Deze serie omvat 15 grote, zwart-wit fotoportretten van Gabrielle Kroese, waarop zij vierkanten in vele kleuren geschilderd heeft. De foto’s komen uit haar vaders nalatenschap en zijn het resultaat van een familie-ritueel. Elk jaar liet de moeder van Kroese alle vier kinderen door een beroepsfotograaf portretteren ter gelegenheid van hun vaders verjaardag. We moeten even moeite doen om door de gekleurde laag naar de foto’s te kijken, maar dan zien we ‘haar’ van een onbevangen kind in een ernstige puber veranderen, die zich voor de fotograaf afsluit, om tenslotte als een verlegen jonge vrouw onze blik te ontmoeten. Dit werk is door de kunstenaar als een ‘coming of age’ serie bedoeld die, via haar eigen portretten, het opgroeien van elk meisje tot jonge vrouw zou kunnen tonen.
Alle foto’s worden gedeeltelijk door geometrische kleurvlakken bedekt die nauwelijks de uitdrukking van de gezichten verstoren. De vlakken zijn steeds anders gekleurd en verschillend geplaatst, waardoor we geneigd zijn om de abstracte composities met de stemmingen van de geportretteerde te associëren. Maar de keuze van de kleuren en de plaatsing van de abstracte vlakken heeft Kroese in haar recente werk aan het toeval overgelaten. Bij het langer kijken naar ‘She’ kunnen we ervoor kiezen om de voorstelling en de abstractie in de beelden om te wisselen. Maar het is ook mogelijk om beide lagen tegelijk te zien, omdat ze evenveel aandacht vragen. Dan lijkt het alsof er over de portretten een flikkerend lichtspel trekt dat de zwart-wit foto’s verlevendigt en bijkleurt.
‘She’ is het voorlopige hoogtepunt in het oeuvre van Kroese, maar om hier te komen, heeft zij een lange weg afgelegd. In 1986 studeerde zij als beeldhouwer af aan Academie Minerva in Groningen. Toen maakte zij abstracte beelden in triplex, op de oppervlakken waarvan zij een illusionistische laag aanbracht. Het gelaagde gebruik van materialen en technieken werd daarna een blijvend kenmerk van haar werk, hoewel haar houding ten opzichte van haar werk en haar interesses geleidelijk aan veranderden. Jong als zij was, wilde zij op de academie nauwkeurig geplande en serieuze kunst met existentiële onderwerpen maken. Door gesprekken met andere kunstenaars kwam hierin echter verandering. Zo raadde Marlene Dumas haar aan om situaties in haar eigen leven als bron voor haar werk te gebruiken. En in een masterclass adviseerden Ettore Spalletti en Haim Steinbach haar om het toeval in haar werk op te nemen. En deze belangrijke adviezen heeft zij in haar werk niet meer losgelaten. Vanaf de jaren negentig ging Kroese van ideeën en onderwerpen uit, waar zij zich persoonlijk over verwonderde of er vragen bij stelde. Zij begon ‘bronnenboeken’ bij te houden, waarin zij fotografisch materiaal en teksten uit kranten en tijdschriften verzamelde. Uit die boeken putte zij ideeën, beelden, onderwerpen en titels voor haar werk. Steeds vaker gebruikte zij de foto’s en de teksten als motieven in tweedimensionale werken over man-vrouw verhoudingen en over haar eigen leven als kunstenaar en moeder. Haar echte transformatie van beeldhouwer naar schilder voltrok zich aan het begin van de 21ste eeuw, toen zij zich in de technische aspecten van het schilderen ging verdiepen en een eigen vorm van fotorealisme ontwikkelde.
Na verloop van tijd kon Kroese in haar bronnenboeken alles terugvinden wat haar in een bepaalde periode had beziggehouden. Hierdoor besefte zij dat haar boeken een soort autobiografie vormden en stelde in 2008 een tentoonstelling met de titel Fictieve Autobiografie samen. In de hier getoonde schilderijen liet zij zien hoe zij het materiaal verwerkte dat in haar boeken terecht was gekomen. Zo werd het voor haar mogelijk om deze schilderijen als ‘fictieve zelfportretten’ op te vatten.Kroese wierp hier dus het idee op dat haar schilderijen als zelfportretten gezien konden worden, maar in haar werk doken er ook ‘echte portretten’ van anderen op. In de driedelige serie ‘Helden en Hout’ (2011) portretteerde zij door haar bewonderde beroemdheden, wiens gelaatstrekken zij aan gepubliceerde foto’s ontleende. Onder of naast elk portret bracht zij een ander doek aan dat een bos voorstelde. Met deze combinatie van twee verschillende soorten beelden ging zij door op het idee van de fictieve zelfportretten, omdat in haar bronnenboeken op dat moment foto’s van bossen overheersten.
Vanaf 2011 raakte het combineren van twee verschillende soorten beelden in het oeuvre van Kroese in een stroomversnelling. In 2013 plaatste zij een illusionistisch en een geabstraheerd beeld uit haar bronnenboeken naast elkaar, zodat er tweeluiken ontstonden. De beide delen hadden inhoudelijk niets met elkaar te maken, maar toonden wel een variatie op de gelaagdheid uit haar vroeger werk. Nu scheidde zij echter de lagen van elkaar, zodat de verschillende soorten beelden op elkaar konden reageren. De bedoeling van Kroese was om de waarneming van haar werk te vertragen, waardoor er langer en aandachtiger naar haar schilderijen gekeken zou worden, dan naar hun oorsprong, het fotografisch materiaal dat we als vanzelfsprekend beschouwen. De tweeluiken werden snel opgevolgd door schilderijen, waarbij de kunstenaar een illusionistisch beeld tegen een gekleurde, abstracte compositie aanzette. We verwachten dat zij zo’n kleurcompositie zelf zou ontwerpen, maar bij Kroese is dit niet het geval. Zij vindt namelijk dat alle kleuren bij elkaar passen en er geen mooie of lelijke kleurcombinaties bestaan. Daarom liet zij de ordening van de kleuren in het abstracte deel van haar schilderijen aan het toeval over.
Hierna volgde een tijd, waarin Kroese veel experimenteerde en over het belang van haar werk nadacht. Dit kwam mede voort uit gebeurtenissen in haar leven, waarvan het overlijden van haar vader de belangrijkste was. Zij kreeg zijn fotoarchief in beheer en door de omgang met deze persoonlijke foto’s werd haar belangstelling gewekt voor foto’s die een meer casual karakter hadden dan de veelal sterk gestileerde foto’s uit haar bronnenboeken. In 2015 schilderde Kroese op een afdruk van een zwart-wit foto van haar vader gekleurde cirkels, zodat er één gelaagd beeld ontstond, wat haar dichter bij een nieuwe gelaagdheid in haar werk bracht.
In 2017 kreeg zij het boekje A Dictionary of Color Combinations cadeau dat door de Japanse kunstenaar en textielontwerper Sanzo Wada in de jaren dertig was samengesteld. Het boekje bevat kleurcombinaties van traditionele Japanse en ook westers beïnvloede kleuren met daarbij 159 kleurstalen om die naar eigen inzicht te gebruiken. Kroese, die altijd al geïnteresseerd was in de Japanse cultuur, ging met deze kleurstalen werken en mede hierdoor besloot zij om als artist in residence naar Itoshima te vertrekken. Gedurende haar werkperiode in Japan wilde zij uitzoeken hoe gekleurde vlakken het beste op foto’s geplaatst kunnen worden en werkte onder andere met haar eigen foto’s van de bloeiende kersenbloesem. Op deze foto’s bracht zij geometrische vlakken aan met de kleuren van Sanzo Wada die zij willekeurig uit een doosje trok. Terug in Nederland ging zij de ‘painted prints’, zoals zij haar nieuwe werken noemde, in grotere formaten uitvoeren en liet nu niet alleen de kleurkeuze, maar ook de ordening van haar abstracte composities aan het toeval over. In deze werken zijn de kleurvlakken willekeurig over de foto’s verstrooid, zodat we ons kunnen afvragen waar we eigenlijk naar kijken: een illusionistische voorstelling die verstoordwordt door gekleurde vlakjes of een drukke, abstracte compositie met een storende, illusionistische achtergrond? Het is mogelijk om beide zienswijzen af te wisselen, maar dat kost tijd, waardoor we aan ‘slow watching’ moeten doen die de kunstenaar voor ons geënsceneerd heeft.
Met alles wat Kroese tijdens haar werkperiode in Japan en direct daarna leerde, was zij klaar voor de 15-delige serie painted prints, getiteld ‘She’, waarin veel ontwikkelingen in haar werk bijeenkomen. De visuele effecten in deze serie werden hierboven al beschreven, maar de portretten en de kleurvlakken hebben ook inhoudelijke verbanden. Toen Kroese jong was, vond zij de jaarlijkse gang naar de fotograaf onaangenaam en gênant. Zij voelde zich bekeken en kon door de poses die zij moest aannemen, zichzelf niet in de foto’s herkennen. Later, toen zij de foto’s weer onder ogen kreeg, besefte zij dat ze haar in staat stelden om van een flinke afstand naar haar jeugd te kijken en dat zij de beelden voor een ‘coming of age’ serie kon gebruiken. Maar Kroese moest zich eerst de fotoportretten toe-eigenen en dit deed zij door er 522 gekleurde vierkanten opte schilderen. De vierkanten ervaart zij als een soort ‘schaamvlakken’, maar ook als een ‘beschermend schild’ tussen haar en de beschouwers. Zij heeft dus een ambivalente houding ten opzichte van deze serie. Kroese beschouwt de 15 beelden als ‘autobiografische portretten’, omdat ze van een belangrijke periode van haar leven getuigen en in haar oeuvre zijn opgenomen dat autobiografische tendensen vertoont. Zij plaatst de portretten echter ook op een afstand door ze met de vierkanten af te schermen en ze als een algemene coming of age serie te zien. De spanning tussen nabijheid en afstand, tussen ik en de ander wordt bevestigd door de titel ‘She’. Deze geeft aan dat de portretten van Kroese door het verstrijken van de tijd in het zwart-witte verleden liggen, maar zodanig door het gekleurde heden zijn bewerkt dat ze ook het opgroeien van elk willekeurig meisje kunnen thematiseren.
KATALIN HERZOG
Deze tekst functioneerde als zaaltekst bij de tentoonstelling SHE, in Galerie Block C te Groningen, van 10 april t/m 15 mei 2021.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten