Vele kleine, driedimensionale tweeluiken; wit/zwart en zwart/wit geschilderd. Hun huid zorgvuldig beschreven met scherpe lijnen in de tegengestelde toon. Soms met een evenwichtige of plechtige, dan weer met een plagerige of speelse uitdrukking.
Een dergelijke zeer korte omschrijving van de reeks Enen van Ton Mars lijkt al te voldoen, aangezien de Enen een sober uiterlijk hebben. Bij een eerste ontmoeting komen ze dan ook weinig toeschietelijk over. Om meer te ervaren en te begrijpen, moet de beschouwer eerst hun ijs breken. Daartoe nodigen de Enen echter ook uit. Zij trekken eerst de aandacht door het strenge zwartwit van hun panelen, de precisie van hun betekening en de spleet tussen de twee delen. Eenmaal alert geworden, valt op hoeveel zorgvuldigheid en aandacht de kunstenaar aan hen geschonken heeft. Door hun 'volmaaktheid' en hun driedimensionale lichamelijkheid stralen ze eveneens warmte uit en komen ze de beschouwer als kleine levende wezens tegemoet. De Enen hebben dus een ambivalent, koel/warm karakter die men eerst moet accepteren, alvorens hun spel te kunnen meespelen.(1)
EEN OF MEER
De moeite die de beschouwer zich aanvankelijk voor de Enen moet getroosten, blijkt echter niet tevergeefs te zijn. Al spoedig is er het plezier in de wisselende variaties van lijnen en hun combinaties op de zwart/witte ondergronden. Na enige tijd doemen ook de betekenismogelijkheden op waartoe de Enen aanleiding geven. Zij tonen een lichtkant en een donkerkant als bij opengeslagen boeken waarvan de 'bladzijden' met lijnachtige tekens in een soort geheimschrift zijn beschreven. Deze 'inkervingen' verstoren de sereniteit van de zwarte en witte vlakken, maar zorgen ook voor de stemmingen die zich op het gezicht van de individuele werken aftekenen. Per werk is er echter niet slechts één stemming te ervaren. De tekeningen van beide panelen zijn verschillend en vormen samen een paradoxale eenheid zoals het jonge en het oude gelaat van een Januskop of de verschillende karaktertrekken van één persoonlijkheid.
Interpretaties als deze wijzen vooruit naar de ervaring van de 'eenheid van tegendelen' die de Enen al spoedig oproepen. Het zwart/wit en de verschillende tekencombinaties kunnen namelijk metaforisch getransformeerd worden in de vele ongelijke paren van ons leven. Dag en nacht, geest en materie, leven en dood, man en vrouw, links en rechts, hoog en laag, goed en kwaad, profaan en sacraal, banaal en transcendentaal zijn gemakkelijk met de Enen in verband te brengen.(2) Net als de beide panelen, zijn deze tijd-ruimtelijke, existentiële en kosmische tweelingen wel te onderscheiden, maar niet zonder schade van elkaar te scheiden. Zo vormen zij een archaïsch betekenisspel dat een eerste orde aanbrengt in de chaotische werkelijkheid.(3) De grenzen tussen de betekenisgebieden, waar overgangen mogelijk zijn en monsterlijke mengsels kunnen opduiken, worden weerspiegeld door de spleten tussen de panelen. Toch is in deze werken eerder de saamhorigheid dan de transgressie benadrukt. Want de panelen zijn verbonden door de verschillende configuraties van de tekens en alle werken zijn in principe onder de verzameltitel Een, Voorwoord te scharen. Daar deze verzameltitel telkens in een van de Europese of Aziatische talen gesteld is, kan elk tweeluik met zijn eigen naam aangesproken worden. Soms lijkt het beeld daardoor even 'leesbaar', hoewel er geen rechtstreekse overeenkomst tussen beeld en taal bestaat. Ambiguïteit wordt ook hier zorgvuldig bewaard, opdat de werken bijven uitdagen.
EEN VOOR EEN
Het bij de Enen behorende archaïsche betekenisspel van eerste onderscheidingen wordt gecompliceerder als de beschouwer de werk- en denkwijze van de kunstenaar kent. Want ook Ton Mars speelt en wel binnen een eigen systeem waarin vele variaties en transformaties potentieel aanwezig zijn.(4) Toen de kunstenaar in 1993 zijn eerste Een maakte, openbaarden zich nog niet alle mogelijkheden die deze reeks zou bieden. De allereerste Een ontstond als voorstudie voor een groter tweeluik en heette aanvankelijk simpelweg One. 'Voorstudie' associeerde de kunstenaar met 'voorwoord', als bij een boek, en de eerste titel One, Preface was een feit. De volgende vier Enen, die een reeks werken van groter formaat voorbereidden, volgden daarna in het Spaans, Frans, Duits en Hongaars. Vanaf dat moment lag de weg open naar Enen 'in alle talen van de wereld'.(5) Hoewel Ton Mars een grote hang naar volledigheid heeft, stelt hij hiermee geen systematische opdracht aan zichzelf; via de Enen wil hij geen wereldkaart tekenen. Hem gaat het om dialogen in vele talen en tekens die pas hun specifieke kwaliteiten verkrijgen als zij in zijn eigen beeld/taal gerealiseerd worden.(6)
Sinds 1987 ontwikkelde de kunstenaar monochrome werken, meestal in de primaire kleuren en in zwart/wit met lijnachtige tekens afgeleid van geometrische vormen. De basisgegevens: rechte en schuine lijnen samen met cirkelsegmenten waaruit de tekens bestaan, zijn zeer eenvoudig, maar kunnen spelenderwijs tot een complex, expressief repertoire uitgebreid worden. Alle zo ontwikkelde tekens zijn in principe meerduidig en worden in hun associatiemogelijkheden sterk beïnvloed door de kleur van de ondergrond waarop ze zijn aangebracht, het formaat en de samenstelling van de werken uit meerdere panelen.(7) Soms echter vertonen de tekens een analogie met letters van ons alfabet en verkeren ze op de grens van leesbaarheid, zoals bij de eerste Een waarin het woord One op rudimentaire wijze verschijnt. Op deze wijze benadert Ton Mars hier lettertekens, zonder ze na te bootsen. Een enkele keer gebruikt hij ook wel bekende symbolen, zoals bijvoorbeeld een kruis, die in de nieuwe configuratie van zijn werk iets van hun 'lading' kwijtraken en bijna indifferente lettertekens worden. Tegelijkertijd verkrijgen de eigen tekens van de kunstenaar hierdoor meer duidelijkheid, hoewel ze nooit leesbaar worden. Via zijn tekens koppelt Ton Mars het notatiesysteem van de taal intern aan zijn beelden, maar via de titels is er ook een externe, buiten het beeld gelegen, connectie met de taal.(8) Want een volledig werk ontstaat pas als gedurende het werkproces een visueel spannend en uitdrukkingsvol beeld zich verbindt met de talige associaties van een titel. Zo maakt Ton Mars al zijn werken dus ook een Een, Voorwoord in een bepaalde taal.(9)
