vrijdag 31 oktober 2014

EEN GORDIAANSE KNOOP?



Iemand moest het engagement in de kunst nu wel aankaarten en dat werd Hans den Hartog Jager (NRC, 18-9-2014). Hij zag een ‘kleine golf van maatschappijbetrokken tentoonstellingen in Nederland’ voorbijtrekken, en werd dus gewaar dat kunstenaars zich steeds meer om autonomie en engagement bekommeren.

Zijn artikel 'Geëngageerde kunstenaars: de wereld luistert niet' beschuldigt maatschappelijk betrokken kunstenaars van een ‘vanzelfsprekend geworden linksheid’ die in deze tijd niet meer effectief is. Zij vergeten dat ‘artistieke vrijheid’ door het kapitalisme mogelijk werd en dat die vrijheid niet meer vanzelfsprekend is. In de Romantiek had de kunst haar vrijheid verkregen om nieuwe ideeën aan de maatschappij te leveren, maar daartoe zijn commerciële bedrijven, die zich wel in het kapitalisme voegen, tegenwoordig ook in staat. ‘Waar heeft de kunst die uitzonderingspositie nog voor nodig?’ Desondanks roept Den Hartog Jager kunstenaars op om voor de kunst een nieuwe rol te vinden, waarna ze pas alternatieven kunnen bieden aan de maatschappij. Dat moet NU gebeuren, nu de kunst nog vrij is!

Deze samenvatting doet al duizelen, maar het artikel kan zelfs een kleine ‘hersenstilstand’ veroorzaken, hetgeen te merken is aan reacties in de krant. De meesten beperken zich tot jij-bakken: ‘De criticus is een rechtse rakker en levert slechte kunstkritiek’. Maar Den Hartog Jager kan meer verweten worden dan rechts te zijn: hij kent de algemene geschiedenis en die van de kunst niet voldoende om de knoop van autonomie en engagement te ontwarren.

Inderdaad hebben artistieke vrijheid en engagement met het burgerlijk kapitalisme te maken. Pas vanaf eind 18de eeuw werden kunstenaars vrij van de ideologieën van kerk en staat. Zij verkochten hun werk op een anonieme markt en konden zich met ideeën naar hun keuze engageren. Maatschappij- en cultuurkritiek (links en rechts) kwamen uit de burgerlijke cultuur zelf die zich tegen de verwording van de moderniteit verzette. Ook al spreken we van avant-garde, de kunst liep hierin niet per se voorop. Zij paste in een tijd, waarin veel mensen naar een nieuwe, betere wereld, maatschappij en mens streefden. Sommige kunstenaars wilden hiertoe bijdragen door vorm te geven aan een geheel nieuwe kunst. En voor steun sloten zij zich aan bij zowel linkse als rechtse politieke bewegingen. Op den duur mislukten echter de allianties tussen kunst en politiek, omdat kunstenaars zich hierdoor beperkt voelden. Totdat zij tot propaganda werden gedwongen binnen de totalitaire staten.

De avant-garde wilde de wereld wel verbeteren, maar zij vormde slechts één van de vooruitstrevende groepen in een eeuw vol van ‘het nieuwe’, en dat wist zij. Indien kunstenaars nu, zoals de criticus hen verwijt, als naïeve wereldverbeteraars optreden, onbewust van het gebrek aan invloed van kunst, dan is hier sprake van historische vergissingen, zowel bij de criticus als de kunstenaars.

Geëngageerde kunst heeft nu een ander karakter dan bij de avant-garde. Nog steeds komt de meeste kritiek uit de maatschappij, waartegen het gericht is, maar het gaat tegenwoordig om een ‘hervonden of uitgebreid engagement’ dat ook globale aspecten heeft. Vanaf de jaren zeventig maakten grote ideologieën plaats voor eclectische, postmoderne opvattingen, waarbinnen kunst een ongekende vrijheid kreeg. Deze weelde leidde echter tot problemen, en niet alleen binnen de kunst. In westerse landen leken mensen vergeten te zijn wat daarbuiten gebeurde, totdat op 11 september 2001 met een klap een einde kwam aan deze vergetelheid.

Den Hartog Jager begrijpt het engagement, nu ‘de wereld in brand staat’, maar verwijt betrokken kunstenaars dat zij, verwikkeld in naïeve ideologieën, zich als actievoerders opstellen, waaraan het artistieke van hun werk lijdt. De huidige maatschappijkritische kunst heeft inderdaad nog niet de juiste toon gevonden en ziet ook het engagement van de avant-garde vertekend. Maar zij heeft ook andere problemen, namelijk de verhouding van vorm-inhoud van kunstwerken en de veranderde opvattingen over creativiteit. Artistieke experimenten van de 20ste eeuw hebben tot het ‘oplossen van het kunstwerk’ geleid. Concept Art en acties/performances brachten de kunst dicht bij taal en gedrag, waarvan ook actievoerders zich bedienen. Bovendien hoort creativiteit niet meer exclusief bij kunst. De tegenwoordige, geëngageerde kunst verkeert in zwaar weer, maar je kunt kunstenaars niet zomaar opdragen om een nieuwe functie voor de kunst, eigenlijk een nieuwe kunst, uit te vinden. Zoiets gaat niet op commando. Zelfs een overijverige criticus moet wachten tot er uit complexe, maatschappelijke/artistieke ontwikkelingen een nieuwe kunst ‘opdoemt’.

Katalin Herzog

Deze column is gepubliceerd in de KunstKrant, Jg. 18, Nr. 6, november/december 2014.