donderdag 13 januari 2011
DE SMAAK VAN DE MECENAS
Joop van den Ende is het eindelijk gelukt; hij heeft nu ook een theater in Nederland. Kosten noch moeite zijn gespaard om het DeLaMar Theater in Amsterdam om te bouwen tot een gezellige cultuurtempel. De foyers zijn voorzien van Kunst, zoals ook in zijn andere theaters, door zijn vrouw bijeengebracht. Jeanine van den Ende heeft een stevig robbertje met haar man moeten discussiëren, voordat zij in de DeLaMar foto’s kon ophangen. Joop is namelijk meer van de schilderijen. Uiteindelijk liet hij Jeanine haar gang gaan, met de restrictie dat het wel grote foto’s moesten worden, net echte schilderijen.
Naar allure en goede smaak verlangt Joop hartstochtelijk. Als self made man heeft hij miljoenen verdiend aan populaire tv programma’s en nu hij zich met theaters bezig houdt, wil hij bij de culturele elite horen die hem decennialang met de nek heeft aangekeken. De tijd heeft hij wel mee, want het tegenwoordige kabinet verwelkomt mecenassen met een dikke portemonnee, als het rijk maar flink aan kunst kan besparen.
Voor de Kunst in het DeLaMar ging Jeanine te rade bij het Amsterdams Fotomuseum en koos onder andere voor het werk van Erwin Olaf en Viviane Sassen. Samen met haar adviseurs bedacht zij de onderwerpen voor de foto’s. Je zou denken dat zij vervolgens de fotografen vrij liet, maar dat gebeurde niet. Erwin Olaf die scènes uit films en toneelstukken in foto’s omzette, moest haar uitgewerkte storyboards voorleggen en Jeanine’s adviezen bij de opnamen dulden. Zij was ook aanwezig en actief bij de fotosessie van Viviane Sassen.
Een dergelijke bemoeizucht was zelfs in de tijd van Michelangelo ondenkbaar. Opdrachtgevers hadden toen veel in te brengen, maar de paus respecteerde de vakmanschap van de kunstenaar. De fotografen echter vonden de bemoeienis van Jeanine geen probleem; Erwin Olaf kende haar zelfs vijftig procent van de creativiteit toe bij het maken van zijn opnamen. Wat voor kunst heeft dit nu opgeleverd? De werken van Olaf en Sassen zijn indrukwekkend en fraai. Ze lijken vooral op de spectaculaire reclamefoto’s die we vaak in glossy magazines tegenkomen. Dit is nu letterlijk toegepaste kunst die het theater siert en het publiek ook in de pauzes kan amuseren. Eigenlijk lijkt daarmee alles in orde. De Kunst beantwoordt aan haar doel, de fotografen hadden geen last van Jeanine en zowel de Van den Endes als het publiek waren tevreden.
Toch is hier iets merkwaardigs aan de hand. Dat Joop veel van beeldende kunst afweet, is niet waarschijnlijk en Jeanine heeft in 2004 in een tv programma toegegeven dat zij geen kenner was, eerder een soort ‘buikgevoel’ voor kunst had. Het echtpaar verschilt dus nauwelijks van het algemene publiek dat de werken in het theater bekijkt, behalve dat zij zeer veel geld hebben en daarmee kunst kunnen gebruiken om in de ogen van anderen in aanzien te stijgen.
Zo wordt het grote gevaar van het tegenwoordige mecenasschap zichtbaar. Terwijl het nu (nog) bestaande subsidiesysteem, met het advies van kenners, een breed spectrum aan kunst ondersteunt en niet gebonden is aan een persoonlijke smaak, is dat wel het geval bij een mecenas. Zo iemand hoeft geen kenner te zijn, geen geld te besteden aan kunst die hem niet bevalt en kan zich flink met het maken bemoeien.
Gaan wij zo door, dan zal het geld en de smaak van de mecenas in de toekomst zegevieren. Toch heb ik medelijden met die arme, rijke Joop van den Ende. Zijn theater kreeg wel de indrukwekkende aankleding, maar niet de grootse en in zijn ogen echte kunst die hem de verlangde plaats binnen de culturele elite zou garanderen.
KATALIN HERZOG
Deze column werd gepubliceerd in KunstKrant, Jg. 15, januari-februari, 2011, p.5.