maar kunstenaars en designers zijn geen slaven van de technologie; als ze willen, kunnen ze er gebruik van maken voor hun werk. Wel moeten de bronnen van de data bewaakt worden en dient het aandeel van de technologieën in de resultaten worden geregistreerd.8) Of dit nu kunst of design oplevert, hangt af van het weefsel van intenties, verlangens en doelen van individuen die in een cultuur zijn ingebed. AI is geen natuurkracht. Wij hebben haar in de wereld gebracht, wij zijn het die haar in toom moeten houden.6)

* Joseph Ayerle, The Face of the 'Ragazza di Trieste'. AI portret van de Italiaanse actrice Ornella Muti in de stijl van Raphael. Gebaseerd op diens schilderij La Fornarina. (Wikimedia Commons) 

KATALIN HERZOG


Deze column werd gepubliceerd in de KunstKrant, 27ste Jg. nr. 4, september/oktober 2023, p. 9. 


----------------------------------------------------


NOTEN (Na publicatie toegevoegd):

1. In de 18de eeuw werden in de kolenmijnen al rails gebruikt voor karretjes om de kolen te vervoeren. Rails gecombineerd met de stoomlocomotief maakten aan het begin van de 19de eeuw de spoorwegen mogelijk. De eerste spoorlijn voor personenvervoer werd in 1823 in Engeland in gebruik genomen, waarna reizen per trein zich overal verspreidde.


2. De 'creatieve sector' bevindt zich tussen de sectoren van de landbouw, industrie, dienstverlening en de culturele sector in. Tot de creatieve sector behoren onder andere ontwerpers, kunstenaars, musici, cabaretiers  en toneelspelers. 

  

3. https://www.euronews.com/culture/2023/01/17/nick-cave-calls-chatgpt-and-ai-songwriting-a-grotesque-mockery-of-what-it-is-to-be-human

4. Hoewel autodidacten ook werk maken dat tot de kunst, naïeve kunst of Outsider Art, kan worden gerekend, ben ik een voorstander van een collectieve kunstopleiding (zoals een kunstacademie) met een duidelijk curriculum, deskundige docenten en zowel kritische als ondersteunende medestudenten. Op deze wijze leren aankomende kunstenaars niet alleen hoe kunst en cultuur functioneren en wat hun plaats daarin kan zijn, maar ook hoe ze een kunstenaarspersoonlijkheid kunnen ontwikkelen en een kunstenaarsleven kunnen volvoeren.


5. Sommigen beweren dat de huidige vormen van AI totaal iets anders zijn dan eerdere technische ontwikkelingen die werden ontworpen als hulpmiddelen/gereedschappen om onze lichamelijke beperkingen op te heffen. Daarom lijken ze vaak op onderdelen van ons lichaam, (zoals bijvoorbeeld een nijptang die ons stalen vingers geeft). De huidige AI zou anders zijn, omdat zij veel weg heeft van de functies van de hersenen en diens capaciteiten zelfs kan overtreffen.


Volgens mij is dit een onvolledige redenering. Bij technische ontwikkelingen extrapoleren wij onze functies, zodat we er steeds sterkere hulpmiddelen voor kunnen maken. De eerste rekenmachine werd in de 17de eeuw uitgevonden om onze rekenkracht te vergroten, waarna het steeds werd verbeterd, totdat in de 20ste eeuw een elektronische rekenmachine werd gebouwd die als de eerste computer (letterlijk: rekenmachine) kan gelden. De enorme rekenkracht van computers (en dat zal nog toenemen bij de quantum-computer) maakt het mogelijk om veel informatie op te slaan, met elkaar te verbinden, in de combinaties zinvolle patronen te herkennen en zoals bijvoorbeeld Chat GPT dat doet, teksten te genereren. Het programma imiteert onze taalfuncties en kan die in bepaalde opzichten zelfs verbeteren. 

Vanwege de toegenomen complexiteit van dergelijke technologieën wordt aangenomen dat er 'emergent gedrag' en 'emergente kwaliteiten'  - plotselinge en niet door mensen geïnitieerde ontwikkelingen - kunnen ontstaan die de imitatie van onze geestelijke capaciteiten overtreffen, waardoor de technologie als een zelfstandige en potentieel gevaarlijke entiteit zich tegen de mensen zou kunnen keren. Voor de wetenschappen kan emergentie voordelig zijn, maar het is belangrijk om de nieuwe ontwikkelingen te leren begrijpen en te begrenzen, opdat ze onze culturele en natuurlijke omgevingen niet zullen schaden. (Zie hiervoor de film Her, 2013, regisseur Spike Jonze.)


6. Mijn hier weergegeven opvattingen behoren tot de instrumentele en antropologische definitie van techniek en technologie. Ik houd echter ook rekening met de waarschuwing die de filosoof Martin Heidegger in zijn essay Die Frage nach der Technik (1954) heeft geformuleerd. Volgens Heidegger moeten we technische middelen niet alleen als onschuldige instrumenten zien. Ze vertegenwoordigen de wil van mensen tot beheersing en oneigenlijk gebruik van elkaar en de natuur. Gaandeweg zijn we dit vanzelfsprekend gaan vinden, maar het is goed om te beseffen dat als we de techniek op deze wijze blijven gebruiken, wij zelf instrumenten van een kwalijk systeem kunnen worden. Hierbij gaat het om de steeds groeiende productie en consumptie, waarmee we de natuur uitputten.


De waarschuwing van Heidegger betekent niet dat we de techniek in zijn geheel moeten veroordelen. De filosoof neemt een dubbele houding aan ten opzichte van de techniek. Wij hebben techniek nodig en moeten haar ook verder ontwikkelen, maar we moeten er ook op te letten dat we daarmee elkaar en de natuur niet gaan overheersen. Ten allen tijde moeten we de techniek aanwenden voor het verbeteren van het menselijk bestaan en het behoud van de natuur.

  

ADDENDA:



Raphael, La Fornarina, ± 1519, olieverf op paneel, 85 x 60 cm.


I. Het AI portret van de Italiaanse actrice Ornella Muti, die op jongere leeftijd als een bijzondere schoonheid gold, gebruik ik hier om te laten zien wat er gebeurt als men AI bij het maken van kunst, zijn gang laat gaan. De actrice wordt zogenaamd getoond volgens de stijl van Raphael, maar die instructie voor AI leverde hier een oppervlakkig beeld op. De fijne trekken die op de foto's van Muti haar juist zo verleidelijk maken, worden in het portret harde, donkere lijnen. Het portret vertoont een scheve mond die Muti niet heeft en de smalle nek (van La Fornarina?) kan het nogal bol uitgevallen hoofd nauwelijks dragen. Verder is het onduidelijk waar de patronen in de achtergrond vandaan komen en welke toegevoegde betekenis ze voor het portret hebben. 


Ten opzichte van het schilderij van Raphael, blijft het AI portret in gebreke. La Fornarina is meer dan een samenvoeging van formele elementen. Het portret is zorgvuldig geschilderd, waarbij gebruik is gemaakt van de in de 16de eeuw opkomende licht-donker werking. De geportretteerde was de dochter van een bakker en de maîtresse van de schilder die in het schilderij verschillende opvattingen over vrouwen bij elkaar bracht. Hij zag haar als een volkse vrouw (te forse neus en een flapoor), maar ook als zijn geliefde, als een klassieke Venus, (de godin van de liefde) en als de vruchtbare Madonna. Vandaar dat er in het schilderij een discrepantie bestaat tussen haar geïndividualiseerd hoofd en haar geïdealiseerd lichaam waardoor het 16de -eeuwse portret tot op heden boeiend is.


Had Ayerle, die als fotograaf kunst wil maken, niet alleen gelet op een 'interessante' weergave van de verleidelijke Ornella 'in de stijl van Raphael', maar het AI programma beter getraind en van goede 'prompts' (instructies) voorzien, dan was het AI portret van Muti een formeel bijzonder en inhoudelijk rijk beeld geworden in plaats van een plaatje. De kwaliteit van beelden, vervaardigd met AI, hangt dus in grote mate af van het 'materiaal' waarmee het programma getraind wordt en de input van de 'prompteur'. Totdat dit goed begrepen en uitgevoerd wordt, zullen we dan ook met een povere 'AI kunst' te maken hebben.


II. Wat er kan gebeuren als de vereniging van technologie en kunst mislukt, is goed te zien bij Impossible Statue (2023), 'het eerste beeldhouwwerk vervaardigd met behulp van AI'. De opdrachtgever was de Zweedse firma Sandvik die precisie-gereedschap vervaardigt om staal te bewerken bij de productie van onder andere vliegtuigen, ruimtevaartuigen, elektrische auto's en medisch apparatuur. Sandvik wilde een sculptuur tot stand brengen, waarin de stijlen van Michelangelo, Rodin, Käthe Kollwitz, Takamura Kutaro en Augusta Savage zouden worden verenigd door het gebruik van meerdere AI systemen, zoals Stable Diffusion, DALL-E en Midjourney. Hierbij ging de firma van twee doelen uit: 

-De genialiteit van kunstenaars uit verschillende tijden verenigen met de huidige, vooruitstrevende technologieën.

-Laten zien hoe de firma, met behulp van vooruitstrevende technieken, efficiënt en zonder verspilling van materialen kan produceren, met behoud van de hoogst mogelijke kwaliteit.


Impossible Statue is samengesteld uit zeventien roestvrijstalen delen, weegt 500 kg en is 150 cm hoog. Het stelt een gespierd en getordeerd menselijk figuur voor die vanaf zijn middel in een draperie is gehuld. Met een hand lijkt 'hij' de draperie vast te houden, terwijl 'hij' met zijn andere hand een globe hanteert. Bij het bekijken van het beeld doemen de volgende problemen op:

-De details en de gezichtsuitdrukking van het beeld zijn moeilijk waar te nemen door de zeer sterke glans van het roestvrijstaal. 

-De figuur heeft een onduidelijke stand, doordat de getordeerde bovenkant anatomisch niet overeen lijkt te komen met de zuilachtige onderkant.  

-Gezien de nadrukkelijke spieren zou men aan een man kunnen denken, maar het is niet vast te stellen of het hier om een man, een vrouw of een androgyne figuur gaat. Dit zou een interessante ambiguïteit kunnen opleveren als de vormen en betekenissen van het beeld de huidige opvattingen van 'genderfluiditeit' zouden ondersteunen. Dat gebeurt hier echter niet: de torso doet een man vermoeden, maar de draperie lijkt op het kledingstuk van de Venus van Milo afkomstig; een combinatie die overkomt als het lukraak vergaren van vormen en betekenissen.

-Het is moeilijk te zien hoe Impossible Statue met de stijlen van bovengenoemde kunstenaars omgaat. Michelangelo en Rodin zijn nog enigszins met de torso te verbinden, maar de stijlen van de overige drie kunstenaars - een vreemd allegaartje - zijn niet in het beeld te ontdekken. 


Te zien is een (te) kleine mensfiguur, van boven naakt en van onderen gehuld in een 'afzakkende jurk', die op het punt staat om met de rechter hand een globe te stuiteren alsof het een basketbal was. In publicaties heeft Sandvik het over een 'kunstwerk', zelfs over een 'meesterwerk', maar ik zie slechts een onzinnig en kitscherig beeld en wel om de volgende redenen:

1. Het beeld is onzinnig, omdat het noch uit de waarneembare werkelijkheid, noch uit de fantasie - de voornaamste oorsprongsgebieden van kunst - voortkomt. Bestaande kunst kan ook aanleiding zijn tot nieuwe kunstwerken, maar dan wordt zij - net als de hiervoor genoemde gebieden - getransformeerd door de intenties en de thema's van kunstenaars. Deze ontbreken bij Impossible Statue.  

2. Het beeld is kitscherig, omdat het door de vormgeving en het materiaalgebruik aanspraak maakt op sensationele werkingen ten dienste van een belangrijk onderwerp. Dat onderwerp ontbreekt hier; er is slechts sprake van een hutspot van onsamenhangende verwijzingen. Nu kan kitsch een functie in de kunst hebben bij een ironische toepassing ervan; dit beeld vertoont echter alleen een dodelijke ernst die onbedoeld grappig is. 


Hoewel het technisch vermogen van Sandvik imposant is, gaat het hier niet om de realisatie van een eerder (technisch) onmogelijk geacht beeld, zoals de titel wil doen geloven, maar om een beeld dat onmogelijk als kunstwerk kan gelden. Impossible Statue is een reclame voor de technische voortreffelijkheden van de firma Sandvik die, ten behoeve van een groeiende omzet, zich nu met de veren van de kunst tooit, zonder die te begrijpen. Sandvik lijkt een clichématige opvatting over kunst en kunstenaarschap te hebben die niet verder reikt dan het maken van willekeurige combinaties. Nu hoort het leggen van formele en inhoudelijke verbanden wel bij de kunst, maar die zijn niet geheel willekeurig. Ze berusten op de werkingen van stijlfiguren, zoals metaforen en metonymieën, die met opzet gebruikt worden. Ze kunnen eerst lukraak overkomen, maar na enige reflectie nieuwe ervaringen en betekenissen openen. Had de firma specialisten, dat wil hier zeggen kunstenaars, bij de totstandkoming van Impossible Statue betrokken, dan was er een kans geweest op een esthetisch en inhoudelijk interessant beeld dat als kunst gezien en beleefd kan worden.