Sommige van deze ideeën zijn gelukkig uit het kunstonderwijs verdwenen. Maar de verwarring over zien/kijken is in de kunstwereld nog steeds aanwezig. Dit werd mij duidelijk bij de uitzending van de film Conducting Boymans (Het uur van de wolf, 21.1.2016). Sjarel Ex, directeur van Museum Boymans in Rotterdam werd hierin bij de orkestratie van zijn veelzijdige taken getoond. Ex koopt een tekening van Jan van Eyck, hengelt naar toekomstige aankopen bij verzamelaars en gaat op atelierbezoek bij kunstenaars. Hij doet alles aandachtig, maar is op zijn best bij het bekijken van en praten over beeldende kunst.
Als hij naar Mondriaans Compositie met kleurvelden (1917) kijkt, spreekt hij over ‘zwevende kleurvlakjes in een wit zwerk’. Mondriaan toont ‘iets wat je niet ziet, maar wel ervaart’ en een werk van hem is een ‘sleutel tot een kosmische ervaring’. Als de Amerikaanse kunstenaar Chris Martin aan Ex vraagt wat hij in één van zijn abstracte werken ziet, antwoordt Ex: ‘Een baarmoeder met een kindje erin.’ Bijna verontschuldigend voegt hij hieraan toe: ‘Ik ga altijd van figuratie naar abstractie.’
Tussen het bekijken van kunstwerken door vertelt hij dat het museum vooral het genot van het kijken moet garanderen. ‘Het gaat altijd om het zien, want door te kijken kun je je wereldbeeld scherpen.’ Je hebt niet eens veel kennis nodig, ‘dat kijken heeft iedereen op zak. Als je je voor het kunstwerk openstelt, voel je de betekenis; er komt iets van de maker over.’ Ex vertelt dat hij als kind veel kerken heeft bezocht, waar hij al mijmerend naar kunst leerde kijken. En dat doet hij nog steeds, nu aangevuld met kunsthistorische kennis. Deze museumdirecteur is duidelijk geen bureaucraat, maar iemand die van kunst houdt en anderen ervoor kan enthousiasmeren. Het zien/kijken probleem heeft hij echter nog niet opgelost.
Is er wel een verschil tussen zien en kijken? Om te overleven, worden wij geboren met biologische mogelijkheden, zoals zien, ervaren en kennen. Een pasgeborene ziet nog wazig, maar met het toenemen van ervaringen en kennis leert een kind kijken, visueel waar te nemen. Het leert dingen ‘voor waar aan te nemen’, dus een werkelijkheid te construeren. En daarbinnen kan iemand weer leren om dingen steeds nauwkeuriger te bekijken. Maar wat bedoelt men dan met het ‘zien’ van kunst?
Mijn docent wilde waarschijnlijk dat ik mij aan de contemplatie van kunst zou overgeven, zoals mystici de onzichtbare God trachten te schouwen. Hierin klinkt de romantische ‘kunstreligie’ door, waarvan ook Ex nog sporen vertoont, als hij naar Mondriaan kijkt. Maar hij zegt ook dat hij altijd van figuratie naar abstractie gaat. In de praktijk doet hij het dus intuïtief goed, omdat wij bij het kijken in eerste instantie van een betekenisvol geheel uitgaan. Bij abstracte kunst moet je de visuele aanwijzingen van de kunstenaar volgen en zo expliciet leren kijken. In het museum wil Ex het genot van het kijken garanderen, maar dat kan niet alles zijn. Kunst is niet gelijk aan, maar bevat en is omgeven door kennis, waarvoor je moeite moet doen. Anders kun je je wereldbeeld niet met behulp van kunst scherpen; daarvoor is confrontatie nodig met het wereldbeeld dat in het kunstwerk is neergeslagen.
Ondanks de verwarring zegt en toont Ex wel iets zinnigs. Met kunst omgaan, kan voor iemand met artistieke aanleg veel betekenen. Je verkrijgt een schat aan ervaringen als je leert op hoeveel verschillende manieren de werkelijkheid in beelden kan worden omgezet. Toch is het merkwaardig dat een museumdirecteur zo’n nadruk legt op kijken zonder kennis en op genieten. Juist in een museum kunnen kunst en kennis, kijken en denken, werkelijkheid en fictie sterk met elkaar verweven worden. Genieten is belangrijk, maar dat kan in principe overal.
KATALIN HERZOG
Deze column werd gepubliceerd in de KunstKrant, Jg. 20, nr. 2, maart/april 2016