Taal- en beeld associaties hebben in dit oeuvre een duidelijk uitgangspunt. Zij komen altijd voort uit metaforische schakelingen van geografische met geestelijke gebieden die als functie hebben om het banale te verbinden met het transcendentale. Deze basismetafoor is het creatieve beginsel waardoor alle ingrediënten in de werken van Ton Mars bij elkaar komen. De spanning en uitdrukking van de tekens, het karakter van de kleuren, de ruimtewerking van de vlakken en het volume van de afzonderlijke werken raken telkens betrokken bij de op verschillende manieren uitgewerkte basismetafoor om gezamenlijke taal-beeld metaforen te vormen. De Enen zijn hierin echter enigszins afwijkend. Zij zijn te beschouwen als voorlopige metaforen die op meer verfijnde schakelingen vooruit lopen door hun archaïsche betekenisspel en door de thematisering van gebieden op de aarde, waar verschillende talen gesproken worden en uiteenlopende nationaliteiten gesitueerd zijn. In hun zwarte en witte vlakken brengen de Enen de afzonderlijke gebieden zeer globaal in kaart en in hun titels halen ze de diverse talen aan. Soms resoneert de visuele verschijningsvorm van de tekens mee met de klank of de schrijfwijze van het telwoord één in een bepaalde taal en af en toe is er ook een verwijzing naar de nationale vlag van het betreffende gebied. De Enen waaieren zo uit over de aarde en verzamelen tegelijkertijd de gehele wereld in het artistieke spel van de kunstenaar. Aldus onderneemt Ton Mars met zijn Enen een reis door vele geografische en taalgebieden. Zonder een vast reisplan laat hij zich door zijn inspiratie in alle windrichtingen meevoeren.
EEN EN ANDER
Kleine formaten (32 x 24 x 10,5 cm per paneel), de eenvoudige zwart/wit verdeling en de basaliteit van het telwoord één, wijzen alle naar de plaats die de Enen in het oeuvre van Ton Mars innemen. Zij vormen geen nieuwe regels; eerder breiden zij het spel uit als marginalia, randtekeningen waar meer mag en meer kan worden uitgeprobeerd ten dienste van andere werken.(10) Hun verzameltitel Een, Voorwoord geeft ook aan dat zij als 'voorwoorden' functioneren. Nu is het idee van het voorwoord bij Ton Mars op diverse manieren op te vatten. Wat hun tekens betreft zijn de Enen voorstudies voor reeds geplande 'vervolgwerken'. Dan doen zij zich voor als 'pre-teksten' die al iets van de verschijning en de stemming van de andere werken voorbereiden zonder al gekleurde uitspraken te doen. Soms zijn de Enen ook voorwoorden voor werken die mogelijkerwijs nog komen, of zelfs voor werken die misschien nooit gerealiseerd zullen worden. In al de hiervoor genoemde functies sluiten de Enen aan bij voorwoorden, zoals die bij boeken gebruikelijk zijn.(11) Zij geven zicht op datgene wat nog moet komen en wekken verwachtingen die wel of niet vervuld zullen worden. Net als bij boeken, waar het voorwoord pas achteraf geschreven wordt, blikken de Enen terug op zo'n vijftien jaar kunstenaarschap en maken gebruik van kennis en verworvenheden die gedurende deze tijd vergaard en ontwikkeld zijn.
De Enen komen zo uit het oeuvre voort en stimuleren op hun beurt weer de voortgang ervan.(12) Elke Een bestaat uit twee volmaakte composities die samen een op zichzelf staand werk vormen. Sommige Enen zijn eenlingen, andere horen echter bij elkaar, omdat ze een taalfamilie, bijvoorbeeld de Scandinavische, vertegenwoordigen of omdat ze voorafgaan aan een groep vervolgwerken die een thematische reeks vormen. Aan drie groepen van Enen zijn de reeksen met de verzameltitels Directions for the Center, Disclosures II en Disclosures III verbonden.
Bij de vijf grotere tweeluiken (81 x 61 x 10.5 cm per paneel) van Directions for the Center behoren Enen die al door hun compositie deze werken voorbereiden. De zwart/witte paneeltjes bevatten namelijk naast combinaties van lijnen en cirkelsegmenten ook schuine, stijgende lijnen die samen als een weg of richting gezien kunnen worden. Deze hier nog indirect overkomende verwijzing - de weg is immers half wit en half zwart - treedt bij de Directions in de monochrome panelen met de afstekende tekens duidelijk naar voren. De speciale uitwerking van de basismetafoor die geografische aan geestelijke gebieden koppelt, wordt echter pas gerealiseerd door verbinding van de beelden met de deeltitels van Directions. Hierin verwoordt de kunstenaar verschillende geesteshoudingen als Desire & Devotion, Faith & Perseverance, Intuition & Experience die corresponderen met schommelende lagere en hogere strevingen en stemmingen: het 'proviand' voor de reis naar het centrum.(13) Zo worden de al in de Enen aangekondigde richtingen aanwijsbaar, maar de precieze plaats van het centrum, die zowel topografisch als geestelijk te begrijpen is, laten de werken in het midden. Net als bij de Enen is er dus in Directions sprake van een uitwaaiering en tegelijk een verzameling, nu echter van houdingen binnen het gebied van de menselijke psyche.
