maandag 24 augustus 2015

CIRKELGANG II



Deze tentoonstelling van Ton Mars valt samen met zijn afscheid als docent aan Academie Minerva, maar is geen ‘afscheidstentoonstelling’. Zoals de titel Cirkelgang al aangeeft, behoort de expositie tot de vele circulaire bewegingen die bij zijn werk horen.

Dit oeuvre heeft een onverwisselbaar, eigen karakter. Vanaf 1986 ontwikkelde de kunstenaar vanuit zijn monogram TM ‘tekens’, bestaande uit rechte lijnen en cirkelsegmenten, die met het alfabet geassocieerd kunnen worden. Daarna vormde hij composities van zijn tekens op driedimensionale, monochrome ‘panelen’ die de ordeningen van woorden en zinnen volgen, maar nooit iets leesbaars opleveren. En in 1991 kende hij aan deze werken, tussen schilderkunst en beeldhouwkunst in, metaforische titels toe die gebieden van de aarde met gebieden van de menselijke geest verbinden. Daarmee vond hij de belangrijkste principes van zijn werk: de combinatie van beeld en taal en van aardse en geestelijke werkelijkheden. Tegelijk bepaalde hij echter ook de richting van zijn oeuvre, op weg naar het transcendente.

Toen Ton Mars eenmaal alle ingrediënten vergaard had, kon hij aan een spel van lijnen, vormen, kleuren, teksten en metaforische betekenissen beginnen dat nu al een kwart eeuw voortduurt. Hiermee heeft hij een nieuwe tak aan de stamboom van de abstracte schilderkunst toegevoegd en daaraan weer vele zijtakken laten ontspruiten.

Zijn ideeën ontleent de kunstenaar aan zijn rijke belevingswereld, maar hij zet alles in zijn eigen ‘tekentaal’ om en trekt alles binnen zijn artistiek systeem. Elk idee wordt in meerdere variaties uitgewerkt en elk werk brengt weer nieuwe ideeën voort. Het resultaat komt streng en systematisch over, hoewel dit werk buitengewoon speels is en steeds met intuïtieve invallen begint, waarna pas de reflectie wordt ingezet. De invallen zorgen voor vele onregelmatigheden, waardoor de verwachtingen van beschouwers nooit uitkomen en hun geest zo in beweging wordt gehouden.

In deze tentoonstelling laat Ton Mars een sample uit zijn oeuvre zien en kiest daarbij voor series die nog lang niet afgerond zijn. De getoonde werken behoren tot twee grote gebieden, namelijk de AB UNO/AD UNUM series van kleine tweeluiken en de series tondi, waarvan Radical Expansions en The Initials onderdelen vormen. De hoeken van de zaal en de uiteinden van de wanden worden gemarkeerd door zes kleine, driedimensionale tweeluiken, terwijl de wanden ingenomen worden door zes grote tondi van The Initials en vier velden van kleine tondi die bij Radical Expansions horen.

Als men de zaal betreedt, bevindt zich meteen links van de deur een klein, driedimensionaal tweeluik met een zwart en een wit paneel, waarop lijnachtige tekens zijn aangebracht. Deze diptiek (olieverf op linnen) maakt deel uit van de eerste AB UNO/AD UNUM serie die het continent Eurazië bestrijkt. Alle werken uit deze serie dragen de titel ‘Eén, Voorwoord’, maar dan in de verschillende talen van het continent. De combinatie van de zwarte en witte ondergronden met de in toon tegengestelde tekens doen aan een opengeslagen boek denken en roepen ook associaties op met tweelingbegrippen als dag en nacht, geest en materie, profaan en sacraal. Maar de samenhang van elke tweeluik wordt pas duidelijk door de verbintenis van het beeld met de in de titel weergegeven taal.

Na het ontstaan van het eerste ONE, die als titel het telwoord één in het Engels draagt, besloot Ton Mars om: “Enen in alle talen van de wereld te maken”. Bij de tweeluiken die hieruit voortkomen, gaat het om globale beeld-taal associaties die de metaforische connecties van geografische en mentale gebieden volgen. Door de ‘sferen’ van de tweeluiken te associëren met de schrijfwijze en de klank van de titels is het mogelijk om imaginaire reizen te ondernemen naar Eurazië en daar met verschillende uitzichten, talen, en wereldbeschouwingen ‘kennis te maken’. Sommige Enen zijn eenlingen, maar de meeste behoren tot een taalfamilie of vormen voorstudies of ‘voorwoorden’ voor grotere tweeluiken.

De serie zwart-witte Enen is omvangrijk, maar hierbij is het niet gebleven. Aan de uiteinden van de wanden en in de hoeken van de zaal zijn tweeluiken uit twee andere AB UNO/AD UNUM series te zien die of aan het Afrikaanse of aan het Amerikaanse continent zijn gerelateerd. Terwijl de diptieken van Eurazië verticaal zijn, kennen de Afrikaanse tweeluiken een horizontale richting. Per paneel zijn ze verschillend gekleurd, waarbij de lichtere ondergronden zwarte en de meer donkere witte tekens dragen. De diepe kleuren komen ‘Afrikaans’ over en de tekens doen aan ogen van Afrikaanse maskers denken, waardoor deze tweeluiken verschillende ‘gezichtsuitdrukkingen’ hebben. Elk werk is verbonden met het telwoord Een in één van de vele Afrikaanse talen, maar ‘voorwoord’ is hier weggebleven, omdat deze talen oorspronkelijk geen boeken kenden.

Deze reis over de aarde gaat verder met de Amerikaanse diptieken die uit vierkante panelen zijn samengesteld. Zij zijn monochroom van kleur en met witte of zwarte tekens beschreven. Hun compacte vorm en diepe kleuren doen aan Amerikaanse landschappen en de kunstvoorwerpen van de indianen denken, in wiens talen de telwoorden één de titels vormen.

Hoewel de hiervoor beschreven series nog worden voortgezet, veranderde met de ontwikkeling van Radical Expansions in 2008 veel in het oeuvre van Ton Mars. De kleine tondi die deze reeks uitmaken, zijn op de westelijke, noordelijke en oostelijke wanden van de tentoonstellingszaal te zien. Zij vormen uitgebreide, respectievelijk donkergroene, donkerrode, donkerblauwe en zwarte velden van ‘tekencellen’ die witte tekens dragen. Het biologische microniveau van de levende cel neemt het hier als inspiratie over van het geografische macroniveau van de continenten.

Met het maken van deze kleine tondi (acrylverf op papier achter glas) verliet de kunstenaar (tijdelijk) de driedimensionale vormen en de heldere kleuren van zijn eerder werk. Alleen zijn tekentaal bleef intact, omdat die kennelijk het ‘substraat’ vormt, waaruit zich in dit oeuvre al het ‘leven’ ontwikkelt. Van zijn verzameling tekens kiest Ton Mars nu de sterkste ‘stamtekens’ die hij vervolgens in de tondi aan variaties en mutaties onderwerpt. Uit de vele tondi vormt hij ‘stamgroepen’ die samen een soort biologische evolutie laten zien.


Deze celbiologische inspiratie had een grote breuk met het eerdere werk tot gevolg, maar de tekens van Ton Mars bleven ook in de nieuwe mutaties naar taal verwijzen. Zo konden Radical Expansions tot nieuwe, ‘talige’ werken leiden, binnen het project The Names (From Name to Name), dat ontstond toen de kunstenaar een reeks horizontaal geordende tondi met een ‘naam’ associeerde. Namen zijn voor hem interessant, vanwege onze algemene veronderstelling dat zij iets essentieels over dingen en mensen kunnen zeggen. Door ‘verbeteringen’ in de tekens en de composities van de The Names aan te brengen, liet de kunstenaar de terechte twijfel zien aan deze essentialistische ‘benoeming’ van de werkelijkheid.

Uit The Names heeft Ton Mars vervolgens de initialen geïsoleerd, waaruit grote tondi voortkwamen die op de zuidelijke wand van de zaal geëxposeerd worden. De zelfstandige tondi van de serie The Initials, (hoogglanslak op plexiglas) zijn vlak en spiegelend, waardoor ze sterk van het eerdere werk afwijken. Waar de kunstenaar bij The Names de essentiële verbanden tussen namen en dingen/personen betwijfelde, bevestigt hij in The Initials, door het gebruik van grote, ronde vormen, stamtekens (voorzien van diakritische accenten) en primaire kleuren, dat het hier werkelijk om iets essentieels gaat. De inspiratie hiervoor komt uit de kunstgeschiedenis.

Uitgewerkte initialen werden in de Middeleeuwen namelijk als beginletters van heilige teksten gebruikt, terwijl tondi, vanwege hun perfecte, ronde vorm, in de architectuur en de schilderkunst vaak met religieuze symboliek werden geassocieerd. De kunsthistorische inspiratie voor The Initials voerde het werk van de aardse/biologische sfeer van Radical Expansions weer terug naar een geestelijke/transcendente sfeer. Deze twee werkelijkheden, eerder in één werk samengebracht, zijn nu van elkaar gescheiden, maar worden wel tegelijk tentoongesteld, waardoor dit dubbele spoor in het werk van de kunstenaar meer dan ooit zichtbaar is.

