donderdag 29 december 2011
KERSTDIS OP PRIKKELDRAAD
Nederland lijdt gewoonlijk aan een omgekeerd Calimero-syndroom. Het landje ziet zich graag als gidsland, maar loopt meestal nogal onkritisch achter Amerika aan. Er is echter een uitzondering, het internationale succes van Dutch Design, waarbij design steeds meer voor kunst wordt aangezien. De ontwerpers Job Smeets en Nynke Tynagel bijvoorbeeld, begonnen met kasten en maken nu unica of objecten in kleine oplages die over de hele wereld als design/kunst verzameld en in musea tentoongesteld worden.
Aangemoedigd door dit succes, hebben de beide ontwerpers van Studio Job zich de parafernalia van autonome kunstenaars aangemeten. Zij houden geen rekening met hun opdrachtgevers, passen controversiële motieven toe in hun ontwerpen en ontmoedigen het gebruik daarvan door ze te groot, te zwaar of geheel onbruikbaar te maken.
Dat de grote vrijheid wel eens zou kunnen ontploffen, daar heeft Studio Job geen rekening mee gehouden. Toch gebeurde het onlangs, toen zij bij De Wereld Draait Door werden uitgenodigd. Nietsvermoedend lieten zij zich door Matthijs van Nieuwkerk fêteren, tot op het moment dat deze het tafelkleed, door het Groninger Museum geweigerd, ter sprake bracht. In het damast hadden de ontwerpers de plattegrond van het concentratiekamp Auschwitz laten inweven, compleet met prikkeldraad, wachttorens en de brillen van de omgekomen Joden. Smeets en Tynagel begrepen absoluut niet waarom het museum het tafelkleed niet wilde tonen; vijftig meter verderop, in het hetzelfde museum, konden immers allerlei controversiële zaken onder het mom van kunst tentoongesteld worden. Ook begrepen zij niet dat het hekwerk met motieven van het concentratiekamp Buchenwald, dat zij voor een verzamelaar ontwierpen, mensen zou kunnen shockeren. Zij hadden goed over hekwerken nagedacht, wilden meer dan alleen de wereld versieren en de Holocaust behoorde ‘gewoon’ tot hun iconografie.
Dit krijg je als je zo door de vrijheid van kunstenaars bent geobsedeerd dat je daar niet meer over kunt reflecteren. In de westerse cultuur mag autonome kunst amoreel zijn; zij heeft de vrijheid verkregen om de heersende moraal en de algemene opinie uit te dagen. Daarom worden zintuiglijke prikkels er samen met meerduidige en ongewone betekenissen aangeboden, iets wat wij van tafelkleden en hekwerken niet verwachten. Die zijn namelijk onderhevig aan het decorum, datgene wat wel en niet bij een bepaalde situatie of gelegenheid hoort.
In de grote euforie van het Dutch Design leek dit zo goed als vergeten. Zo kon Studio Job steeds iets verder gaan, vooral met zijn motieven. Eerst verschenen er insecten op tegels, dan skeletten op borden en nu concentratiekampen op tafelkleden en hekken. Smeets en Tynagel vinden het vanzelfsprekend dat zij kunnen doen wat zij willen. Maar getuige de discussie die hun ontwerpen en uitingen op televisie opriepen, ervaren we nog steeds een verschil tussen de vrijheid van kunstenaars en van ontwerpers; we houden dus nog steeds vast aan het verband tussen design en decorum.
Omdat zelfs eigenzinnige verzamelaars beducht kunnen zijn voor schandalen, is het maar de vraag of dat Buchenwald-hek er zal komen. Misschien heeft de verzamelaar zich voor deze zeperd getroost door bij de kerstdis zijn tafel met kattengeraamten, ook van Studio Job, te dekken met het tafelkleed, waarop de prikkeldraadversiering zo alleraardigst aan kersttakken doet denken.
Katalin Herzog
Deze column werd gepubliceerd in KunstKrant, 16 Jg, nr. 1, 2012, p. 7.