Aan Disclosures II en Disclosures III gaan twee reeksen Enen vooraf. Disclosures II bevat vier grote tweeluiken (115 x 87 x 11 cm per paneel). Zowel de voorbereidende Enen als deze thematische reeks vertonen composities waarbij op beide panelen diagonale lijnen en cirkelsegmenten zijn aangebracht die samen als horizontaal geplaatste v-vormen verschijnen. In elk linker paneel is er ook een schuine, stijgende lijn te zien die het 'scharnierpunt' van de v-vormen buiten het midden plaatst. Op deze wijze ontstaat een gecompliceerd spel van bewegingen dat in de zwart/witte Enen als omklappen en in de geheel witte Disclosures II als ronddraaien ervaren kan worden. Drie werken van deze reeks volgen een soortgelijk systeem, terwijl bij de vierde de schuine lijn als spelbreker de andere kant opgaat.(14) De soms doorgaande, dan weer belemmerde, draaiende bewegingen van tekens vinden hun complement in de deeltitels van Disclosures II. Deze geven sociale en religieuze karakters/rollen aan, zoals Guide & Seducor, Teacher & Intruder, Prophet & Impostor. Hun kantelingen en draaiingen onthullen het dubbele gezicht van de meeste rollen waarin positieve waarden altijd al hun negatieve kanten bevatten en door omstandigheden in hun tegendeel kunnen omslaan.
Disclosures III duidt op een grote, tot nu toe nog onvoltooide, reeks tweeluiken (100 x 75 x 11 cm per paneel). De door hemzelf gestelde regel dat een reeks verwante composities moet bevatten, doorbreekt de kunstenaar hier. Hij laat zeer verschillende Enen voorafgaan aan de grotere panelen en brengt ook in andere opzichten veranderingen in zijn werkwijze aan. Waar eerdere vervolgwerken eigenlijk tweekleurig zijn - monochrome vlakken dragen afstekende tekens - hebben de tweeluiken van Disclosures III voor het eerst drie kleuren; naast een primaire kleur bevatten zij ook wit en zwart. Het linker paneel van bijvoorbeeld Artist & Charlatan is witgekleurd met een blauw teken en het rechter paneel is blauwgekleurd met een zwart teken. Hun kleurscheiding brengt deze werken in de nabijheid van de zwart/witte Enen, maar daar staan beide panelen duidelijk op zich, terwijl bij Disclosures III op het eerste gezicht onzeker is waarin ze verschillen. Na enige tijd kijken, lijkt het alsof de beide panelen op elkaar botsen, over elkaar heen schuiven of er ontstaat de neiging om hun grens visueel over te steken en de kleuren van het ene in het andere in te vullen. Hoewel nu de overwegende monochromie verlaten wordt, maken deze werken geen 'kleurige' indruk omdat, net als in het overige werk van Ton Mars, hier de kleuren aan vlakken en lijnen gebonden blijven. Naast de veranderingen ten opzichte van eerdere werken blijft het systeem van de deeltitels een rode draad in het oeuvre volgen. Met deeltitels als Artist & Charlatan, Worker & Dreamer en Player & Pilgrim continueert de kunstenaar in Disclosures III het bijeenbrengen van sociale en religieuze rollen die in moreel opzicht keerzijden van elkaar kunnen vormen.(15) Samen met Disclosures II is deze reeks dan ook te zien als een encyclopedie van mogelijke houdingen ten opzichte van de werkelijkheid die vooral binnen het kunstenaarsleven gerealiseerd kunnen worden.
EEN EN AL
Zoals we zagen, vervullen de Enen hun functie als voorwoord uitstekend. Door hun tweedeling en dubbelheid kunnen zij immers staan voor alles wat geografisch, psychologisch, moreel en artistiek geteld, gedeeld, gekwantificeerd en gekwalificeerd kan worden. Dit 'tellen' en 'rangschikken' vindt zijn oorsprong in het al eerder aangehaalde archaïsche betekenisspel dat voor de eerste onderscheidingen zorgt en ook op mogelijkheden tot nieuwe verbindingen wijst. Maar dergelijke 'bewerkingen' zijn eveneens de basis voor de kosmische dimensie van de Enen. Want de manier waarop deze werken ontstaan en voor uitbreiding binnen het oeuvre zorgen, sluit aan bij procédés van 'wereldmaken' zoals beschreven in verschillende scheppingsverhalen. Bij Plotinos bijvoorbeeld is het Ene, het Eerste gereserveerd voor de Schepper die, zonder aan substantie in te boeten, eindeloos overstroomt en daarmee de kosmos en diens rangorde doet ontstaan.(16) Binnen het Joods-Christelijke scheppingsverhaal deelt de Schepper eerst een woeste chaos in tweeën en brengt zo hemel en aarde, licht en duisternis, dag en nacht tot stand. Het gevolg hiervan is de 'eerste dag', waarna het tellen, kortom de geschiedenis kan beginnen.(17)
Binnen het westerse denken is het wereldmaken van de Schepper sinds de Middeleeuwen verbonden met het creatieve proces van de kunstenaar. Eerst diende deze analogie ervoor om de creatie van God vanuit het menselijke bouwen te verklaren, waarna ze toegepast werd om de creativiteit van de kunstenaar tot grote hoogte te verheffen.(18) Tegenwoordig zijn dergelijke ideeën voor ons ideologieën geworden; het geloof in de verheven positie van zowel God als de kunstenaar zijn we kwijtgeraakt. Toch accepteren wij nog steeds de scheppingsverhalen als verklaringen voor de creativiteit in mythische vorm. Naast het onbegrijpelijke voortbrengen van nieuwe dingen uit het niets of een ongedifferentieerde chaos dat aan de Schepper is voorbehouden, geven deze verhalen een beeld van het menselijke maken dat ons meer nabij is.(19) En ook al wordt daar nog geheimzinnig over gedaan, in principe komt het neer op imaginatieve bewerkingen van het reeds bestaande, op scheiden en onderscheiden van substanties/ideeën zoals ze gewoonlijk opgevat worden, op het maken van nieuwe mengsels en daarna selecteren van de meest waardevolle verbindingen. Zo worden ordes en betekenissen voortgebracht, een wereld gebouwd en ingericht die 'bewoonbaar' is voor mensen. Niet tevreden met wat ze bij hun intrede in zo'n wereld van conventies aantreffen, bouwen nieuwkomers dan met behulp van soortgelijke procédés steeds andere werelden.
In de eerder weergegeven denk-/werkwijze van Ton Mars blijkt dat ook hij met behulp van zijn werk een wereld bouwt die duidelijk zijn eigen stempel draagt.(20) De Enen hebben hierbij verschillende functies. Zij laten het oeuvre in een samengebalde vorm zien en wegen/overwegen het werk tot nu toe. Maar de Enen bieden ook zicht op de toekomst doordat zij voor de kunstenaar als 'kleine helpers' functioneren die zijn wereldmaken in gang zetten en aan de gang houden. Op deze wijze kan Ton Mars in zijn werk doorgaan met een uitdijend universum waarin hij lijnen, kleuren, ruimtes en volumes samenbrengt met de laaggestemde en hooggestemde aspecten van het menselijk bestaan in het algemeen en met zijn eigen bestaan als kunstenaar in het bijzonder.
NOTEN
1. Bij deze eerste benadering werd ik geïnspireerd door een artikel van R. Barthes waarin hij het werk van Cy Twombly speurend en tastend omschrijft. Zie: R. Barthes, 'Cy Twombly: Works on Paper', in: The Responsibility of Forms, Berkeley en Los Angeles 1985 pp.157-176.
2. Het principe van de metaforische transformatie van bijvoorbeeld zwart en wit naar laag en hoog wordt door Ch. Osgood in verband gebracht met synsesthesie: de mogelijkheid om 'vertalingen' te maken tussen de aan verschillende zintuigen ontspringende 'dimensies van de ervaring'. Zie: Ch.E. Osgood, G.J. Suci, P.H. Tannenbaum, The Measurement of Meaning, Urbana, Chicago en Londen 1967, p.23.
3. Door een lezing van B. Verschaffel werd ik erop attent gemaakt dat de genoemde paren die de grote tegenstellingen aangeven, behoren tot de eerste betekenissen die mensen in de wereld aanbrachten. Dit archaïsche denken wordt, volgens Verschaffel, door de hedendaagse beeldende kunst als aanvulling op en tegenwicht ten opzichte van het moderne denken gethematiseerd. B. Verschaffel op het symposium: De Actualiteit van het Sacrale, gehouden op 10.10.1997 in De Brakke Grond te Amsterdam. Een manifestatie van dit soort denken is o.a. te vinden in de alchemie waarin het samenvoegen, scheiden en weer samenvoegen van basale elementen leidt tot het vinden van de 'steen der wijzen', oftewel inzicht in het transcendentale.
4. Het artistieke systeem van Ton Mars heb ik eerder beschreven in het artikel 'Wege ins Zentrum', in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp.11-21. Zie ook: K. Herzog, 'Voor dansers, Interpretatie van een triptiek van Ton Mars', in: Feit & Fictie, Jg.III, nr.3, 1997, pp.67-82.
5. Alle hier vermelde informatie over werk en werkproces stamt uit gesprekken die ik met de kunstenaar vanaf 1993 tot op heden voerde, gedurende de intensieve samenwerking aan het project Ab Uno/Ad Unum waar dit boek een onderdeel van vormt.
6. In het samenbrengen van alle talen van de wereld binnen zijn eigen beeld/taal ziet Ton Mars een analogie met het streven om alle talen terug te brengen naar één Europese taal. Zie: U. Eco, Europa en de volmaakte taal, Amsterdam 1995.
7. Ton Mars heeft niet altijd meerdelige werken gemaakt. Schilderijen die vanaf 1987 binnen het hier weergegeven systeem ontstonden, waren eendelig. Toen in 1991 de verwantschap van zijn beeldtekens met lettertekens meer naar voren trad, ontwikkelde de kunstenaar twee- tot zesdelige werken.
8. Beeldtitels kennen een andere relatie tot beelden dan teksttitels tot teksten. De eerste zijn namelijk "fysiek heterogeen" ten opzichte van het beeld, omdat er van een verbaal en een visueel medium gebruik wordt gemaakt. Zie: L.H. Hoek, De titel uit de doeken gedaan, Amsterdam 1997, p.13.
9. Alle werken van Ton Mars zijn twee-eenheden van titel en beeld die samen een taal-beeld metafoor vormen. De werken komen tot stand als tijdens het werkproces beelden hun complement vinden in de taal. Vervolgens openbaren zich in de combinaties nieuwe mogelijkheden voor een reeks vervolgwerken; zowel tekeningen als schilderijen.
10. In verluchte Middeleeuwse manuscripten valt op dat de tekeningen in de marge door hun vrije karakter vaak innovaties toelaten die in de hoofdillustraties nog niet mogelijk zijn. Zie: B. Stigter, 'Een madeliefje wint het van God', NRC Handelsblad, 9.5.1997.
11. De hier gebruikte inzichten over de verschillende rollen die het voorwoord kan vervullen, zijn ontleend aan: H. IJsseling, Over voorwoorden, Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Amsterdam 1997.
12. Deze circulariteit is kenmerkend voor het hele oeuvre van Ton Mars. Werken volgen elkaar op volgens het zichzelf telkens genererende principe van de auto-poiesis.
13. Zie voor de interpretatie van deze reeks: K. Herzog, 'Wege ins Zentrum', in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp.11-21.
14. De afwijkende compositie hoort bij Teacher & Intruder, een dubbelrol die Ton Mars vanuit zijn leraarschap welbekend is. Naast de geschilderde tweeluiken omvat deze reeks ook tekeningen met dezelfde titels.
15. Aan een reeks schilderijen binnen Disclosures III wordt momenteel door de kunstenaar gewerkt. Artist & Charlatan, Judge & Idiot en Player & Pilgrim zijn reeds gerealiseerd.
16. Zie: H.J. Störig, Geschiedenis van de filosofie, deel I, Utrecht, Antwerpen 1972, p.193.
17. Zie: A. van Selms, De prediking van het oude testament, Genesis deel I, Nijkerk 1973, pp.19-45.
18. Zie: K. Badt, 'Der Gott und der Künstler', in: Philosophisches Jahrbuch der Görres Gesellschaft, Jg.64, München 1956, pp. 372-392.
19. Een verbinding van de kosmische met de menselijke schepping is ook te vinden in de geschriften van W. Kandinsky. Hij is van mening dat een kunstwerk op dezelfde wijze tot stand komt als de kosmos: door katastrofes ontstaat uit kakofonie een symfonie. "De schepping van een werk is de schepping van de wereld". Zie: W. Kandinsky, Rückblicke, Berlijn 1913.
20. De Enen zijn niet de enige soorten werken die in het oeuvre van Ton Mars een 'speelplaats' vormen. Kleine werken in beschilderde tape functioneren eveneens als schetsen waarin mogelijkheden uitgeprobeerd worden. Het is ook niet waarschijnlijk dat de Enen in de nu bestaande vorm alle talen van de wereld zullen volgen. Binnen dit speelse systeem zijn ook de Enen aan veranderingen onderhevig, afhankelijk van nieuwe mogelijkheden tot transformatie die de kunstenaar ontdekt.
