maandag 4 november 2024

EEN HEDENDAAGSE AUTODIDACT

 


 
























Aldo van den Broek, Undercurrent 2023. Acrylverf op karton, papier en hout op een houten paneel, 88 x 125 cm.



Er is iets aan de hand bij opleidingen voor beeldende kunst. Al stapelend, kan je zo’n 11 jaar studeren, terwijl het in de praktijk weinig uitmaakt of je wel of niet een kunstopleiding doorliep.1) Het gaat meer om de toegang tot ‘podia’ en de aanwezigheid op internet. Voor sommige tentoonstellingen hoef je niet eens beeldend kunstenaar te zijn. Collectieven met zeer verschillende samenstellingen zijn welkom, zoals bij de laatste Documenta bleek.

                  

Een hedendaagse autodidact zou dus prima een kunstenaarscarrière kunnen hebben, wat voorbereid is door de 20ste -eeuwse avant-gardes. Op weg naar een nieuwe kunst meden zij vaak het traditionele kunstonderwijs waardoor het begrip autodidact niet alleen de dilettant, maar nu ook de originele kunstenaar aanduidde.2) 

 

Voor de laatste gold kunstonderwijs als gevaarlijk; toch verdween de academie niet. Zij nam de nieuwe visie op de autodidact over en ging studenten individueel begeleiden in plaats van collectief onderwijzen. Dit zorgde voor nadruk op intuïtie en de onderwaardering van kennis, wat niet bij de postmoderne kunst paste.3) Aan het einde van de 20ste eeuw begon dan ook een nieuwe en uitgebreide academisering van het kunstonderwijs.  

 

Hoe zit het met de hedendaagse autodidact die een volwaardige kunstcarrière kan realiseren? Op zoek naar zo iemand kwam ik op het spoor van Aldo van den Broek, een 39-jarige schilder.4) Voor sommigen moest hij per se naar de academie, anderen waardeerden zijn werk juist, omdat hij autodidact was. Zelf is hij er open over dat hij geen formele opleiding heeft gehad. Met een groepje jonge kunstenaars, dat zich Blitzkrieg noemde, leerde hij schilderen en een ‘eigen hand’ ontwikkelen. Zijn vrienden hadden wel een kunstopleiding, terwijl hij de ruimte bood om te werken en te exposeren. Toen het ‘te’ gezellig werd, vertrok hij naar Berlijn om er, geheel zelfstandig, ‘beter te worden als schilder’. 

 

Wars van autoriteit is hij gedreven door de vraag: wie ben ik als kunstenaar? En om dit te beseffen, wil en kan hij alles leren. Steeds is hij op zoek naar ‘triggers’ voor zijn werk die van existentiële aard zijn. In Berlijn raakte hij gefascineerd door de architectuur van de grauwe, geprefabriceerde flats uit de DDR-tijd, Plattenbau genoemd. De sterk ideologisch gekleurde geschiedenis die uit zulke omgevingen opstijgt en het leven van mensen tot op heden bepaalt, werd het leidende principe van zijn contrastrijke, ruwe schilderijen. Als ondergrond hiervoor gebruikt hij lagen karton en papier die hij op de locaties bij elkaar sprokkelt en waarvan soms delen onbewerkt blijven.5)

 

Om de historie te ervaren, reist Van den Broek veel, bijvoorbeeld naar de voormalige communistische landen in Europa. Waar hij ook is, hij dompelt zich tijdelijk onder in de vaak troosteloze omgevingen en het tragische leven aldaar. Hieruit komen architectonische beelden, maar ook portretten voort van mannen die in hun cultuur zich stoer en agressief moeten gedragen, maar zich onbespied wanend, hun kwetsbare kanten tonen. Omdat hij van summiere schetsen uitgaat in plaats van foto’s, moet hij in zijn schilderijen de ruimtes en de mensen 'herscheppen’, zonder precies te weten waarop hij uitkomt. Zo verkrijgen zijn schilderijen hun doorwerkt karakter en het daaraan tegengestelde strak ritme die zijn temperament weerspiegelen.6)

 

Gevraagd naar de voor- en nadelen van het autodidact zijn, zegt Van den Broek

dat hij ontkomen is aan de dwang die het onderwijs op de ontwikkelingsgang van kunstenaars uitoefent. Na de academie weten sommigen nog niet wie ze als kunstenaar zijn, terwijl zelfkennis de voorwaarde is voor goede kunst. Zonder besef van eigenheid krijgt het nabootsen een kans, vooral nu de sociale media onze ervaringen zo sterk beïnvloeden. Bij een eigen leerweg duurt het langer om zich te ontwikkelen en een netwerk op te bouwen, maar iemand met zelfkennis kan podia en gelijkgestemden vinden die in de kunstwereld hard nodig zijn.7)  

 

Van den Broek heeft dus veel gemeen met avant-garde kunstenaars, zoals bijvoorbeeld de Duitse expressionisten, die de authenticiteit van de autodidact benadrukten. Toch heeft zijn werk ook verbanden met de hedendaagse schilderkunst die expressief is en geschiedenis tot leidraad heeft. Maar het werk van Van den Broek is niet modieus.8) Gericht op de menselijke existentie in het algemeen, kan hij juist laten zien hoe de behoefte aan individuele vrijheid altijd door de ideologische druk van een cultuur heen breekt. En in tijden van concurrerende ideologieën is dit zeer waardevol.

 

Katalin Herzog


Deze column werd gepubliceerd in de KunstKrant, 28ste Jg., nr. 6, november/december 2024, p.11.


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


NOTEN (na publicatie toegevoegd)


1. In Nederland kan men voor beeldende kunst een vierjarige opleiding aan een kunstacademie (bachelor) doorlopen en dan een tweejarige masteropleiding volgen. Vervolgens bestaat de mogelijkheid voor een tweejarige residentie bij een postacademische instelling, bijvoorbeeld de Rijksacademie, waarna men gedurende 3 of 4 jaar een doctoraat in de beeldende kunst kan verkrijgen. De kunstpraktijk en de mogelijkheden voor tentoonstellingen zijn niet afhankelijk van zo'n langdurige studie, maar voor een baan in het kunstonderwijs zou een master of een Phd wel een pre kunnen zijn.


2. Zie ook de column 'Ze kunnen het werken niet laten' op deze blog waarin het autodidact zijn eveneens wordt besproken.

 https://www.blogger.com/blog/post/edit/6633960168524188305/7301599414753610344?hl=nl


3. Enerzijds is de postmoderne beeldende kunst erfgenaam van de Concept Art met meer nadruk op ideeën dan op visuele verschijningsvormen. Anderzijds opende zij de weg naar de wereldcultuur en zocht ook de nabijheid van de wetenschappen waardoor kennis en theorie belangrijker werden in de beeldende kunst.


4. Aldo van den Broek viel mij op in de film De materie van Jan Cremer (2018), toen hij het onverschrokken kunstenaarschap van Cremer becommentarieerde. De film werd op de televisie vertoond als eerbewijs aan Cremer die in juni 2024 overleed. Toen ik op internet naar informatie over Van den Broek zocht, werd ik door zijn werk en uitingen over kunst getroffen. Ik stuurde hem een verzoek om een reproductie van een van zijn schilderijen bij mijn column te gebruiken waarmee hij instemde. We voerden ook een telefonisch gesprek over de voor- en nadelen van het autodidact zijn als beeldend kunstenaar. Zijn zo verkregen inzichten heb ik in deze column verwerkt.


5 Het 'afval' dat Van den Broek van de bezochte locaties meeneemt, vormt als het ware getuigen van de geschiedenis die zich daar heeft afgespeeld en is daardoor met een 'kracht' geladen die het werkproces van de kunstenaar aandrijft. Hij stapelt lagen materiaal op elkaar waaruit hij dan met verf zijn zwart-witte voorstellingen laat opdoemen. De letterlijke gelaagdheid van zijn schilderijen loopt synchroon met de metaforisch gelaagdheid van de geschiedenis die hij aan de orde stelt, terwijl onbewerkte delen naar de oorspronkelijke locaties verwijzen.


6. De schilderijen van Van den Broek laten grote contrasten zien tussen donkere en lichte partijen, grove en en meer gedetailleerde oppervakken, lege en gestructureerde ruimtes en in het algemeen tussen de materialiteit van de schilderijen en de voorstellingen die erin worden opgeroepen. Getuige zijn frequente interviews doen grote contrasten zich eveneens voor in zijn leven en manier van werken waarbij wildheid en discipline, overgave aan de kunst en realiteitszin elkaar afwisselen. Hieruit leid ik de congruentie tussen zijn werk en temperament af. Met temperament verwijs ik naar de 'eigenheid' waarmee een individu geboren wordt en die wel de basis vormt voor, maar niet identiek is aan een geconstrueerd karakter. 


7. De opvattingen van Van den Broek over het autodidact zijn, komen zowel voort uit avant-gardistische ideeën over kunt en kunstonderwijs als uit zijn leven en manier van leren. Van jongs af aan heeft hij zich verzet tegen autoritaire onderwijsvormen, toch blijkt hij zichzelf alles te kunnen leren wat hem interesseert en/of helpt om zijn doelen als kunstenaar te bereiken. Door zijn realiteitszin kan hij zijn houding bijstellen en een mate van autoriteit van de kunstwereld accepteren die nodig is om als kunstenaar te slagen.  


8. Met modieus bedoel ik kunst die zich op heersende ideologieën richt en de daarbij behorende genres en vormen navolgt. Bij het zien van een werk is het niet altijd makkelijk om zoiets te detecteren. Kunstenaars worden beïnvloed door datgene wat in een bepaalde tijd  'in de mode' is en het criterium originaliteit is sinds de komst van het postmodernisme ook niet meer nastrevenswaardig. Maar bij het bekijken van een aantal werken van een kunstenaar waarbij ook aandacht is voor diens uitingen over kunst is het vaak wel mogelijk om te 'zien' of een kunstenaar vooral haar/zijn eigen doelen volgt of een opportunistische houding vertoont.


Geen opmerkingen: