woensdag 30 december 2009

DE EINDELOZE WERELD VAN TON MARS


















afb.1

Een ruimte in de academie is helemaal leeg op een tafel en een stoel na. Er hangen geen tekeningen aan de muur, zoals gewoonlijk. Op de tafel ligt een dikke tekenmap en op de stoel zit een jonge student gespannen op zijn docenten te wachten. Dit is de laatste werkbespreking voor het examen. Wanneer de docenten het lokaal binnenkomen, neemt hij het woord: de map gaat pas open als de meerderheid dat wil; er moet gestemd worden. De directeur van de academie protesteert dat dit niet hoort; het werk moet gewoon getoond worden! De student pakt dan de map van tafel en gaat erop zitten. Na enig gekissebis, wil iedereen zijn spel meespelen en stemt unaniem voor. Dan opent hij de map met al het werk dat hij op de academie moest maken. Stillevens, modeltekeningen en perspectieftekeningen zijn er in een bepaalde rangschikking opgenomen, naast een foto van het dodenmasker van James Joyce. Niemand merkt op dat dit de sleutel is tot de ordening van het verplichte werk. Het gaat de student namelijk om de manier, waarop Joyce in zijn roman Ulysses de stad Dublin als topografische model heeft gebruikt om alle verhaalfragmenten in het boek ‘op de kaart te zetten.1

Wat op de academie voor rebellie werd aangezien, vormt het begin van de artistieke houding die Ton Mars nu gedurende meer dan dertig jaar uitbouwt en verder verfijnt. In de hiervoor beschreven situatie liet hij voor de eerste keer zien hoe hij zich culturele elementen toe eigent en daaraan zijn eigen ordening oplegt. Bovendien was het ook voor het eerst dat hij bepaalde hoe er naar zijn werk gekeken moest worden. Na zijn examen beschouwde hij zijn opleiding als voltooid en vertrok in 1976 voor een reis door Noord- en Zuid-Amerika.2

Achteraf wordt het duidelijk dat het oeuvre van Ton Mars hier zijn begin heeft gehad, maar er moest nog veel gebeuren, voordat hij zijn manier van werken en zijn stijl had gevonden. De ontwikkeling van driedimensionale, meerdelige schilderijen met kleine openingen tussen de ‘panelen’, in monochrome vlakken en op letters lijkende tekens, zou nog zo’n vijftien jaar in beslag nemen.3 Wel was vanaf het begin duidelijk dat de kunstenaar een grote behoefte heeft om de dagelijkse werkelijkheid te begrijpen door die in een eigen artistieke ‘taal’ om te zetten en in een eigen systeem te vatten.4

WERKEN AAN HET SYSTEEM

Vanaf 1980 maakte Ton Mars kleine, geruwde doekjes met willekeurige tekens die verstrakten, toen hij deze met architectonische en aan meubels ontleende decoraties verbond.5 Hier was vooral het visuele spel van belang dat door de wisseling van voor- en achtergrond ontstond. Na een reis naar Japan in 1986 raakte hij onder de indruk van de lineaire kwaliteit van het schrift en werden zijn tekens duidelijker vormgegeven. Op den duur bouwde hij ze alleen op uit rechte en kromme lijnen, de basis van ons alfabet. Zo gingen de tekens meer op letters lijken.

Aan het begin van de jaren negentig ordende de kunstenaar de ‘letters’ in horizontale composities en ontstonden er ook associaties met woorden en zinnen die soms wel naar leesbaarheid neigen, maar nooit een echte taal vormen. Bovendien werd het hem ook duidelijk dat het geen conventionele schilderkunst moest worden. Toen de fysieke kwaliteit van het werk voor hem steeds belangrijker werd, begon hij zijn ‘panelen’ zo te construeren dat ze als driedimensionale objecten van de muur kwamen.6 Het werk verkreeg hierdoor zowel de kwaliteiten van de schilderkunst als van de beeldhouwkunst, terwijl het eveneens met de architectuur verbonden werd.7

Maar het systeem was nog niet helemaal klaar. De schilderijen en tekeningen deden wat hun tekens betreft wel aan geschreven taal denken, ze gingen er nog niet van vergezeld. In 1991 ontstond het eerste meerdelige werk van de serie Synonymous Works for Continents of the Mind, waarbij de kunstenaar voor de eerst keer een titel gebruikte.8 Met deze talige toevoeging koppelde hij de wereld van de dingen aan die van de gedachten, hetgeen werd uitgewerkt door de gebieden van de aarde (de continenten) metaforisch met gebieden van de geest te verbinden, wat veel nieuwe wegen zou openen.