Ton Mars maakt in zijn oeuvre dus voortdurend cirkelbewegingen. Hij cirkelt rond in verschillende werelddelen en geestelijke gebieden, verbindt genres en kunstsoorten, beelden en talen, transformeert steeds eerder werk en gebruikt letterlijk cirkelsegmenten en tondi, waardoor het begrip cirkelgang zijn oeuvre in zowel letterlijke als overdrachtelijke zin raakt. Maar hij zal een cirkel nooit helemaal afsluiten. Zijn rondgangen vormen eerder delen van een spiraal die een duidelijke richting vertoont. Daarom exposeert hij hier nog in ontwikkeling zijnde series, want ook al neemt hij nu afscheid van het onderwijs, zijn werk en geestelijke ontwikkeling zullen nog vele omwentelingen kennen.



KATALIN HERZOG, augustus 2015

Deze zaaltekst werd geschreven bij de Expositie Cirkelgang van werken van Ton Mars, Academie Minerva, De Koepelzaal, 25.8, 2015 - 30.9, 2015.

maandag 10 augustus 2015

DE TWEE DIE EEN GENOEMD IS




























Vele kleine, driedimensionale tweeluiken; wit/zwart en zwart/wit geschilderd. Hun huid zorgvuldig beschreven met scherpe lijnen in de tegengestelde toon. Soms met een evenwichtige of plechtige, dan weer met een plagerige of speelse uitdrukking.


Een dergelijke zeer korte omschrijving van de reeks Enen van Ton Mars lijkt al te voldoen, aangezien de Enen een sober uiterlijk hebben. Bij een eerste ontmoeting komen ze dan ook weinig toeschietelijk over. Om meer te ervaren en te begrijpen, moet de beschouwer eerst hun ijs breken. Daartoe nodigen de Enen echter ook uit. Zij trekken eerst de aandacht door het strenge zwartwit van hun panelen, de precisie van hun betekening en de spleet tussen de twee delen. Eenmaal alert geworden, valt op hoeveel zorgvuldigheid en aandacht de kunstenaar aan hen geschonken heeft. Door hun 'volmaaktheid' en hun driedimensionale lichamelijkheid stralen ze eveneens warmte uit en komen ze de beschouwer als kleine levende wezens tegemoet. De Enen hebben dus een ambivalent, koel/warm karakter die men eerst moet accepteren, alvorens hun spel te kunnen meespelen.(1)

EEN OF MEER

De moeite die de beschouwer zich aanvankelijk voor de Enen moet getroosten, blijkt echter niet tevergeefs te zijn. Al spoedig is er het plezier in de wisselende variaties van lijnen en hun combinaties op de zwart/witte ondergronden. Na enige tijd doemen ook de betekenismogelijkheden op waartoe de Enen aanleiding geven. Zij tonen een lichtkant en een donkerkant als bij opengeslagen boeken waarvan de 'bladzijden' met lijnachtige tekens in een soort geheimschrift zijn beschreven. Deze 'inkervingen' verstoren de sereniteit van de zwarte en witte vlakken, maar zorgen ook voor de stemmingen die zich op het gezicht van de individuele werken aftekenen. Per werk is er echter niet slechts één stemming te ervaren. De tekeningen van beide panelen zijn verschillend en vormen samen een paradoxale eenheid zoals het jonge en het oude gelaat van een Januskop of de verschillende karaktertrekken van één persoonlijkheid.

Interpretaties als deze wijzen vooruit naar de ervaring van de 'eenheid van tegendelen' die de Enen al spoedig oproepen. Het zwart/wit en de verschillende tekencombinaties kunnen namelijk metaforisch getransformeerd worden in de vele ongelijke paren van ons leven. Dag en nacht, geest en materie, leven en dood, man en vrouw, links en rechts, hoog en laag, goed en kwaad, profaan en sacraal, banaal en transcendentaal zijn gemakkelijk met de Enen in verband te brengen.(2) Net als de beide panelen, zijn deze tijd-ruimtelijke, existentiële en kosmische tweelingen wel te onderscheiden, maar niet zonder schade van elkaar te scheiden. Zo vormen zij een archaïsch betekenisspel dat een eerste orde aanbrengt in de chaotische werkelijkheid.(3) De grenzen tussen de betekenisgebieden, waar overgangen mogelijk zijn en monsterlijke mengsels kunnen opduiken, worden weerspiegeld door de spleten tussen de panelen. Toch is in deze werken eerder de saamhorigheid dan de transgressie benadrukt. Want de panelen zijn verbonden door de verschillende configuraties van de tekens en alle werken zijn in principe onder de verzameltitel Een, Voorwoord te scharen. Daar deze verzameltitel telkens in een van de Europese of Aziatische talen gesteld is, kan elk tweeluik met zijn eigen naam aangesproken worden. Soms lijkt het beeld daardoor even 'leesbaar', hoewel er geen rechtstreekse overeenkomst tussen beeld en taal bestaat. Ambiguïteit wordt ook hier zorgvuldig bewaard, opdat de werken bijven uitdagen.

EEN VOOR EEN

Het bij de Enen behorende archaïsche betekenisspel van eerste onderscheidingen wordt gecompliceerder als de beschouwer de werk- en denkwijze van de kunstenaar kent. Want ook Ton Mars speelt en wel binnen een eigen systeem waarin vele variaties en transformaties potentieel aanwezig zijn.(4) Toen de kunstenaar in 1993 zijn eerste Een maakte, openbaarden zich nog niet alle mogelijkheden die deze reeks zou bieden. De allereerste Een ontstond als voorstudie voor een groter tweeluik en heette aanvankelijk simpelweg One. 'Voorstudie' associeerde de kunstenaar met 'voorwoord', als bij een boek, en de eerste titel One, Preface was een feit. De volgende vier Enen, die een reeks werken van groter formaat voorbereidden, volgden daarna in het Spaans, Frans, Duits en Hongaars. Vanaf dat moment lag de weg open naar Enen 'in alle talen van de wereld'.(5) Hoewel Ton Mars een grote hang naar volledigheid heeft, stelt hij hiermee geen systematische opdracht aan zichzelf; via de Enen wil hij geen wereldkaart tekenen. Hem gaat het om dialogen in vele talen en tekens die pas hun specifieke kwaliteiten verkrijgen als zij in zijn eigen beeld/taal gerealiseerd worden.(6)

Sinds 1987 ontwikkelde de kunstenaar monochrome werken, meestal in de primaire kleuren en in zwart/wit met lijnachtige tekens afgeleid van geometrische vormen. De basisgegevens: rechte en schuine lijnen samen met cirkelsegmenten waaruit de tekens bestaan, zijn zeer eenvoudig, maar kunnen spelenderwijs tot een complex, expressief repertoire uitgebreid worden. Alle zo ontwikkelde tekens zijn in principe meerduidig en worden in hun associatiemogelijkheden sterk beïnvloed door de kleur van de ondergrond waarop ze zijn aangebracht, het formaat en de samenstelling van de werken uit meerdere panelen.(7) Soms echter vertonen de tekens een analogie met letters van ons alfabet en verkeren ze op de grens van leesbaarheid, zoals bij de eerste Een waarin het woord One op rudimentaire wijze verschijnt. Op deze wijze benadert Ton Mars hier lettertekens, zonder ze na te bootsen. Een enkele keer gebruikt hij ook wel bekende symbolen, zoals bijvoorbeeld een kruis, die in de nieuwe configuratie van zijn werk iets van hun 'lading' kwijtraken en bijna indifferente lettertekens worden. Tegelijkertijd verkrijgen de eigen tekens van de kunstenaar hierdoor meer duidelijkheid, hoewel ze nooit leesbaar worden. Via zijn tekens koppelt Ton Mars het notatiesysteem van de taal intern aan zijn beelden, maar via de titels is er ook een externe, buiten het beeld gelegen, connectie met de taal.(8) Want een volledig werk ontstaat pas als gedurende het werkproces een visueel spannend en uitdrukkingsvol beeld zich verbindt met de talige associaties van een titel. Zo maakt Ton Mars al zijn werken dus ook een Een, Voorwoord in een bepaalde taal.(9)

Taal- en beeld associaties hebben in dit oeuvre een duidelijk uitgangspunt. Zij komen altijd voort uit metaforische schakelingen van geografische met geestelijke gebieden die als functie hebben om het banale te verbinden met het transcendentale. Deze basismetafoor is het creatieve beginsel waardoor alle ingrediënten in de werken van Ton Mars bij elkaar komen. De spanning en uitdrukking van de tekens, het karakter van de kleuren, de ruimtewerking van de vlakken en het volume van de afzonderlijke werken raken telkens betrokken bij de op verschillende manieren uitgewerkte basismetafoor om gezamenlijke taal-beeld metaforen te vormen. De Enen zijn hierin echter enigszins afwijkend. Zij zijn te beschouwen als voorlopige metaforen die op meer verfijnde schakelingen vooruit lopen door hun archaïsche betekenisspel en door de thematisering van gebieden op de aarde, waar verschillende talen gesproken worden en uiteenlopende nationaliteiten gesitueerd zijn. In hun zwarte en witte vlakken brengen de Enen de afzonderlijke gebieden zeer globaal in kaart en in hun titels halen ze de diverse talen aan. Soms resoneert de visuele verschijningsvorm van de tekens mee met de klank of de schrijfwijze van het telwoord één in een bepaalde taal en af en toe is er ook een verwijzing naar de nationale vlag van het betreffende gebied. De Enen waaieren zo uit over de aarde en verzamelen tegelijkertijd de gehele wereld in het artistieke spel van de kunstenaar. Aldus onderneemt Ton Mars met zijn Enen een reis door vele geografische en taalgebieden. Zonder een vast reisplan laat hij zich door zijn inspiratie in alle windrichtingen meevoeren.

EEN EN ANDER

Kleine formaten (32 x 24 x 10,5 cm per paneel), de eenvoudige zwart/wit verdeling en de basaliteit van het telwoord één, wijzen alle naar de plaats die de Enen in het oeuvre van Ton Mars innemen. Zij vormen geen nieuwe regels; eerder breiden zij het spel uit als marginalia, randtekeningen waar meer mag en meer kan worden uitgeprobeerd ten dienste van andere werken.(10) Hun verzameltitel Een, Voorwoord geeft ook aan dat zij als 'voorwoorden' functioneren. Nu is het idee van het voorwoord bij Ton Mars op diverse manieren op te vatten. Wat hun tekens betreft zijn de Enen voorstudies voor reeds geplande 'vervolgwerken'. Dan doen zij zich voor als 'pre-teksten' die al iets van de verschijning en de stemming van de andere werken voorbereiden zonder al gekleurde uitspraken te doen. Soms zijn de Enen ook voorwoorden voor werken die mogelijkerwijs nog komen, of zelfs voor werken die misschien nooit gerealiseerd zullen worden. In al de hiervoor genoemde functies sluiten de Enen aan bij voorwoorden, zoals die bij boeken gebruikelijk zijn.(11) Zij geven zicht op datgene wat nog moet komen en wekken verwachtingen die wel of niet vervuld zullen worden. Net als bij boeken, waar het voorwoord pas achteraf geschreven wordt, blikken de Enen terug op zo'n vijftien jaar kunstenaarschap en maken gebruik van kennis en verworvenheden die gedurende deze tijd vergaard en ontwikkeld zijn.

De Enen komen zo uit het oeuvre voort en stimuleren op hun beurt weer de voortgang ervan.(12) Elke Een bestaat uit twee volmaakte composities die samen een op zichzelf staand werk vormen. Sommige Enen zijn eenlingen, andere horen echter bij elkaar, omdat ze een taalfamilie, bijvoorbeeld de Scandinavische, vertegenwoordigen of omdat ze voorafgaan aan een groep vervolgwerken die een thematische reeks vormen. Aan drie groepen van Enen zijn de reeksen met de verzameltitels Directions for the Center, Disclosures II en Disclosures III verbonden.

Bij de vijf grotere tweeluiken (81 x 61 x 10.5 cm per paneel) van Directions for the Center behoren Enen die al door hun compositie deze werken voorbereiden. De zwart/witte paneeltjes bevatten namelijk naast combinaties van lijnen en cirkelsegmenten ook schuine, stijgende lijnen die samen als een weg of richting gezien kunnen worden. Deze hier nog indirect overkomende verwijzing - de weg is immers half wit en half zwart - treedt bij de Directions in de monochrome panelen met de afstekende tekens duidelijk naar voren. De speciale uitwerking van de basismetafoor die geografische aan geestelijke gebieden koppelt, wordt echter pas gerealiseerd door verbinding van de beelden met de deeltitels van Directions. Hierin verwoordt de kunstenaar verschillende geesteshoudingen als Desire & Devotion, Faith & Perseverance, Intuition & Experience die corresponderen met schommelende lagere en hogere strevingen en stemmingen: het 'proviand' voor de reis naar het centrum.(13) Zo worden de al in de Enen aangekondigde richtingen aanwijsbaar, maar de precieze plaats van het centrum, die zowel topografisch als geestelijk te begrijpen is, laten de werken in het midden. Net als bij de Enen is er dus in Directions sprake van een uitwaaiering en tegelijk een verzameling, nu echter van houdingen binnen het gebied van de menselijke psyche.

Aan Disclosures II en Disclosures III gaan twee reeksen Enen vooraf. Disclosures II bevat vier grote tweeluiken (115 x 87 x 11 cm per paneel). Zowel de voorbereidende Enen als deze thematische reeks vertonen composities waarbij op beide panelen diagonale lijnen en cirkelsegmenten zijn aangebracht die samen als horizontaal geplaatste v-vormen verschijnen. In elk linker paneel is er ook een schuine, stijgende lijn te zien die het 'scharnierpunt' van de v-vormen buiten het midden plaatst. Op deze wijze ontstaat een gecompliceerd spel van bewegingen dat in de zwart/witte Enen als omklappen en in de geheel witte Disclosures II als ronddraaien ervaren kan worden. Drie werken van deze reeks volgen een soortgelijk systeem, terwijl bij de vierde de schuine lijn als spelbreker de andere kant opgaat.(14) De soms doorgaande, dan weer belemmerde, draaiende bewegingen van tekens vinden hun complement in de deeltitels van Disclosures II. Deze geven sociale en religieuze karakters/rollen aan, zoals Guide & Seducor, Teacher & Intruder, Prophet & Impostor. Hun kantelingen en draaiingen onthullen het dubbele gezicht van de meeste rollen waarin positieve waarden altijd al hun negatieve kanten bevatten en door omstandigheden in hun tegendeel kunnen omslaan.

Disclosures III duidt op een grote, tot nu toe nog onvoltooide, reeks tweeluiken (100 x 75 x 11 cm per paneel). De door hemzelf gestelde regel dat een reeks verwante composities moet bevatten, doorbreekt de kunstenaar hier. Hij laat zeer verschillende Enen voorafgaan aan de grotere panelen en brengt ook in andere opzichten veranderingen in zijn werkwijze aan. Waar eerdere vervolgwerken eigenlijk tweekleurig zijn - monochrome vlakken dragen afstekende tekens - hebben de tweeluiken van Disclosures III voor het eerst drie kleuren; naast een primaire kleur bevatten zij ook wit en zwart. Het linker paneel van bijvoorbeeld Artist & Charlatan is witgekleurd met een blauw teken en het rechter paneel is blauwgekleurd met een zwart teken. Hun kleurscheiding brengt deze werken in de nabijheid van de zwart/witte Enen, maar daar staan beide panelen duidelijk op zich, terwijl bij Disclosures III op het eerste gezicht onzeker is waarin ze verschillen. Na enige tijd kijken, lijkt het alsof de beide panelen op elkaar botsen, over elkaar heen schuiven of er ontstaat de neiging om hun grens visueel over te steken en de kleuren van het ene in het andere in te vullen. Hoewel nu de overwegende monochromie verlaten wordt, maken deze werken geen 'kleurige' indruk omdat, net als in het overige werk van Ton Mars, hier de kleuren aan vlakken en lijnen gebonden blijven. Naast de veranderingen ten opzichte van eerdere werken blijft het systeem van de deeltitels een rode draad in het oeuvre volgen. Met deeltitels als Artist & Charlatan, Worker & Dreamer en Player & Pilgrim continueert de kunstenaar in Disclosures III het bijeenbrengen van sociale en religieuze rollen die in moreel opzicht keerzijden van elkaar kunnen vormen.(15) Samen met Disclosures II is deze reeks dan ook te zien als een encyclopedie van mogelijke houdingen ten opzichte van de werkelijkheid die vooral binnen het kunstenaarsleven gerealiseerd kunnen worden.

EEN EN AL

Zoals we zagen, vervullen de Enen hun functie als voorwoord uitstekend. Door hun tweedeling en dubbelheid kunnen zij immers staan voor alles wat geografisch, psychologisch, moreel en artistiek geteld, gedeeld, gekwantificeerd en gekwalificeerd kan worden. Dit 'tellen' en 'rangschikken' vindt zijn oorsprong in het al eerder aangehaalde archaïsche betekenisspel dat voor de eerste onderscheidingen zorgt en ook op mogelijkheden tot nieuwe verbindingen wijst. Maar dergelijke 'bewerkingen' zijn eveneens de basis voor de kosmische dimensie van de Enen. Want de manier waarop deze werken ontstaan en voor uitbreiding binnen het oeuvre zorgen, sluit aan bij procédés van 'wereldmaken' zoals beschreven in verschillende scheppingsverhalen. Bij Plotinos bijvoorbeeld is het Ene, het Eerste gereserveerd voor de Schepper die, zonder aan substantie in te boeten, eindeloos overstroomt en daarmee de kosmos en diens rangorde doet ontstaan.(16) Binnen het Joods-Christelijke scheppingsverhaal deelt de Schepper eerst een woeste chaos in tweeën en brengt zo hemel en aarde, licht en duisternis, dag en nacht tot stand. Het gevolg hiervan is de 'eerste dag', waarna het tellen, kortom de geschiedenis kan beginnen.(17)

Binnen het westerse denken is het wereldmaken van de Schepper sinds de Middeleeuwen verbonden met het creatieve proces van de kunstenaar. Eerst diende deze analogie ervoor om de creatie van God vanuit het menselijke bouwen te verklaren, waarna ze toegepast werd om de creativiteit van de kunstenaar tot grote hoogte te verheffen.(18) Tegenwoordig zijn dergelijke ideeën voor ons ideologieën geworden; het geloof in de verheven positie van zowel God als de kunstenaar zijn we kwijtgeraakt. Toch accepteren wij nog steeds de scheppingsverhalen als verklaringen voor de creativiteit in mythische vorm. Naast het onbegrijpelijke voortbrengen van nieuwe dingen uit het niets of een ongedifferentieerde chaos dat aan de Schepper is voorbehouden, geven deze verhalen een beeld van het menselijke maken dat ons meer nabij is.(19) En ook al wordt daar nog geheimzinnig over gedaan, in principe komt het neer op imaginatieve bewerkingen van het reeds bestaande, op scheiden en onderscheiden van substanties/ideeën zoals ze gewoonlijk opgevat worden, op het maken van nieuwe mengsels en daarna selecteren van de meest waardevolle verbindingen. Zo worden ordes en betekenissen voortgebracht, een wereld gebouwd en ingericht die 'bewoonbaar' is voor mensen. Niet tevreden met wat ze bij hun intrede in zo'n wereld van conventies aantreffen, bouwen nieuwkomers dan met behulp van soortgelijke procédés steeds andere werelden.

In de eerder weergegeven denk-/werkwijze van Ton Mars blijkt dat ook hij met behulp van zijn werk een wereld bouwt die duidelijk zijn eigen stempel draagt.(20) De Enen hebben hierbij verschillende functies. Zij laten het oeuvre in een samengebalde vorm zien en wegen/overwegen het werk tot nu toe. Maar de Enen bieden ook zicht op de toekomst doordat zij voor de kunstenaar als 'kleine helpers' functioneren die zijn wereldmaken in gang zetten en aan de gang houden. Op deze wijze kan Ton Mars in zijn werk doorgaan met een uitdijend universum waarin hij lijnen, kleuren, ruimtes en volumes samenbrengt met de laaggestemde en hooggestemde aspecten van het menselijk bestaan in het algemeen en met zijn eigen bestaan als kunstenaar in het bijzonder.

NOTEN

1. Bij deze eerste benadering werd ik geïnspireerd door een artikel van R. Barthes waarin hij het werk van Cy Twombly speurend en tastend omschrijft. Zie: R. Barthes, 'Cy Twombly: Works on Paper', in: The Responsibility of Forms, Berkeley en Los Angeles 1985 pp.157-176.

2. Het principe van de metaforische transformatie van bijvoorbeeld zwart en wit naar laag en hoog wordt door Ch. Osgood in verband gebracht met synsesthesie: de mogelijkheid om 'vertalingen' te maken tussen de aan verschillende zintuigen ontspringende 'dimensies van de ervaring'. Zie: Ch.E. Osgood, G.J. Suci, P.H. Tannenbaum, The Measurement of Meaning, Urbana, Chicago en Londen 1967, p.23.

3. Door een lezing van B. Verschaffel werd ik erop attent gemaakt dat de genoemde paren die de grote tegenstellingen aangeven, behoren tot de eerste betekenissen die mensen in de wereld aanbrachten. Dit archaïsche denken wordt, volgens Verschaffel, door de hedendaagse beeldende kunst als aanvulling op en tegenwicht ten opzichte van het moderne denken gethematiseerd. B. Verschaffel op het symposium: De Actualiteit van het Sacrale, gehouden op 10.10.1997 in De Brakke Grond te Amsterdam. Een manifestatie van dit soort denken is o.a. te vinden in de alchemie waarin het samenvoegen, scheiden en weer samenvoegen van basale elementen leidt tot het vinden van de 'steen der wijzen', oftewel inzicht in het transcendentale.

4. Het artistieke systeem van Ton Mars heb ik eerder beschreven in het artikel 'Wege ins Zentrum', in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp.11-21. Zie ook: K. Herzog, 'Voor dansers, Interpretatie van een triptiek van Ton Mars', in: Feit & Fictie, Jg.III, nr.3, 1997, pp.67-82.

5. Alle hier vermelde informatie over werk en werkproces stamt uit gesprekken die ik met de kunstenaar vanaf 1993 tot op heden voerde, gedurende de intensieve samenwerking aan het project Ab Uno/Ad Unum waar dit boek een onderdeel van vormt.

6. In het samenbrengen van alle talen van de wereld binnen zijn eigen beeld/taal ziet Ton Mars een analogie met het streven om alle talen terug te brengen naar één Europese taal. Zie: U. Eco, Europa en de volmaakte taal, Amsterdam 1995.

7. Ton Mars heeft niet altijd meerdelige werken gemaakt. Schilderijen die vanaf 1987 binnen het hier weergegeven systeem ontstonden, waren eendelig. Toen in 1991 de verwantschap van zijn beeldtekens met lettertekens meer naar voren trad, ontwikkelde de kunstenaar twee- tot zesdelige werken.

8. Beeldtitels kennen een andere relatie tot beelden dan teksttitels tot teksten. De eerste zijn namelijk "fysiek heterogeen" ten opzichte van het beeld, omdat er van een verbaal en een visueel medium gebruik wordt gemaakt. Zie: L.H. Hoek, De titel uit de doeken gedaan, Amsterdam 1997, p.13.

9. Alle werken van Ton Mars zijn twee-eenheden van titel en beeld die samen een taal-beeld metafoor vormen. De werken komen tot stand als tijdens het werkproces beelden hun complement vinden in de taal. Vervolgens openbaren zich in de combinaties nieuwe mogelijkheden voor een reeks vervolgwerken; zowel tekeningen als schilderijen.

10. In verluchte Middeleeuwse manuscripten valt op dat de tekeningen in de marge door hun vrije karakter vaak innovaties toelaten die in de hoofdillustraties nog niet mogelijk zijn. Zie: B. Stigter, 'Een madeliefje wint het van God', NRC Handelsblad, 9.5.1997.

11. De hier gebruikte inzichten over de verschillende rollen die het voorwoord kan vervullen, zijn ontleend aan: H. IJsseling, Over voorwoorden, Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Amsterdam 1997.

12. Deze circulariteit is kenmerkend voor het hele oeuvre van Ton Mars. Werken volgen elkaar op volgens het zichzelf telkens genererende principe van de auto-poiesis.

13. Zie voor de interpretatie van deze reeks: K. Herzog, 'Wege ins Zentrum', in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp.11-21.

14. De afwijkende compositie hoort bij Teacher & Intruder, een dubbelrol die Ton Mars vanuit zijn leraarschap welbekend is. Naast de geschilderde tweeluiken omvat deze reeks ook tekeningen met dezelfde titels.

15. Aan een reeks schilderijen binnen Disclosures III wordt momenteel door de kunstenaar gewerkt. Artist & Charlatan, Judge & Idiot en Player & Pilgrim zijn reeds gerealiseerd.

16. Zie: H.J. Störig, Geschiedenis van de filosofie, deel I, Utrecht, Antwerpen 1972, p.193.

17. Zie: A. van Selms, De prediking van het oude testament, Genesis deel I, Nijkerk 1973, pp.19-45.

18. Zie: K. Badt, 'Der Gott und der Künstler', in: Philosophisches Jahrbuch der Görres Gesellschaft, Jg.64, München 1956, pp. 372-392.

19. Een verbinding van de kosmische met de menselijke schepping is ook te vinden in de geschriften van W. Kandinsky. Hij is van mening dat een kunstwerk op dezelfde wijze tot stand komt als de kosmos: door katastrofes ontstaat uit kakofonie een symfonie. "De schepping van een werk is de schepping van de wereld". Zie: W. Kandinsky, Rückblicke, Berlijn 1913.

20. De Enen zijn niet de enige soorten werken die in het oeuvre van Ton Mars een 'speelplaats' vormen. Kleine werken in beschilderde tape functioneren eveneens als schetsen waarin mogelijkheden uitgeprobeerd worden. Het is ook niet waarschijnlijk dat de Enen in de nu bestaande vorm alle talen van de wereld zullen volgen. Binnen dit speelse systeem zijn ook de Enen aan veranderingen onderhevig, afhankelijk van nieuwe mogelijkheden tot transformatie die de kunstenaar ontdekt.

Katalin Herzog

Dit artikel werd gepubliceerd in: Ton Mars & Katalin Herzog, Ab Uno /Ad Unum, Groningen 1998, pp. 19-26.

WEGEN NAAR HET CENTRUM

De functies van beeld en taal in het werk van Ton Mars





In het labyrint verliest men zich niet
In het labyrint vindt men zich
In het labyrint ontmoet men niet de Minotaurus
In het labyrint ontmoet men zichzelf
(H. Kern)


INLEIDING

Het plaveisel van sommige middeleeuwse kathedralen bevat een rond of achthoekig labyrint. Slechts één ingang is er om de weg te betreden die via vele windingen naar het centrum leidt. Deze weg voert soms vlak langs het doel, dan weer met een grote boog eromheen om vrij plotseling op de plek van bestemming te eindigen. Eenmaal in het centrum moet men rechtsomkeert maken en 'de draad van Ariadne' oppakken om weer buiten te komen. Dit is het beeld dat voor mij opdoemde toen ik de titel van één van de recente werken van Ton Mars las: Directions for the Center, Nr.I (Faith and Perseverance). De ontwikkeling van deze in Groningen wonende en werkende kunstenaar had ik al enige jaren met interesse gevolgd, maar nog nooit bleef een aspect van zijn werk mij zo bezighouden. Ik wist niet hoe ik de titel precies moest interpreteren, maar associeerde hem onmiddellijk met de ingenieuze bouwvorm van het labyrint, dat een eeuwenoude traditie kent en een beproefd model is voor fysieke en geestelijke oriëntatie.1 Met behulp van dit model vermoedde ik iets belangrijks te ontdekken over het werk van Ton Mars en daardoor misschien ook over bepaalde procedures in de hedendaagse kunst.

Met die procedures worden hier de manieren bedoeld waarop beeld en taal in de kunst van de twintigste eeuw worden gecombineerd. In deze eeuw heeft niet alleen de filosofie, maar ook de beeldende kunst een 'linguistic turn' meegemaakt. Beeld en taal traden in de westerse kunst altijd al samen op: soms werd een tekst in het beeld opgenomen en meestal fungeerde een tekst als uitgangspunt voor beelden, maar dit gebeurde vanzelfsprekend. Pas in deze eeuw gingen beeldende kunstenaars bewust experimenteren met en reflecteren op de verschillende combinatiemogelijkheden van beeld en geschreven of gesproken taal. Letters en teksten kunnen opgenomen zijn in kunstwerken, zoals bij het kubisme, ze kunnen als medium dienen voor beeldende kunst, zoals bij de Concept Art, of taal omlijst het beeld bij wijze van titel en/of commentaar die meer dan ooit deel uitmaken van het kunstwerk.2 Het is moeilijk om tegenwoordig nog een 'woordeloos' beeld tegen te komen. Maar waarom koppelen sommige kunstenaars beeld en taal zo nauw aan elkaar? Er is toch ook een 'moderne traditie' waarin het beeld 'voor zichzelf moet spreken'? En wat heeft de beschouwer aan zo'n hechte band tussen beeld en taal? Dit zijn veelomvattende vragen die hier niet volledig behandeld kunnen worden. Mogelijk is echter om als kijker en lezer op te treden en aan het werk van één kunstenaar enkele mechanismen te demonstreren die werkzaam zijn bij de combinatie van beeld en taal. Dit zal ik hier proberen door de verschillende wegen in het werk van Ton Mars langs te lopen. Al interpreterend zal ik hierbij mijn eigen reacties op het werk verweven met de uitkomsten van de gesprekken die ik met de kunstenaar voerde.3

Toen ik in 1991 voor het eerst het atelier van Ton Mars binnenstapte, was ik meteen geboeid door het eenvoudige uiterlijk van zijn werk. Als eenvoud zich zo pregnant presenteert, vermoed ik altijd met de uitgekristalliseerde resultaten van een lang en intensief zoeken te maken te hebben en ook nu werd ik niet teleurgesteld. Ik kreeg de uitkomst te zien van een periode van acht jaar, waarin de kunstenaar de weg had afgelegd van een aarzelende abstractie naar een eigen artistiek systeem, dat zich tegenwoordig manifesteert in meerdelige werken met poëtische titels. In het atelier zag ik toen en in de daaropvolgende jaren reeksen objecten in de vorm van afgeknotte piramides, die zo aan de wand hingen dat ze hun grondvlak toonden. Je kon ze frontaal benaderen, als traditionele schilderijen, maar als je ervoor langsliep, lieten ze pas hun 'body' zien.

Elk 'paneel' vormde een vibrerend kleurveld, waarin lijnachtige tekens leken te zijn ingekerfd. De tekens waren spichtig en precieus, staken wit af ten opzichte van de ondergrond en hadden van dichtbij bekeken soms gekleurde randen, waardoor ze nog helderder werden. Op enige afstand was de afwerking van de objecten perfect; dichterbij gekomen zag je wel duidelijke sporen van de hand van de maker. Doordat de werken met regelmatige tussenruimten naast elkaar aan de wand hingen, associeerde ik de tekens met letters of woorden en een hele reeks met een zin. Wat ik zag en ervoer vond ik zeer aangenaam, maar ik ergerde me ook aan de onverzettelijkheid en aan de ontoegankelijkheid van het werk. Probeerde ik namelijk een lijn of vorm op een 'paneel' visueel te verschuiven, dan bleek dat onmogelijk; het moest zo zijn en niet anders. En ook al riepen de werken vooral associaties met taal bij me op, de 'hiëroglyfen' bleven onleesbaar.

Ton Mars bevond zich in 1991 in een encyclopedische fase, waarin alles wat er tot dan toe in zijn werk en denken verzameld was, bij elkaar kwam. Vanaf 1983 maakte hij al kleine, vierkante doeken, waar in een kleurveld vormen werden aangebracht die afgeleid waren van meubels en architecturale decoraties. In de loop van de jaren werden de vormen steeds abstracter, de doeken steeds meer object-achtig, en de aanvankelijk aan de natuur ontleende kleuren zuiverder. In 1987 ontstonden er tekens in de vorm van schuine lijnen en spitse ovalen, afkomstig van vierkant en cirkel, de beide oervormen. Eerst leken de tekens zich op het vlak van het schilderij te verplaatsen, maar toen de analogie met letters en woorden meer op de voorgrond trad, werd hun beweeglijkheid minder en verbonden ze zich met de coördinaten van het vlak.

De oorspronkelijk vierkante composities werden in 1988 opgerekt tot liggende rechthoeken en de kleuren tendeerden nu meer naar het primaire rood, geel en blauw, geflankeerd door zwart en wit. Hiermee waren de spelregels geformuleerd en het spel begon de kunstenaar steeds meer te fascineren. Het verband met de taal vormde in 1991 de beslissende factor om meerdelige werken te maken. Ton Mars vroeg zich toen af hoe hij de eerder ontwikkelde beelden samen kon brengen in een groter geheel: "als letters in een woord". Naar aanleiding van tekeningen maakt hij sindsdien werken die minimaal uit twee en maximaal uit zes delen zijn samengesteld.

Met dit beeldende vocabulaire van tekens in een meestal primair kleurveld laat Ton Mars zijn artistieke afkomst zien. Hij voelt zich verwant aan schilders als Piet Mondriaan, Casimir Malevich en Barnett Newman, maar slaat niet de weg in naar de puur constructieve of formalistische schilderkunst die uit hun werk volgde. Hoewel hij de verworvenheden van de voor- en naoorlogse avant-gardes benut, is hij eerder een ver familielid dan van deze stromingen dan een navolger. Zijn werk is niet in traditionele kategorieën te vatten: het bevindt zich altijd 'ertussenin'. Steeds zijn er dialogen tussen tekening en schilderij, schilderij en beeldhouwwerk, en tussen beeld en taal.

HET BEELD

Op de vraag waarom deze dialogen voor hem belangrijk zijn antwoordt de kunstenaar dat hij ze ziet als verschillende poorten tot zijn werk. Laten we eens de ingang van het beeld nemen om te kijken waar we uitkomen. De eerste betekenissen liggen besloten in de directe verschijningsvorm van de werken. Deze entree tot het werk is bewust zintuigelijk-zinnelijk geformuleerd. Benader je de objecten frontaal dan werken vooral de helderheid en de diepte van de kleurvelden, die ofwel het licht naar zich toetrekken, ofwel als de vlakken matzwart zijn alle licht opslorpen. Ook de wand wordt meegekleurd door de schaduwen en de reflecties van de gekleurde achterkanten van de objecten. Sterke nabeelden zijn het gevolg van het maximale contrast tussen de tekens en het kleurveld waarop ze zijn aangebracht. De driedimensionaliteit van de werken en het ritme van hun opeenvolging nodigen je uit om ervoor langs te lopen, waarbij ze uit de wand naar je toe lijken te komen en zich er tegelijkertijd in terugtrekken. Als een reeks objecten een smalle band vormt volgt deze de horizontale beweging van de speurende blik. Na enige tijd lijkt zo'n reeks zich als een kring om je heen te sluiten, want het eerste en het laatste paneel dragen dezelfde of soortgelijke tekens. Soms werken de objecten als een soort spiegel, waartoe je je aangetrokken voelt of waarvan je afstand wilt nemen, doordat hun maten overeenkomst vertonen met die van een mens.

Het kijken voltrekt zich dus in het letterlijk bewegen van de beschouwer, waarbij de werken mee lijken te bewegen. Niet alleen het oog, ook de tastzin wordt uitgedaagd, maar door de perfectie van de objecten weer ontmoedigd. Deze manier van tastend-bewegend kijken wordt mede mogelijk gemaakt door de uitgewogen, bijna meditatieve wijze van tentoonstellen, zodat je de kans krijgt om elke reeks apart tegenmoet te treden. Door zijn visuele en lichamelijke kwaliteiten 'spreekt' het werk van Ton Mars dus ook zonder woorden.

De kunstenaar vindt het belangrijk om de hiervoor beschreven ervaringen op te roepen, maar de tekens op de panelen waarschuwen je al op het visuele niveau dat er meer aan de hand moet zijn. De vormen zijn nooit geheel gesloten, zodat figuur en achtergrond afwisselend als belangrijk kunnen worden gezien. De tekens blijven strikt genomen binnen het vlak, maar ze lijken te hellen of te zweven, ergens naar te streven, zich te openen of te sluiten. Het centrum in de composities trekt telkens de aandacht, doordat het tegelijkertijd afwezig en aanwezig is. Ondanks dat het meetkundige midden van een paneel of een reeks altijd gemeden wordt, omspelen de tekens het wel. Vaak is er in het midden of ongeveer in het midden van een reeks een verdichting van tekens te vinden die je aandacht vasthoudt en waarvan je wegkijkt of waar je naar toe kijkt. Ook identieke tekens in een reeks kunnen zo anders worden gezien. Hoewel dit werk zeer eenvoudig lijkt, is het dus moeilijk te doorgronden: als je het verwachte bijna te pakken hebt, ontglipt het je weer. Op deze wijze wordt het kijken zelf geactiveerd en gethematiseerd en word je gefrustreerd in je neiging om de tekens als tekst te lezen.

DE BEELDTAAL

Toch nodigt juist de horizontaliteit van de reeksen uit tot lezen. Dit biedt een talige ingang tot het werk die weer andere betekenissen oplevert. De tekens doen denken aan fragmenten van letters van ons fonetisch schrift. Soms verkeren ze op de rand van leesbaarheid, maar het lukt dan net niet om ze als begrip te vatten. Hoewel ze aan de geometrie ontleend zijn tenderen ze naar het organische, waardoor ze als beeldschrift of pictogrammen gelezen zouden kunnen worden. Je kunt er bladeren, vruchten, ogen en ook speren, messen, boten en schalen, of sexuele symbolen in zien, zoals ze ook ingekerfd zijn in de stenen formaties van prehistorische monumenten. De precieze betekenissen zijn bij geen van beide beeldschriften te achterhalen. De 'beeldtaal' uit de prehistorie is niet meer te decoderen en de 'beeldtaal' van Ton Mars heeft nooit een code gekend. In principe kan het associatieproces dus eindeloos doorgaan. Het wordt ook niet in toom gehouden door de rangschikking van de tekens naast elkaar die aan een zin doet denken. Deze ordening berust namelijk op een visuele, door de maker bepaalde, samenhang en niet op een syntactische conventie, zoals in een bestaande taal.

De suggestie dat je dit 'schrift' zou kunnen lezen en begrijpen wordt gewekt door de analogie van de composities met de temporele opeenvolging van letters, woorden en zinnen. Het ontbreken van de code zorgt er echter voor dat het getoonde nooit als een echte taal gaat functioneren. De kunstenaar zet deze semantische en syntactische openheid bewust in om de geest van de beschouwer in beweging te brengen, zodat er een proces van betekenisvorming op gang kan komen. Daarvoor ontwerpt hij een nieuwe, onleesbare taal die alvast aanduidt dat, pas als je een talig perspectief inneemt, het werk meer van zijn inhoud zal tonen.

Want Ton Mars is, zoals eerder opgemerkt, geen typische schilder; hij heeft zowel interesse voor beelden als voor taal. Zijn werk kan geïnspireerd zijn op teksten of op visuele, auditieve en geursensaties, maar de noodzakelijke distantie om van die eerste inspiraties een beeld te maken wordt altijd in taal bemeten. Zo ontstaan ideeën die zowel de formele organisatie van het werk leiden, bijvoorbeeld bepalen hoeveel delen of welke kleur een werk krijgt, als ook de lyrische inhouden ervan sturen. Hieruit komen ook de titels voort die door de beelden gewekte vermoedens in de vorm van een 'statement' bekrachtigen. Als je al door de poorten van het beeld en die van de 'beeldtaal' bent gegaan, kunnen de titels je overhalen om ook de ingang van het 'taalbeeld' te kiezen. De titels roepen namelijk 'beelden' of voorstellingen op die op de inhoud van het werk wijzen.

HET TAALBEELD

De eerste titel Synonymous Works for Continents of the Mind ontstond in 1991 voor de eerste reeks van de zesdelige werken.4 Hoewel Ton Mars zich altijd al voor taal interesseerde hadden zijn werken tot dan toe geen titels, omdat hij de gewenste relatie tussen beeld en taal nog niet had gevonden. Hij zocht naar titels met dezelfde "poëtische impact" als de teksten die hij schreef en toevoegde aan publicaties over zijn werk (zie de volgende paragraaf). Na de formulering van de eerste titel verschenen er meerdelige werken met titels als: Rhythm and Rhyme for Oceans of the Mind (1992, vierdelig), Talking and Thinking/Preaching and Praying (1992, vijfdelig) en recent Directions for the Center, Nr.I (Faith and Perseverance) (1993, tweedelig). De voorstellingen die door de titels opgeroepen worden maken van de kijker even een lezer die zich uit de fysieke ruimte van het contact met de werken terugtrekt in de mentale ruimte van de opgeroepen 'beelden'. Daarna moet de lezer weer een kijker worden die nu wel een ander standpunt ten opzichte van de beelden kan innemen. Dit nieuwe perspectief wordt mogelijk gemaakt door de metaforische werkwijze die de kunstenaar hanteert en die hij in verband met zijn eerste titel als volgt uiteenzet:

"Deze titel toont een aantal karakteristieke aspecten van mijn werk. De associatie met de taal wordt aangegeven door het begrip synoniemen, terwijl het woord werken erop wijst dat ze zich tussen tweedimensionale schilderijen en driedimensionale objecten in bevinden. Ik heb het woord voor gebruikt en niet van, omdat het hier om een hommage aan een geestelijk terrein gaat. Met continenten van de geest wordt het bereik van het aardse verbonden met het mentale, wat voor mij heel belangrijk is."5

Zoals hieruit blijkt maakt Ton Mars in zijn titels gebruik van meerdere metaforen die onderling verweven zijn en ook een relatie aangaan met de getal- en kleursymbolen die in het werk gebruikt worden. Dit procédé kan intuïtief gevat worden in de afwisseling van kijken, lezen en weer kijken naar de werken, maar het kan pas goed geanalyseerd worden als men enkele karakteristieke eigenschappen van de metafoor kent. In deze stijlfiguur, die het beste in de taal is onderzocht, worden verschillende semantische velden bij elkaar gebracht. De kernen daarvan contrasteren letterlijk genomen met elkaar, maar de connotaties gaan in de metafoor gedeeltelijk samen en vormen zo nieuwe betekenissen. In de metafoor "de mens is een wolf" wordt de mens gebestialiseerd en de wolf enigszins gehumaniseerd. De oorspronkelijke betekenissen blijven naast de metaforische bestaan en roepen een voortdurende spanning op, waardoor de metafoor tegelijkertijd wijst op iets wat er is en niet is, wat gelijk is en ongelijk is.

Metaforen komen in de dagelijkse omgang met taal en beeld veel voor, maar de poëzie en de beeldende kunst maken bij uitstek gebruik van 'beeldspraak'. Via de verbeeldingskracht bewegen metaforen zich namelijk op de grens van het denken en het zien, het verbale en het beeldende, omdat zij als het ware voorstellen doen om iets te begrijpen of te zien als iets anders. Beeldmetaforen werken zowel op het talige, begripsmatige als het visuele niveau van beelden. De talige werking van een beeldmetafoor komt het duidelijkst tot zijn recht in figuratieve kunst, waarin het bijvoorbeeld mogelijk is om de vormen van mens en dier met elkaar te verbinden. Een dergelijke metafoor kan een interactie aangaan met een specifiek gebruik van kleur, lijn en vorm om bijvoorbeeld het agressieve karakter van het zojuist gecreëerde beest-mens te versterken.

In de nonfiguratieve kunst bezitten de pure elementen van het beeld eveneens connotaties, zodat een rood schilderij dat spitse vormen bevat een agressieve indruk kan maken. Deze metaforische dimensie van het beeld is echter extreem meerduidig: hetzelfde rode schilderij kan immers ook vrolijk of vurig overkomen, hoewel er slechts een kleine kans bestaat dat we het als triest zullen ervaren. Om de beleving en de interpretatie van de beschouwer meer een richting te bieden kan een kunstenaar een gecombineerde taal-beeld metafoor gebruiken door aan zijn beelden teksten of titels toe te voegen. Een titel of een tekst en een beeld samen kunnen dan een nieuwe metafoor vormen die de meerduidigheid niet zozeer uitsluit, als wel in bepaalde banen leidt.6

Ton Mars buit vooral deze laatste mogelijkheid uit. Zoals we reeds zagen bevatten zijn werken op het visuele niveau al vele connotaties. Er ontstaan metaforische dimensies door de diepte van de kleurvelden, de ruimtelijkheid van de objecten, de samenstelling uit meerdere panelen en door de potentiële betekenissen van de tekens. Deze dimensies profileren zich echter pas als de beelden met de titels verbonden worden. De titels kunnen op twee niveaus een interactie aangaan met de beelden. Op het eerste niveau kan het ritme van de woorden zich verbinden met het ritme van de tekens en de opeenvolging van de panelen. Op het tweede niveau doen de verbale metaforen in de titels voorstellen om het beeld op een bepaalde manier te zien. Zo wordt er een richting geboden die de beschouwer bij zijn interpretatie kan inslaan. Hierdoor lijkt een duidelijkheid te ontstaan die echter relatief is. De titels becommentariëren het werk niet, ze leveren net als de beelden 'bouwmateriaal', zodat de beschouwer wordt uitgedaagd om zelf de brug tussen beeld en taal te construeren. Doet hij dit dan komt hij geen vaste betekenissen tegen, maar lyrische inhouden die hij in verband kan brengen met zijn eigen levenshouding. In de hiervolgende interpretaties zal ik voorbeelden geven van een dergelijke omgang met het werk.

In zijn titels gebruikt Ton Mars linguïstische metaforen en ruimtemetaforen in relatie tot geesteshoudingen. Gebieden, plekken, lokaties en richtingen spelen in zijn denken een belangrijke rol om zowel het materiële als het geestelijke te ordenen en bij elkaar te brengen. De ordeningen van de aarde in continenten en oceanen kunnen in Synonymous Works for Continents of the Mind als metaforen dienen voor indelingen van de geest in verschillende terreinen. De vijf reeksen zesdelige werken van de continenten zijn 'synoniemen' van elkaar, omdat zij dezelfde maten en ordening kennen en soortgelijke, maar enigszins afwijkende tekens dragen. Met hun kleuren: rood, geel, blauw, zwart en wit, symboliseren zij de stemming van de mentale gebieden. Niet alleen verhelderen de titels de inhoud van de werken, de objecten 'kleuren' ook de titels mee. Het gele continent verschijnt geheel anders dan het rode continent en het is aan de beschouwer om het ene bijvoorbeeld met denken en het andere met voelen te verbinden. De verbale metafoor in de titel kan dus samen met de beelden nieuwe, spannende metaforen opleveren. De herkenning dat ook Mondriaan deze kleuren gebruikte, geeft aan dit kijken een extra, historische dimensie.

De geestelijke gerichtheid van het werk wordt nog duidelijker bij Talking and Thinking/Preaching and Praying (1992, blauw). Hier kan de titel opgevat worden als een analogie en wordt pas een metafoor samen met het beeld. De twee linker en de twee rechter panelen van deze vijfdelige reeks dragen dezelfde tekens die zich naar het afwijkende middenpaneel toe bewegen of ervan af bewegen. Dit correspondeert met het ritme van de woorden in de titel. Spreken en denken, preken en bidden worden zo in tijd en ruimte met elkaar verbonden en door elkaar afgewisseld. De naar buiten en binnen gerichte, vooral talige, activiteiten, die door de tekens worden aangeduid, vinden een letterlijk keerpunt in het middenpaneel. Het centrum, dat gevormd wordt door de schuine lijn en het spitse ovaal, lijkt voortdurend te verschuiven. De diepe blauwe kleur symboliseert het geestelijke aspect, zowel in het profane als in het sacrale bereik. Zo ontstaat er een gecompliceerde metafoor van het ritme van het geestelijke leven dat zich in de taal afspeelt.

Directions for the Center, Nr.I (Faith and Perseverance) (1993, zwart) is de eerste van een nieuwe, vijfdelige serie van werken.7 In deze serie blijkt de metaforische werkwijze van Ton Mars tot nu toe het duidelijkst. De titel van Nr.I kan opgevat worden als een verbale metafoor, waarin de verschillende semantische velden in een voelbare spanning verkeren. Het eerste deel ervan zou ook letterlijk de richting naar het centrum van een stad kunnen aanduiden. 'Neem lijn 1 naar het centrum' blijft dan als banaliteit meeklinken. Pas het tweede deel van de titel geeft aan dat het hier om geesteshoudingen, geloof en volharding gaat die naar het centrum leiden. Wat het centrum inhoudt wordt niet duidelijk, maar in combinatie met de titel roepen de beelden wel associaties op die mogelijke invullingen aan dit begrip kunnen geven. De zwarte panelen van Nr.I spiegelen als het ware de beschouwer, omdat ze half zo hoog zijn als een mens en tekens in een lichte vleeskleur dragen. Hierdoor kan het idee versterkt worden dat je het centrum in jezelf, misschien wel in je lichaam moet zoeken. De twee panelen dragen elk twee tekens en kunnen afzonderlijk als vertegenwoordigers van de geesteshoudingen gezien worden. Samen vormen ze een nieuwe eenheid met drie tekens. Dan ontstaat er een verschuivend centrum, want het compositorische midden komt in de ruimte tussen of boven de panelen terecht. Waar moet je het centrum nu zoeken? In de leegte of in het onpeilbare zwart van de panelen? En wie of wat bevindt zich in het centrum?

Interpretaties en vragen als deze worden pas mogelijk in het heen en weer springen tussen beeld en taal bij het aanschouwen van het werk, waarbij de verschillende soorten 'tekens' elkaar overlappen. Hoewel alle ingangen tot het werk van Ton Mars belangrijk zijn en betekenissen opleveren, is zijn metaforische werkwijze slechts ten dele te volgen, als je de poort van de taal voorbij loopt. Zijn objecten zijn al op het zintuigelijk-zinnelijke niveau uitnodigend en veelzeggend, maar worden pas individuen als de titel, hun 'naam' bekend is en ze in het proces van kijken en denken aangesproken kunnen worden. Dan wordt het door de beelden opgewekte vermoeden versterkt dat ze allemaal tot één familie behoren en 'synoniemen' of variaties zijn van hetzelfde complex van inhouden. Om dit beter te kunnen vatten zal er nog een laatste ingang tot het werk en denken van Ton Mars worden gezocht en wel in zijn teksten.

DE TEKST

Deze poort leidt weg van het perspectief van de kijker naar dat van de lezer die nu meer zicht krijgt op het creatieve proces en de constante motieven in dit werk. De taal functioneert hier namelijk niet alleen ten dienste van de beschouwer, maar ook als een soort brandstof voor de kunstenaar om de creatieve motor op gang te houden. Dit blijkt op bijzondere wijze in de teksten die Ton Mars in catalogi en andere publicaties bij zijn beelden voegt. Deze poëtische teksten dragen de verzameltitel "Hermetica" en zijn fragmenten van een 'toneelstuk', waarin op verschillende lokaties drie personen, die Anthony (Mink) Swindon, Rachman en Giovanni heten, het woord voeren.8

De drie metgezellen komen respectievelijk uit het noorden, het westen en het zuiden. Zij hebben elkaar ontmoet in een afgelegen huis en voeren sindsdien een gesprek over de wereld. Hun bespiegelingen worden gekleurd door hun karakter, hun smaak en hun eigen stijl van spreken. Anthony (Mink) Swindon is een estheet die geboeid wordt door ambiguïteiten, maar verlangt naar schoonheid en harmonie. Rachman heeft een filosofische aanleg; hij wantrouwt het vanzelfsprekende en analyseert alles. Giovanni is onberekenbaar. Hij lijkt zich aan de conventionele wereld aan te passen, maar keert zich uiteindelijk daartegen en roept op tot denken en handelen op een hoger niveau. Hij is de belangrijkste van de drie en is de leidsman die de weg wijst naar een spirituele houding in denken en handelen.9 Deze personages hebben ieder een speciale verhouding tot de taal die zij als volgt verwoorden:

Hermetica (Tweede Lokatie)
Strategieën voor het hoofd

Anthony (Mink) Swindon:
Ach, kijk, hoe de woorden draaien met
deuren, hoe ze cirkelen op pleinen.
Luister, hoe ze kermen in gangen
en smachten in straten. Voel,
hoe ze zinderen in tijdschriften,
bibberen in banken en verwilderen
op autobanen.
Rachman:
Woorden! Woorden! Woorden!
Harde woorden, zachte woorden,
groene, gele, blauwe en rode woorden.
Mannelijke en vrouwelijke. Verhevene
en heilige, machtige en dodelijke
woorden. Armzalige, vreemde, jonge
en oude, zoekende, verliefde en
slimme woorden.[...]
Zelfs woordelijke woorden! Met, door
en in hen dwaalt de tijd. De woorden
toveren ons elk verhaal voor. Zij
spelen in avontuurlijke letters of
verzinnen verslavende retorieken.[...]
Giovanni:
Als de woorden de geest spiegelen
en daarbij zijn bestemming uiten,
wrijf dan licht uit duisternis,
wring koelte uit hitte.
Verzorg het vuur met warmte,
het woud met bomen. Leg het
oor in de wind en streel
met de mond de stenen.
Blaas lucht tot herinnering.10


De gesprekspartners zijn niet puur fictief, maar vormen personificaties van verschillende kanten van de kunstenaar zelf. Zij zijn nuanceringen van en variaties op die ene, vaste persoonlijkheid die men in het maatschappelijke verkeer van iemand verlangt. Hun belangrijkste functie is om een "zwevend ik" op te roepen, waardoor tijdens het creatieve proces meer mogelijk wordt dan op grond van een gefixeerde identiteit.11 Zo kunnen er in de teksten meerdere geesteshoudingen worden beproefd; meerdere en zelfs met elkaar conflicterende houdingen ten opzichte van de wereld worden ingenomen.

Want geheel in de lijn van hun temperament en karakter treden de personages op als wachters van de geestelijke domeinen waaruit de kunstenaar zijn inspiratie put. De beeldende kunst en de poëzie behoren tot de terreinen van Anthony (Mink) Swindon, terwijl Rachman staat voor de filosofische belangstelling en Giovanni, het verlangen naar transcendentie vertegenwoordigt. Hij is de wegwijzer naar het spirituele, waarbij hij ook de gebieden van de mystiek en het esoterische ontsluit. Dus net als in de werken worden in de teksten metaforische mogelijkheden geopperd, waarbij de personages alvast de speelruimte voor nieuwe verbindingen en configuraties verkennen. Op deze wijze helpen zij de verschillende vormen van ervaring en kennis te ordenden en vorm te geven.

TOT SLOT

Zoals we al zagen werkt Ton Mars aan een systeem waarin verschillende componenten met elkaar verbonden worden. De structuur van dit geheel kan volgens mij pas echt begrepen worden indien het gezien wordt als een soort labyrint. Maar welk type labyrint biedt een goed zicht op dit systeem?12

Het middeleeuwse labyrint waaraan ik moest denken bij de titel Directions for the Center, Nr.I (Faith and Perseverance) vormt een fysiek pad dat je in het plaveisel afloopt en tegelijkertijd is het een spiritueel pad, een reis naar het centrum van de wereld. Daar bevindt zich niet de Minotaurus, zoals in de antieke mythe, maar God en het zelf van de mens. Dit zelf huist in de geest, waar ook de plaats is van het interne beeld van God. De zoektocht naar het zelf leidt dus ook altijd naar God. Daarom is er maar één weg in het labyrint: de weg naar binnen is ook de weg naar buiten. Verdwalen in een middeleeuws labyrint is onmogelijk.13

Ook het systeem van Ton Mars heeft een spirituele richting, maar hierdoor wordt slechts één van de wegen aangeduid die men kan bewandelen. Zoals hiervoor beschreven, zijn er meerdere poorten tot het werk; er zijn dus vele oriëntaties mogelijk en gewenst. Je kan de poort van het beeld, de beeldtaal, het taalbeeld en van de tekst nemen. De wegen die je dan afloopt kruisen elkaar in de afzonderlijke werken, als in kleine spiegelkabinetten binnen het hoofdbouwsel. Meer dan op middeleeuwse labyrinten lijkt dit beeld op doolhoven die in baroktuinen werden aangelegd. Deze doolhoven hebben soms meerdere ingangen en je wordt flink op de proef gesteld voordat je het centrum bereikt. Een enkele keer is er helemaal geen centrum of er lijken een aantal centra te bestaan, zodat je gemakkelijk kunt verdwalen.14

We zagen al dat het centrum in het werk en denken van Ton Mars voortdurend wordt geproblematiseerd. Het verlangen naar transcendentie heeft wel een religieuze toon, maar oscilleert steeds weer tussen het vermoeden van geloof en de onmogelijkheid daarvan. Het centrum wordt bij Ton Mars dus niet meer door God ingenomen. Hoe staat het dan met het zelf? In plaats van één vaste persoonlijkheid vinden we hier variaties, drie personages met ieder een eigen karakter, komende uit verschillende hemelsrichtingen, die met elkaar in een voortdurend gesprek gewikkeld zijn over de wereld. Zij staan voor verschillende geestelijke gebieden en kunnen zo helpen om in het centrum veelsoortig materiaal bij elkaar te brengen, waardoor dit project van de steeds verschuivende metaforen voortgezet kan worden.

In dit op het eerste gezicht zo ontoegankelijk lijkende werk van Ton Mars blijken dus, juist door de combinaties van beelden en van taal, vele openingen te zijn. Naast puur beeldende vormen komen er in dit werk ook aan de geschreven taal ontleende elementen voor die naar een talige ingang verwijzen. De brede connotaties van de zo ontstane beelden combineert de kunstenaar met de relatief duidelijke betekenissen van de taal door middel van metaforische titels. Hierbij benut hij de grenspositie van de metafoor tussen het verbale en het beeldende in en roept voorstellingen op die een interactie kunnen aangaan met de visuele beelden. Op deze wijze ontwerpt hij nieuwe taal-beeld metaforen. De poëtische teksten die de beelden in publicaties begeleiden, tonen de metaforische potenties van deze gehele onderneming, waarin het de kunstenaar gaat om het tot stand brengen van en vormgeven aan dialogen tussen verschillende manieren van ervaren, denken en handelen.

Zo vullen beeld en taal in het werk van Ton Mars elkaar aan en dragen bij tot het creëren van een helder artistiek systeem. Dit systeem ziet er van de buitenkant stevig en hermetisch uit, maar blijkt bij nadere kennismaking een open, labyrintisch complex te zijn met meerdere ingangen, wegen en perspectieven, waarin de verbeeldingskracht vrij spel kan krijgen.

NOTEN

1. H. Kern, Labyrinthe, Prestel-Verlag München 1982, pp. 13-33.

2. Hier werd vooral gebruik gemaakt van:
-J. Brand, N. Gast, R.J. Muller (red.), De Woorden en de Beelden, Tentoonstellingscatalogus, Centraal Museum Utrecht 1991,
-W.M. Faust, Bilder werden Worte, Carl Hanser Verlag München 1977.

3. De meeste informatie voor dit artikel is verkregen in gesprekken tussen de auteur en Ton Mars, op 28 mei, 15 juli, 30 november 1993 en 2 maart 1994. Verder is gebruik gemaakt van:
-F.A. Hettig, 'Ton Mars/Michel Sauer', in: Kunstforum International, Bd.102, 1989, pp. 358-359,
-H. Hummeltenberg, 'Schauplatz: Zu den Arbeiten von Ton Mars', in: NIKE, 6 jg. nr.25, 1988, pp.16-19,
-G. Lakke, 'De Zaak', in: Metropolis M, nr.3, 1986, pp. 28-33,
-M. Schaap, 'Vijf schilders', in: Metropolis M, nr.3, 1987, pp. 40-45.

4. Tot nu toe zijn vier van de vijf zesdelige reeksen uitgevoerd in zwart (1991), wit (1992), rood (1992) en geel (1993).

5. T. Mars in gesprek met de auteur op 28 mei 1993.

6. Hier werd vooral gebruik gemaakt van:
-V.C. Aldrich, 'Visual Metaphor', in: The Journal of Aesthetic Education, 2 jg., nr.1, 1968, pp. 73-86,
-M. Black, Models and Metaphors, Cornell University Press Ithaca, N.Y. 1962, pp. 25-47
-A.C. Danto, The Transfiguration of the Commonplace, Harvard University Press Cambridge 1981, pp. 165-208,
-N. Goodman, Lanquages of Art, Hackett Publishing Company, Inc. Indianapolis 1976, pp. 45-95
-P. Ricoeur, 'The Metaphorical Process as Cognition, Imaginaton, and Feeling', in: S. Sacks (ed.), On Metaphor, The University of Chicago Press Chicago 1978, pp. 141-157.

7. Inmiddels is Directions for the Center verder ontwikkeld tot een serie van vijf tweedelige werken met eigen 'ondertitels' die naast Faith and Perseverance de volgende houdingen omvatten: Knowledge and Purification, Inspiration and Sacrifice, Desire and Devotion en Intuition and Experience.

8. De titel "Hermetica" kan verbonden worden met het hermetisme, afgeleid van Hermes Trismegistus, de mythische koning-filosoof uit Egypte. Onder zijn naam zijn sinds de eerste eeuwen van onze jaartelling mystiek georiënteerde geschriften bijeengebracht in het "Corpus Hermeticum". Ton Mars ontdekte deze geschriften pas nadat hij de verzameltitel voor zijn teksten had geformuleerd. Voor de personages, zie: T. Mars, 'Hermetica, Datsja (Eerste Lokatie)', in: Drukwerk De Zaak, nr.21/22, 1984, p. 6.

9. De personages kregen vorm nadat Ton Mars de gedichten las van de Portugese dichter Fernando Pessoa. Pessoa ontwikkelde vanaf 1914 een drietal dichter-persoonlijkheden die hij "heteroniemen" noemde. Elk van deze dichters heeft een eigen stijl, horoscoop en biografie. Zie hiervoor: Fernando Pessoa Gedichten, Arbeiderspers Amsterdam 1978, vertaling en commentaar: A. Willemsen, pp. 221-252.

10. T. Mars, 'Hermetica, (Zweiter Schauplatz), Strategien für den Kopf', in: Kunst Europa, 63 deutsche Kunstvereine zeigen Kunst aus 20 Ländern, Tentoonstellingscatalogus, Hermann Schmidt Verlag Mainz 1991, p.(15)42. (Het hier geciteerde is een deel van deze tekst; vertaling uit het Duits: K.H.)

11. S. Polet, De creatieve factor, Wereldbibliotheek Amsterdam 1993, pp. 143-145.

12. W.L. van Reijen, 'Labyrinth and Ruin: the Return of the Baroque in Postmodernity', in: Theory, Culture and Society, 1992, pp. 1-26

13. J. Hani, Le symbolisme du temple chrétien, Paris 1962, pp. 104-109,
-H. Kern, Labyrinthe, a.w., pp. 207-241.

14. H. Kern, Labyrinthe, a.w., pp. 359-389.


Katalin Herzog

Dit artikel werd gepubliceerd in: Crisis, Tijdschrift voor Filosofie,'Woorden en Beelden', nr. 55, 1994, pp. 44-47.