vrijdag 3 maart 2023

DE KUNSTENAAR ALS ONDERZOEKER



    *

Voor kunstenaars is de wereld een stuk eenvoudiger geworden. Als antwoord op de achterdochtige vraag: wat doen jullie eigenlijk, kunnen ze nu volstaan met: ‘Ik doe artistiek onderzoek’.

De kunstenaar-onderzoeker heeft zijn oorsprong in Engeland en werd door het Bologna Akkoord (1999) ook in andere Europese landen geïntroduceerd. Het hoger onderwijs moest naar Angelsaksisch model hervormd worden om het vrije verkeer van wetenschappers en kennis in Europa te garanderen. Begin 21ste eeuw trad op universiteiten en hogescholen het drietrapssysteem ‘bachelor-master-doctoraat’ dan ook in werking. 

 

Binnen hogescholen hadden de autonome afdelingen van kunstacademies het moeilijk. Dit onderwijs strookte al niet met de heersende ideologie, waarin kunst onleerbaar was en de kunstenaar als genie gold. De avant-gardes hadden het ‘goddelijke genie’ al bekritiseerd en ook kunstwetenschappers wisten dat kunst zich door reflectie en inzet van gewone stervelingen ontwikkelt. Hiervan uitgaande kwam er eind 20ste eeuw een professionalisering van het kunstonderwijs op gang.

 

Toch waren er dringende vragen: Is onderzoek in de kunst wel mogelijk? Hoe zou dat eruitzien? Welke methoden waren geschikt? Wat voor soort kennis leverde onderzoek op? De genietheorie en de 19de -eeuwse opvattingen over onderzoek waren echter hardnekkig. Binnen de universiteiten en in de publieke opinie werd onderzoek als rationeel, objectief en regelgeleid gezien. Maar de theoretici hadden de wind mee; de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen verrichten andersoortig onderzoek, waarvan zij konden profiteren. En de postmoderne filosofie had zowel het rationele kennisbegrip als de genialiteit flink gerelativeerd.

 

Artistiek onderzoek leek in het kunstonderwijs post te vatten. Sommigen meenden dat er niets hoefde te veranderen: kunst was altijd al onderzoek geweest. Anderen kwamen met theoretische oplossingen. Zo onderscheidde Henk Borgdorff in 2005 ‘onderzoek naar de kunst’, ‘voor de kunst’ en ‘door de kunst’. De eerste hoort vooral bij de kunstgeschiedenis. De tweede gaat over ‘materiaal’ dat kunstenaars verzamelen voor hun werk. Alleen bij de derde is er sprake van ‘artistiek onderzoek’. Volgens Borgdorff beoogt zo’n onderzoek ‘door het creatieve proces heen en in het kunstobject iets van de belichaamde kennis te articuleren’. Het onderzoek is inherent aan het werkproces van kunstenaars; zij vinden ook hun eigen methoden uit. De verkregen kennis is niet conceptueel, maar moet wel openbaar gemaakt worden, ten bate van de onderzoeksgemeenschap.

 

Borgdorffs definitie sloeg aan, maar wat zijn de consequenties ervan? Bij het uitvoeren van onderzoek moeten kunstenaars zich bewust worden van: hun doelen, het karakter van het onderzoeksproces en het functioneren van methoden. Het uitgevoerde onderzoek en het daaruit voortkomende werk moeten worden gedocumenteerd en geïnterpreteerd, en kunstenaars dienen ook te evalueren of hun onderzoeksdoelen gehaald zijn. Daarna worden de resultaten door een presentatie openbaar gemaakt.

 

Nu blijkt dat het bewustzijn in zo’n onderzoek een belangrijke rol speelt, terwijl bij Borgdorff c.s. het over tacit knoweldge of embodied knowledge gaat. Deze kennisvormen, verkregen door gewoontevorming, oefening of ervaring, schuilen in het onderbewuste, net als de werking van de creativiteit. Vaardigheden als documenteren en interpreteren kunnen we bewust leren, maar slechts zelden kunnen we een glimp van de inhoud van ons onderbewuste opvangen. Wordt hier iets van kunstenaars verlangd wat niemand kan: een kijkje nemen in het eigen onderbewuste? Zo’n onderzoek kan documenten, werken en interpretaties opleveren, maar ‘iets van de belichaamde kennis articuleren’ zou alleen door extern onderzoek mogelijk zijn.