Vanaf dat moment begon het grote metaforische spel met lijnen, vormen, kleuren en talen, dat tot op heden voortduurt.9 Alles wat Ton Mars in de buitenwereld ervaart, zowel in de persoonlijke als in de culturele sfeer, kan hij nu binnen het werk brengen en in zijn eigen systeem opnemen. Dit systeem heeft duidelijke ingrediënten en spelregels, waardoor de werken hun karakteristieke, strakke uiterlijk verkrijgen. Maar juist deze verschijningsvorm wijst erop dat er meer aan de hand moet zijn dan alleen abstracte schilderkunst. De beschouwer moet langer voor dit werk verblijven en over de beeld-taal combinaties nadenken, wil hij het systeem enigszins vatten.

EIGEN WERELDEN MAKEN

Toch komt een aandachtige beschouwer bij deze schilderijen al ver door er alleen naar te kijken. Aanvankelijk ziet hij stralende kleuren en zwarten en witten op driedimensionale ‘panelen’, waarop een bijna leesbare tekencombinatie is aangebracht. De organisatie van de werken in twee- tot en met veertienluiken doet vermoeden dat iemand hier voortdurend aan het tellen is en de (per ‘paneel’) monochrome kleuren roepen verschillende stemmingen op.10 Oppervlakken zijn zeer precies bewerkt en komen sensueel over, maar de kleuren zorgen voor meerdere en sterkere uitdrukkingen. Sommige werken zijn streng of gedragen en andere speels of frivool, terwijl de kleuren soms zacht en meegaand, dan weer hard en ontoegankelijk zijn. Meestal zijn het echter diepe en stralende kleuren, zoals we die van bloemen kennen. De werking van de kleuren wordt nog verhevigd door de kleurencombinaties binnen sommige werken. Vanaf het einde van de jaren negentig maakt de kunstenaar namelijk tweeluiken met verschillende, secundaire kleurcombinaties die al door hun kleurstellingen doen vermoeden dat er in dit oeuvre ‘verhalen’ worden verteld over echte en verbeelde werelden.11

Zo wordt de beschouwer uitgenodigd om in de eigen kosmos van de kunstenaar te stappen. Dit lukt echter pas als hij de werken met de titels verbindt en ook de poëtische teksten leest die Ton Mars schrijft en in publicaties bij zijn werk voegt.12 Omdat er vaak sprake is van continenten en windrichtingen, helpen deze titels de beschouwer om het geziene, zowel in geografische als in poëtische zin, als een wereld te benaderen. Dan kan men een denkbeeldige reis ondernemen naar een plaats, waarvan men de natuurlijke en culturele sfeer in het werk kan proeven en waar men het werk als een toepasselijk geschenk naar toe zou kunnen brengen. En het zijn de teksten die laten zien hoe men zich dan moet opstellen.

‘Uitgesproken’ worden de teksten door Giovanni, Anthony (Mink) Swindon en Rachman, drie imaginaire figuren, die respectievelijk uit het zuiden, het noorden en het westen komen. Zij hebben verschillende karakters en spreken op verschillende manieren over de werkelijkheid. Swindon is een estheet, hij verlangt en zoekt naar schoonheid, terwijl Rachman meer als een filosoof opereert die alles bekritiseert en relativeert. Giovanni is daarentegen geestelijk georiënteerd en wijst er op wat voor levenshouding(en) men aan moet nemen.

De drie personages zijn weliswaar imaginair, maar ze vormen aspecten van de persoonlijkheid van de kunstenaar en bieden zicht op de gecompliceerdheid van het leven. Ton Mars bedacht hen, opdat verschillende stijlen van denken en verschillende houdingen ten opzichte van de werkelijkheid in het werk gehoord en gebruikt konden worden. Zij functioneren dan ook als regisseurs en begeleiders van het werk, denken na over de structuren van de werkelijkheid en laten zien hoe deze in het werk vertaald kunnen worden. Soms is Swindon met zijn aandacht voor schoonheid meer present dan Rachman met zijn relativering, maar Giovanni is altijd op de achtergrond aanwezig om de uiteindelijke bestemming van het werk te bewaken. Hij is namelijk degene die de algemene geesteshouding van de kunstenaar vertegenwoordigt: weg van de chaos en op naar een helder georganiseerde geestelijke wereld. Dit levert een parallelle werkelijkheid op, een utopie die een model biedt voor wat er in de dagelijkse werkelijkheid zou moeten gebeuren. Toch beseft de kunstenaar dat hij met een ‘wenswereld’ bezig is. In het model van het werk kan hij een geestelijke orde uitdragen die hem ook buiten het werk kan inspireren, maar daar altijd door anderen gedwarsboomd zal worden.13

In dit verband is het interessant dat de personages, die in een doorgaand gesprek zijn verwikkeld, juist dan van zich ‘laten horen’ als het werk aan de buitenwereld wordt gepresenteerd. Dan is het belangrijk dat men ze leert kennen om te ervaren hoe het geestelijke aspect van het ‘wereldmaken’ van de kunstenaar zich voltrekt.14 Voor het genieten van de werken is deze kennis niet noodzakelijk, maar de extra ‘bagage’ activeert de kijker wel om verder na te denken over het systeem en ook meer te zien en te verwachten van dit bouwsel dat tot in het eindeloze wil reiken.