Katalin Herzog
Dit artikel werd gepubliceerd in: Ton Mars & Katalin Herzog, Ab Uno /Ad Unum, Groningen 1998, pp. 19-26.
Een dergelijke zeer korte omschrijving van de reeks Enen van Ton Mars lijkt al te voldoen, aangezien de Enen een sober uiterlijk hebben. Bij een eerste ontmoeting komen ze dan ook weinig toeschietelijk over. Om meer te ervaren en te begrijpen, moet de beschouwer eerst hun ijs breken. Daartoe nodigen de Enen echter ook uit. Zij trekken eerst de aandacht door het strenge zwartwit van hun panelen, de precisie van hun betekening en de spleet tussen de twee delen. Eenmaal alert geworden, valt op hoeveel zorgvuldigheid en aandacht de kunstenaar aan hen geschonken heeft. Door hun 'volmaaktheid' en hun driedimensionale lichamelijkheid stralen ze eveneens warmte uit en komen ze de beschouwer als kleine levende wezens tegemoet. De Enen hebben dus een ambivalent, koel/warm karakter die men eerst moet accepteren, alvorens hun spel te kunnen meespelen.(1)
EEN OF MEER
De moeite die de beschouwer zich aanvankelijk voor de Enen moet getroosten, blijkt echter niet tevergeefs te zijn. Al spoedig is er het plezier in de wisselende variaties van lijnen en hun combinaties op de zwart/witte ondergronden. Na enige tijd doemen ook de betekenismogelijkheden op waartoe de Enen aanleiding geven. Zij tonen een lichtkant en een donkerkant als bij opengeslagen boeken waarvan de 'bladzijden' met lijnachtige tekens in een soort geheimschrift zijn beschreven. Deze 'inkervingen' verstoren de sereniteit van de zwarte en witte vlakken, maar zorgen ook voor de stemmingen die zich op het gezicht van de individuele werken aftekenen. Per werk is er echter niet slechts één stemming te ervaren. De tekeningen van beide panelen zijn verschillend en vormen samen een paradoxale eenheid zoals het jonge en het oude gelaat van een Januskop of de verschillende karaktertrekken van één persoonlijkheid.
Interpretaties als deze wijzen vooruit naar de ervaring van de 'eenheid van tegendelen' die de Enen al spoedig oproepen. Het zwart/wit en de verschillende tekencombinaties kunnen namelijk metaforisch getransformeerd worden in de vele ongelijke paren van ons leven. Dag en nacht, geest en materie, leven en dood, man en vrouw, links en rechts, hoog en laag, goed en kwaad, profaan en sacraal, banaal en transcendentaal zijn gemakkelijk met de Enen in verband te brengen.(2) Net als de beide panelen, zijn deze tijd-ruimtelijke, existentiële en kosmische tweelingen wel te onderscheiden, maar niet zonder schade van elkaar te scheiden. Zo vormen zij een archaïsch betekenisspel dat een eerste orde aanbrengt in de chaotische werkelijkheid.(3) De grenzen tussen de betekenisgebieden, waar overgangen mogelijk zijn en monsterlijke mengsels kunnen opduiken, worden weerspiegeld door de spleten tussen de panelen. Toch is in deze werken eerder de saamhorigheid dan de transgressie benadrukt. Want de panelen zijn verbonden door de verschillende configuraties van de tekens en alle werken zijn in principe onder de verzameltitel Een, Voorwoord te scharen. Daar deze verzameltitel telkens in een van de Europese of Aziatische talen gesteld is, kan elk tweeluik met zijn eigen naam aangesproken worden. Soms lijkt het beeld daardoor even 'leesbaar', hoewel er geen rechtstreekse overeenkomst tussen beeld en taal bestaat. Ambiguïteit wordt ook hier zorgvuldig bewaard, opdat de werken bijven uitdagen.
EEN VOOR EEN
Het bij de Enen behorende archaïsche betekenisspel van eerste onderscheidingen wordt gecompliceerder als de beschouwer de werk- en denkwijze van de kunstenaar kent. Want ook Ton Mars speelt en wel binnen een eigen systeem waarin vele variaties en transformaties potentieel aanwezig zijn.(4) Toen de kunstenaar in 1993 zijn eerste Een maakte, openbaarden zich nog niet alle mogelijkheden die deze reeks zou bieden. De allereerste Een ontstond als voorstudie voor een groter tweeluik en heette aanvankelijk simpelweg One. 'Voorstudie' associeerde de kunstenaar met 'voorwoord', als bij een boek, en de eerste titel One, Preface was een feit. De volgende vier Enen, die een reeks werken van groter formaat voorbereidden, volgden daarna in het Spaans, Frans, Duits en Hongaars. Vanaf dat moment lag de weg open naar Enen 'in alle talen van de wereld'.(5) Hoewel Ton Mars een grote hang naar volledigheid heeft, stelt hij hiermee geen systematische opdracht aan zichzelf; via de Enen wil hij geen wereldkaart tekenen. Hem gaat het om dialogen in vele talen en tekens die pas hun specifieke kwaliteiten verkrijgen als zij in zijn eigen beeld/taal gerealiseerd worden.(6)
Sinds 1987 ontwikkelde de kunstenaar monochrome werken, meestal in de primaire kleuren en in zwart/wit met lijnachtige tekens afgeleid van geometrische vormen. De basisgegevens: rechte en schuine lijnen samen met cirkelsegmenten waaruit de tekens bestaan, zijn zeer eenvoudig, maar kunnen spelenderwijs tot een complex, expressief repertoire uitgebreid worden. Alle zo ontwikkelde tekens zijn in principe meerduidig en worden in hun associatiemogelijkheden sterk beïnvloed door de kleur van de ondergrond waarop ze zijn aangebracht, het formaat en de samenstelling van de werken uit meerdere panelen.(7) Soms echter vertonen de tekens een analogie met letters van ons alfabet en verkeren ze op de grens van leesbaarheid, zoals bij de eerste Een waarin het woord One op rudimentaire wijze verschijnt. Op deze wijze benadert Ton Mars hier lettertekens, zonder ze na te bootsen. Een enkele keer gebruikt hij ook wel bekende symbolen, zoals bijvoorbeeld een kruis, die in de nieuwe configuratie van zijn werk iets van hun 'lading' kwijtraken en bijna indifferente lettertekens worden. Tegelijkertijd verkrijgen de eigen tekens van de kunstenaar hierdoor meer duidelijkheid, hoewel ze nooit leesbaar worden. Via zijn tekens koppelt Ton Mars het notatiesysteem van de taal intern aan zijn beelden, maar via de titels is er ook een externe, buiten het beeld gelegen, connectie met de taal.(8) Want een volledig werk ontstaat pas als gedurende het werkproces een visueel spannend en uitdrukkingsvol beeld zich verbindt met de talige associaties van een titel. Zo maakt Ton Mars al zijn werken dus ook een Een, Voorwoord in een bepaalde taal.(9)
Taal- en beeld associaties hebben in dit oeuvre een duidelijk uitgangspunt. Zij komen altijd voort uit metaforische schakelingen van geografische met geestelijke gebieden die als functie hebben om het banale te verbinden met het transcendentale. Deze basismetafoor is het creatieve beginsel waardoor alle ingrediënten in de werken van Ton Mars bij elkaar komen. De spanning en uitdrukking van de tekens, het karakter van de kleuren, de ruimtewerking van de vlakken en het volume van de afzonderlijke werken raken telkens betrokken bij de op verschillende manieren uitgewerkte basismetafoor om gezamenlijke taal-beeld metaforen te vormen. De Enen zijn hierin echter enigszins afwijkend. Zij zijn te beschouwen als voorlopige metaforen die op meer verfijnde schakelingen vooruit lopen door hun archaïsche betekenisspel en door de thematisering van gebieden op de aarde, waar verschillende talen gesproken worden en uiteenlopende nationaliteiten gesitueerd zijn. In hun zwarte en witte vlakken brengen de Enen de afzonderlijke gebieden zeer globaal in kaart en in hun titels halen ze de diverse talen aan. Soms resoneert de visuele verschijningsvorm van de tekens mee met de klank of de schrijfwijze van het telwoord één in een bepaalde taal en af en toe is er ook een verwijzing naar de nationale vlag van het betreffende gebied. De Enen waaieren zo uit over de aarde en verzamelen tegelijkertijd de gehele wereld in het artistieke spel van de kunstenaar. Aldus onderneemt Ton Mars met zijn Enen een reis door vele geografische en taalgebieden. Zonder een vast reisplan laat hij zich door zijn inspiratie in alle windrichtingen meevoeren.
EEN EN ANDER
Kleine formaten (32 x 24 x 10,5 cm per paneel), de eenvoudige zwart/wit verdeling en de basaliteit van het telwoord één, wijzen alle naar de plaats die de Enen in het oeuvre van Ton Mars innemen. Zij vormen geen nieuwe regels; eerder breiden zij het spel uit als marginalia, randtekeningen waar meer mag en meer kan worden uitgeprobeerd ten dienste van andere werken.(10) Hun verzameltitel Een, Voorwoord geeft ook aan dat zij als 'voorwoorden' functioneren. Nu is het idee van het voorwoord bij Ton Mars op diverse manieren op te vatten. Wat hun tekens betreft zijn de Enen voorstudies voor reeds geplande 'vervolgwerken'. Dan doen zij zich voor als 'pre-teksten' die al iets van de verschijning en de stemming van de andere werken voorbereiden zonder al gekleurde uitspraken te doen. Soms zijn de Enen ook voorwoorden voor werken die mogelijkerwijs nog komen, of zelfs voor werken die misschien nooit gerealiseerd zullen worden. In al de hiervoor genoemde functies sluiten de Enen aan bij voorwoorden, zoals die bij boeken gebruikelijk zijn.(11) Zij geven zicht op datgene wat nog moet komen en wekken verwachtingen die wel of niet vervuld zullen worden. Net als bij boeken, waar het voorwoord pas achteraf geschreven wordt, blikken de Enen terug op zo'n vijftien jaar kunstenaarschap en maken gebruik van kennis en verworvenheden die gedurende deze tijd vergaard en ontwikkeld zijn.
De Enen komen zo uit het oeuvre voort en stimuleren op hun beurt weer de voortgang ervan.(12) Elke Een bestaat uit twee volmaakte composities die samen een op zichzelf staand werk vormen. Sommige Enen zijn eenlingen, andere horen echter bij elkaar, omdat ze een taalfamilie, bijvoorbeeld de Scandinavische, vertegenwoordigen of omdat ze voorafgaan aan een groep vervolgwerken die een thematische reeks vormen. Aan drie groepen van Enen zijn de reeksen met de verzameltitels Directions for the Center, Disclosures II en Disclosures III verbonden.
Bij de vijf grotere tweeluiken (81 x 61 x 10.5 cm per paneel) van Directions for the Center behoren Enen die al door hun compositie deze werken voorbereiden. De zwart/witte paneeltjes bevatten namelijk naast combinaties van lijnen en cirkelsegmenten ook schuine, stijgende lijnen die samen als een weg of richting gezien kunnen worden. Deze hier nog indirect overkomende verwijzing - de weg is immers half wit en half zwart - treedt bij de Directions in de monochrome panelen met de afstekende tekens duidelijk naar voren. De speciale uitwerking van de basismetafoor die geografische aan geestelijke gebieden koppelt, wordt echter pas gerealiseerd door verbinding van de beelden met de deeltitels van Directions. Hierin verwoordt de kunstenaar verschillende geesteshoudingen als Desire & Devotion, Faith & Perseverance, Intuition & Experience die corresponderen met schommelende lagere en hogere strevingen en stemmingen: het 'proviand' voor de reis naar het centrum.(13) Zo worden de al in de Enen aangekondigde richtingen aanwijsbaar, maar de precieze plaats van het centrum, die zowel topografisch als geestelijk te begrijpen is, laten de werken in het midden. Net als bij de Enen is er dus in Directions sprake van een uitwaaiering en tegelijk een verzameling, nu echter van houdingen binnen het gebied van de menselijke psyche.
Aan Disclosures II en Disclosures III gaan twee reeksen Enen vooraf. Disclosures II bevat vier grote tweeluiken (115 x 87 x 11 cm per paneel). Zowel de voorbereidende Enen als deze thematische reeks vertonen composities waarbij op beide panelen diagonale lijnen en cirkelsegmenten zijn aangebracht die samen als horizontaal geplaatste v-vormen verschijnen. In elk linker paneel is er ook een schuine, stijgende lijn te zien die het 'scharnierpunt' van de v-vormen buiten het midden plaatst. Op deze wijze ontstaat een gecompliceerd spel van bewegingen dat in de zwart/witte Enen als omklappen en in de geheel witte Disclosures II als ronddraaien ervaren kan worden. Drie werken van deze reeks volgen een soortgelijk systeem, terwijl bij de vierde de schuine lijn als spelbreker de andere kant opgaat.(14) De soms doorgaande, dan weer belemmerde, draaiende bewegingen van tekens vinden hun complement in de deeltitels van Disclosures II. Deze geven sociale en religieuze karakters/rollen aan, zoals Guide & Seducor, Teacher & Intruder, Prophet & Impostor. Hun kantelingen en draaiingen onthullen het dubbele gezicht van de meeste rollen waarin positieve waarden altijd al hun negatieve kanten bevatten en door omstandigheden in hun tegendeel kunnen omslaan.
Disclosures III duidt op een grote, tot nu toe nog onvoltooide, reeks tweeluiken (100 x 75 x 11 cm per paneel). De door hemzelf gestelde regel dat een reeks verwante composities moet bevatten, doorbreekt de kunstenaar hier. Hij laat zeer verschillende Enen voorafgaan aan de grotere panelen en brengt ook in andere opzichten veranderingen in zijn werkwijze aan. Waar eerdere vervolgwerken eigenlijk tweekleurig zijn - monochrome vlakken dragen afstekende tekens - hebben de tweeluiken van Disclosures III voor het eerst drie kleuren; naast een primaire kleur bevatten zij ook wit en zwart. Het linker paneel van bijvoorbeeld Artist & Charlatan is witgekleurd met een blauw teken en het rechter paneel is blauwgekleurd met een zwart teken. Hun kleurscheiding brengt deze werken in de nabijheid van de zwart/witte Enen, maar daar staan beide panelen duidelijk op zich, terwijl bij Disclosures III op het eerste gezicht onzeker is waarin ze verschillen. Na enige tijd kijken, lijkt het alsof de beide panelen op elkaar botsen, over elkaar heen schuiven of er ontstaat de neiging om hun grens visueel over te steken en de kleuren van het ene in het andere in te vullen. Hoewel nu de overwegende monochromie verlaten wordt, maken deze werken geen 'kleurige' indruk omdat, net als in het overige werk van Ton Mars, hier de kleuren aan vlakken en lijnen gebonden blijven. Naast de veranderingen ten opzichte van eerdere werken blijft het systeem van de deeltitels een rode draad in het oeuvre volgen. Met deeltitels als Artist & Charlatan, Worker & Dreamer en Player & Pilgrim continueert de kunstenaar in Disclosures III het bijeenbrengen van sociale en religieuze rollen die in moreel opzicht keerzijden van elkaar kunnen vormen.(15) Samen met Disclosures II is deze reeks dan ook te zien als een encyclopedie van mogelijke houdingen ten opzichte van de werkelijkheid die vooral binnen het kunstenaarsleven gerealiseerd kunnen worden.
EEN EN AL
Zoals we zagen, vervullen de Enen hun functie als voorwoord uitstekend. Door hun tweedeling en dubbelheid kunnen zij immers staan voor alles wat geografisch, psychologisch, moreel en artistiek geteld, gedeeld, gekwantificeerd en gekwalificeerd kan worden. Dit 'tellen' en 'rangschikken' vindt zijn oorsprong in het al eerder aangehaalde archaïsche betekenisspel dat voor de eerste onderscheidingen zorgt en ook op mogelijkheden tot nieuwe verbindingen wijst. Maar dergelijke 'bewerkingen' zijn eveneens de basis voor de kosmische dimensie van de Enen. Want de manier waarop deze werken ontstaan en voor uitbreiding binnen het oeuvre zorgen, sluit aan bij procédés van 'wereldmaken' zoals beschreven in verschillende scheppingsverhalen. Bij Plotinos bijvoorbeeld is het Ene, het Eerste gereserveerd voor de Schepper die, zonder aan substantie in te boeten, eindeloos overstroomt en daarmee de kosmos en diens rangorde doet ontstaan.(16) Binnen het Joods-Christelijke scheppingsverhaal deelt de Schepper eerst een woeste chaos in tweeën en brengt zo hemel en aarde, licht en duisternis, dag en nacht tot stand. Het gevolg hiervan is de 'eerste dag', waarna het tellen, kortom de geschiedenis kan beginnen.(17)
Binnen het westerse denken is het wereldmaken van de Schepper sinds de Middeleeuwen verbonden met het creatieve proces van de kunstenaar. Eerst diende deze analogie ervoor om de creatie van God vanuit het menselijke bouwen te verklaren, waarna ze toegepast werd om de creativiteit van de kunstenaar tot grote hoogte te verheffen.(18) Tegenwoordig zijn dergelijke ideeën voor ons ideologieën geworden; het geloof in de verheven positie van zowel God als de kunstenaar zijn we kwijtgeraakt. Toch accepteren wij nog steeds de scheppingsverhalen als verklaringen voor de creativiteit in mythische vorm. Naast het onbegrijpelijke voortbrengen van nieuwe dingen uit het niets of een ongedifferentieerde chaos dat aan de Schepper is voorbehouden, geven deze verhalen een beeld van het menselijke maken dat ons meer nabij is.(19) En ook al wordt daar nog geheimzinnig over gedaan, in principe komt het neer op imaginatieve bewerkingen van het reeds bestaande, op scheiden en onderscheiden van substanties/ideeën zoals ze gewoonlijk opgevat worden, op het maken van nieuwe mengsels en daarna selecteren van de meest waardevolle verbindingen. Zo worden ordes en betekenissen voortgebracht, een wereld gebouwd en ingericht die 'bewoonbaar' is voor mensen. Niet tevreden met wat ze bij hun intrede in zo'n wereld van conventies aantreffen, bouwen nieuwkomers dan met behulp van soortgelijke procédés steeds andere werelden.
In de eerder weergegeven denk-/werkwijze van Ton Mars blijkt dat ook hij met behulp van zijn werk een wereld bouwt die duidelijk zijn eigen stempel draagt.(20) De Enen hebben hierbij verschillende functies. Zij laten het oeuvre in een samengebalde vorm zien en wegen/overwegen het werk tot nu toe. Maar de Enen bieden ook zicht op de toekomst doordat zij voor de kunstenaar als 'kleine helpers' functioneren die zijn wereldmaken in gang zetten en aan de gang houden. Op deze wijze kan Ton Mars in zijn werk doorgaan met een uitdijend universum waarin hij lijnen, kleuren, ruimtes en volumes samenbrengt met de laaggestemde en hooggestemde aspecten van het menselijk bestaan in het algemeen en met zijn eigen bestaan als kunstenaar in het bijzonder.
NOTEN
1. Bij deze eerste benadering werd ik geïnspireerd door een artikel van R. Barthes waarin hij het werk van Cy Twombly speurend en tastend omschrijft. Zie: R. Barthes, 'Cy Twombly: Works on Paper', in: The Responsibility of Forms, Berkeley en Los Angeles 1985 pp.157-176.
2. Het principe van de metaforische transformatie van bijvoorbeeld zwart en wit naar laag en hoog wordt door Ch. Osgood in verband gebracht met synsesthesie: de mogelijkheid om 'vertalingen' te maken tussen de aan verschillende zintuigen ontspringende 'dimensies van de ervaring'. Zie: Ch.E. Osgood, G.J. Suci, P.H. Tannenbaum, The Measurement of Meaning, Urbana, Chicago en Londen 1967, p.23.
3. Door een lezing van B. Verschaffel werd ik erop attent gemaakt dat de genoemde paren die de grote tegenstellingen aangeven, behoren tot de eerste betekenissen die mensen in de wereld aanbrachten. Dit archaïsche denken wordt, volgens Verschaffel, door de hedendaagse beeldende kunst als aanvulling op en tegenwicht ten opzichte van het moderne denken gethematiseerd. B. Verschaffel op het symposium: De Actualiteit van het Sacrale, gehouden op 10.10.1997 in De Brakke Grond te Amsterdam. Een manifestatie van dit soort denken is o.a. te vinden in de alchemie waarin het samenvoegen, scheiden en weer samenvoegen van basale elementen leidt tot het vinden van de 'steen der wijzen', oftewel inzicht in het transcendentale.
4. Het artistieke systeem van Ton Mars heb ik eerder beschreven in het artikel 'Wege ins Zentrum', in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp.11-21. Zie ook: K. Herzog, 'Voor dansers, Interpretatie van een triptiek van Ton Mars', in: Feit & Fictie, Jg.III, nr.3, 1997, pp.67-82.
5. Alle hier vermelde informatie over werk en werkproces stamt uit gesprekken die ik met de kunstenaar vanaf 1993 tot op heden voerde, gedurende de intensieve samenwerking aan het project Ab Uno/Ad Unum waar dit boek een onderdeel van vormt.
6. In het samenbrengen van alle talen van de wereld binnen zijn eigen beeld/taal ziet Ton Mars een analogie met het streven om alle talen terug te brengen naar één Europese taal. Zie: U. Eco, Europa en de volmaakte taal, Amsterdam 1995.
7. Ton Mars heeft niet altijd meerdelige werken gemaakt. Schilderijen die vanaf 1987 binnen het hier weergegeven systeem ontstonden, waren eendelig. Toen in 1991 de verwantschap van zijn beeldtekens met lettertekens meer naar voren trad, ontwikkelde de kunstenaar twee- tot zesdelige werken.
8. Beeldtitels kennen een andere relatie tot beelden dan teksttitels tot teksten. De eerste zijn namelijk "fysiek heterogeen" ten opzichte van het beeld, omdat er van een verbaal en een visueel medium gebruik wordt gemaakt. Zie: L.H. Hoek, De titel uit de doeken gedaan, Amsterdam 1997, p.13.
9. Alle werken van Ton Mars zijn twee-eenheden van titel en beeld die samen een taal-beeld metafoor vormen. De werken komen tot stand als tijdens het werkproces beelden hun complement vinden in de taal. Vervolgens openbaren zich in de combinaties nieuwe mogelijkheden voor een reeks vervolgwerken; zowel tekeningen als schilderijen.
10. In verluchte Middeleeuwse manuscripten valt op dat de tekeningen in de marge door hun vrije karakter vaak innovaties toelaten die in de hoofdillustraties nog niet mogelijk zijn. Zie: B. Stigter, 'Een madeliefje wint het van God', NRC Handelsblad, 9.5.1997.
11. De hier gebruikte inzichten over de verschillende rollen die het voorwoord kan vervullen, zijn ontleend aan: H. IJsseling, Over voorwoorden, Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Amsterdam 1997.
12. Deze circulariteit is kenmerkend voor het hele oeuvre van Ton Mars. Werken volgen elkaar op volgens het zichzelf telkens genererende principe van de auto-poiesis.
13. Zie voor de interpretatie van deze reeks: K. Herzog, 'Wege ins Zentrum', in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp.11-21.
14. De afwijkende compositie hoort bij Teacher & Intruder, een dubbelrol die Ton Mars vanuit zijn leraarschap welbekend is. Naast de geschilderde tweeluiken omvat deze reeks ook tekeningen met dezelfde titels.
15. Aan een reeks schilderijen binnen Disclosures III wordt momenteel door de kunstenaar gewerkt. Artist & Charlatan, Judge & Idiot en Player & Pilgrim zijn reeds gerealiseerd.
16. Zie: H.J. Störig, Geschiedenis van de filosofie, deel I, Utrecht, Antwerpen 1972, p.193.
17. Zie: A. van Selms, De prediking van het oude testament, Genesis deel I, Nijkerk 1973, pp.19-45.
18. Zie: K. Badt, 'Der Gott und der Künstler', in: Philosophisches Jahrbuch der Görres Gesellschaft, Jg.64, München 1956, pp. 372-392.
19. Een verbinding van de kosmische met de menselijke schepping is ook te vinden in de geschriften van W. Kandinsky. Hij is van mening dat een kunstwerk op dezelfde wijze tot stand komt als de kosmos: door katastrofes ontstaat uit kakofonie een symfonie. "De schepping van een werk is de schepping van de wereld". Zie: W. Kandinsky, Rückblicke, Berlijn 1913.
20. De Enen zijn niet de enige soorten werken die in het oeuvre van Ton Mars een 'speelplaats' vormen. Kleine werken in beschilderde tape functioneren eveneens als schetsen waarin mogelijkheden uitgeprobeerd worden. Het is ook niet waarschijnlijk dat de Enen in de nu bestaande vorm alle talen van de wereld zullen volgen. Binnen dit speelse systeem zijn ook de Enen aan veranderingen onderhevig, afhankelijk van nieuwe mogelijkheden tot transformatie die de kunstenaar ontdekt.
Katalin Herzog
Dit artikel werd gepubliceerd in: Ton Mars & Katalin Herzog, Ab Uno /Ad Unum, Groningen 1998, pp. 19-26.