 

Vierentwintig jaar na het Bologna Akkoord is het nog steeds onduidelijk wat artistiek onderzoek precies inhoudt, maar de kunstwereld heeft het als ‘mode’ geadopteerd. Sommige kunstenaars menen al aan artistiek onderzoek te doen als zij ideeën/citaten van internet plukken en zomaar bij hun werk voegen.** Er zijn echter ook kunstenaars die op een artistiek onderzoek gepromoveerd zijn of zowel een universitaire opleiding als een kunstopleiding doorlopen hebben. Bij hen kan het onderzoek deel uitmaken van hun werk. En er zijn kunstenaars die met wetenschappers samenwerken aan onderzoeksprojecten met gemeenschappelijk thema’s en methoden. Dit gaat om kleine groepen en de aard en kwaliteit van de resultaten moeten nog bestudeerd worden.

 

In de omgang met jongere kunstenaars lijkt het alsof artistiek onderzoek het genie en de expressie van emoties heeft gerelativeerd. Zij gaan niet meer alleen van hun eigen emoties of intuïtie uit, maar appreciëren de cognitieve aspecten van kunst en ontlenen thema’s en kennis ook aan bronnen buiten henzelf. Sommige kunstenaars deden dit al lang, maar de ‘nieuwe’ opvattingen/werkwijzen zijn tegenwoordig beter toegankelijk. En nu maar kijken wat voor soort kunst dit oplevert.

 

KATALIN HERZOG

 

Zie ook: ‘Tussen twee stoelen in, promoveren in de beeldende kunst’: https://kunstzaken.blogspot.com/2010/09/tussen-twee-stoelen-in-promoveren-in-de.html


Deze column werd gepubliceerd in de KunstKrant, 27ste Jg. nr. 2, p. 11.


............................................


ADDENDA

 

 * Waarschijnlijk een afbeelding van Venetië, 131 x 233 cm, olieverf op paneel. Dit schilderij wordt soms toegeschreven aan Piero della Francesca (1412-1492) Hij was zowel wiskundige als schilder en schreef een verhandeling over perspectief om bij het schilderen te gebruiken: De prospectiva pingendi.

Della Francesca kan gezien worden als een voorloper van de huidige kunstenaar/onderzoekers. In de 15de en 16de eeuw werd perspectief als een wetenschap beschouwd en kennis ervan verleende een hogere status aan kunstenaars. Hiermee houdt echter de analogie op tussen onderzoek in de renaissance en in de huidige tijd.


**  De bewering dat kunstenaars onderzoek doen, komen we tegen in aankondigingen van tentoonstellingen, in de kunstkritiek en in teksten van kunstenaars. De term lijkt duidelijk, suggereert een speciale denk- en werkwijze en verleent een hogere (aan de wetenschap ontleende) status aan kunstenaars. Omdat we nog steeds niet weten wat de term in de kunst betekent, weten we ook niet wat onderzoek bij een individuele kunstenaars precies inhoudt. Als denken en werk van kunstenaars echter nauwkeurig beschreven en geanalyseerd  worden, blijkt onderzoek zeer verschillende denk- en werkwijzen in te houden die zich bovendien op meerdere manieren tot elkaar kunnen verhouden. 


Het modieuze gebruik van de term bereikt zijn toppunt als 'onderzoek' ook aangewend wordt in beschrijvingen van bijvoorbeeld 17de eeuwse kunst. Het toepassen van het begrip onderzoek, in de huidige betekenis, op 17de eeuws kunst is een 'dikke' anachronisme die of het modieuze streven of het gebrek aan kennis aanduidt. Kunstenaars voor de 19de eeuw maakten van geheel andere methodes en theorieën gebruik. Zo was de mimetische theorie, die inhoudt dat kunst de natuur nabootst, vanaf de renaissance tot en met de 18de eeuw geldig. Wel konden de connotaties van mimesis enigszins variëren. 


Geen opmerkingen: