vrijdag 27 februari 2015

HEEL EMOTIONEEL



Waar is de nuchtere Nederlander gebleven? In Friesland loopt er nog één rond, weet Mart Smeets, die in een uitzending van DWDD over zijn televisieportret van Jillert Anema mocht vertellen. Smeets ‘kon wel janken’ om de ‘prachtige nuchterheid’ van de schaatscoach die amper woorden nodig heeft om zijn pupillen te motiveren. Deze typisch Friese eigenschap zou ervoor zorgen dat ‘Jillert, Jillert bleef’. Waaraan Smeets in zijn beste Fries toevoegde: ‘Sa mat it altijd blieven.’

Ook de volgende gast van Matthijs van Nieuwkerk kwam met een tearjerker, de tentoonstelling: ‘Late Rembrandt’ in het Rijksmuseum. Taco Dibbits, directeur collecties, kondigde de blockbuster aan. Juist in de moeilijkste periode van zijn leven was Rembrandt met zijn kunst ‘tot de hoogste hoogten gestegen’. Van die werken ‘springen de tranen je in de ogen; volle emotie’, riep de enthousiaste kunsthistoricus. En alsof dit niet genoeg was, nodigde Dibbits ons in een reclameboodschap uit tot het bezoeken van de tentoonstelling die je bijna niet met droge ogen kan verlaten. ‘Het wordt once in a lifetime’, nee ‘once in eternity’!

Nederland is een land van huilebalken geworden, althans op de televisie. Onze eens zo nuchtere landgenoten snotteren wat af over hun (nog levende) ouders of kinderen en huilen tranen met tuiten bij het verliezen van een of andere zinloze wedstrijd. Terwijl ver van ons bed mensen onthoofd of levend verbrand worden, vinden we het in Nederland gezelliger om op grond van minieme ontroeringen en klein verdriet onze emoties uit te storten.

Geen gesprek op televisie, of er is emotionaliteit. Als de spreker er zelf niet mee komt, vraagt de presentator wel: ‘maar was het dan niet heel emotioneel?’ En dat was het. Weliswaar loopt men niet jammerend over straat, maar eenmaal op televisie weet iedereen hoe hij zijn emoties moet uiten of benoemen. Terwijl mensen vroeger voor rationele wezens werden aangezien, denkt men tegenwoordig dat ‘de essentie van de mens’ alleen zijn emotionaliteit kan zijn.

En dus moet je nu ook ontroerd raken door de oude Rembrandt die ‘veel persoonlijke tragedie’ meemaakte en juist daardoor in zijn werk ‘de echte menselijke emoties’ kon tonen. Kijk hoe treffend hij ‘de mens van vlees en bloed’ weergaf, roepen de gasten om de tafel van Van Nieuwkerk.

Het gaat niet meer om kunst, zoals die van de 20ste eeuw, die door haar weerbarstigheid en onhandigheid shockeerde. De romantiek lijkt te zijn wedergekeerd. Want Rembrandt was niet altijd de romantische grootheid, waarvoor hij nu wordt gehouden. In zijn tijd vond men zijn late werk maar geklieder. Pas in de 19de eeuw werd hij het genie dat nu in het Rijksmuseum wordt gevierd. Sindsdien is er van alles op de schilder geprojecteerd. Hij zou een rebel en het nationaal (nationalistisch) symbool zijn, hij is de grootste schilder aller tijden, hij is bijna een impressionist, nee een expressionist.

Dergelijke verzinsels versluieren het zicht op het werk van Rembrandt, waaraan ook het Rijksmuseum meedoet. Als hij de tentoonstelling aanprijst, straalt het gezicht van Taco Dibbits van euforie. Zijn ogen lijken vochtig, zijn mond trekt scheef van ontroering. Is hij werkelijk zo ‘emotioneel’ of gebruikt hij schaamteloos de verleidingstechnieken van de televisie? Hij kent het historische verhaal van Rembrandt. Hij hoort dat bij DWDD verschillende ideeën over het kunstenaarschap door elkaar worden gehusseld. En dan die reclame... Hij moet weten dat topervaringen zich niet laten regisseren. Of biedt al die geleerdheid toch geen bescherming tegen sentimentaliteit?

Dibbits is natuurlijk niet de hoofdschuldige. Hij heeft de cultus van de emoties niet uitgevonden; die komt uit onze cultuur. Wel maakt hij er gebruik van om commercieel bruikbare mythes te verkondigen, waar het Rijksmuseum wel bij vaart. Ongetwijfeld doet het museum goede dingen voor de kunst die het beheert, maar in al die reclame voor ‘once in eternity’ belevenissen dreigt kunst wel tot clichés te worden vermalen. En hiervan zou ik bijna kunnen huilen, als ik heel emotioneel was.

KATALIN HERZOG

Deze column werd gepubliceerd in de KunstKrant,19de Jg. nr. 2, maart/april 2015