Na Synonymous Works for Continents of the Mind (1991-1994) zette Ton Mars het metaforische spel met de geografische en de geestelijke richtingen voort. De continenten, de windrichtingen en het centrum van de aarde verbond hij met geesteshoudingen, zoals Intuition & Experience, Faith & Perseverance en met sociale/psychologische rollen, zoals Worker & Dreamer en Fighter and Searcher.15 Dergelijke houdingen en rollen zijn niet alleen poëtisch bedoeld, ze zijn voor de kunstenaar noodzakelijk om zijn werk tot stand te brengen. Aanvankelijk put hij uit zijn dagelijkse ervaringen om aan beelden en ideeën te komen, maar die moeten nog via associaties met reeds opgeslagen en andersoortige geheugeninhouden verbonden worden om tot creatieve oplossingen te komen.16 En dan begint het gestage werk aan de werelden, waar de kunstenaar in is gaan geloven, waarover hij ‘droomt’ en waaraan hij zowel geestelijk en lichamelijk hard moet werken om ze te verwezenlijken.

HET ONTSTAAN VAN DE ‘ENEN’

De verbindingen van de richtingen op aarde met aspecten van het menselijk bestaan leverden in de jaren negentig de monochrome tweeluiken van Directions for the Centre op (1993-1994), waarvoor Ton Mars kleine, zwart-witte tweeluiken als voorstudies maakte.17 De eerste hiervan heette One, Preface (1993), waarin de tekens op beide ‘panelen’ bijna het woord ‘one’ vormen. Daarna volgden andere ‘Enen’, met als titel het telwoord één, in enkele Europese talen. Toen de kunstenaar deze werken bij elkaar zag, vatte hij het plan op om ‘Enen in alle talen van de wereld’ te gaan maken.

Afb.2

Hiermee had hij een enorme taak op zich genomen. Niet alleen moesten eerder aangevangen series voortgezet en/of voltooid worden, en diende er ook ruimte te blijven voor nieuwe ideeën, daar kwam nu een schier eindeloze encyclopedische reeks bij. Maar deze complicatie heeft wel zijn vruchten afgeworpen, want zo kreeg de sterke wil van de kunstenaar tot ordening van de werkelijkheid en zijn verlangen om de alledaagse wereld met een geestelijke te verbinden nog meer richting. Het Ab Uno-project werd een model binnen het model dat het oeuvre al van de werkelijkheid is en het zorgde voor een verscherping van de visie en de taken van de kunstenaar.

Hoewel hier een analogie opdoemt met de Schepper, die in verschillende mythologieën als het Ene en het Eerste wordt gezien, vanuit welke bron dan het vele van de wereld voortvloeit, is dit hier niet van toepassing. Terwijl de goddelijke schepper vaak almachtig is en eeuwig zijn ‘wereldmaken’ kan voortzetten, zijn de mogelijkheden van de kunstenaar beperkt.18 Hij kan wel naar een eindeloze voortzetting verlangen, maar weet tegelijk zeker dat zijn leven daarin ergens een punt zal zetten. Voor Ton Mars is dit echter geen schrikbeeld. Ook al verlangt hij naar veel en naar hoog, het besef van eindigheid is al in zijn werk besloten. Net als in de dagelijkse werkelijkheid breekt de chaos altijd door in zijn gewilde orde en is nooit iets definitief te voltooien.

Afb.3

Het ‘grootse’ van zijn zelf opgelegde taak wordt bij Ton Mars echter ook gerelativeerd door het maken zelf. Daar hij geen ‘afbeeldingen’ gebruikt, moeten alle waarnemingen en ideeën letterlijk in zijn artistieke ‘taal’ worden omgezet. Voor zijn gecompliceerde werken dienen alle ‘bouwstenen’ ontwikkeld en in ‘beeld gebracht’ te worden. Vervolgens is elke transformatie en mutatie in het werk een poëtische daad, waarvoor grote concentratie vereist is.19

Toen het oeuvre dermate veelomvattend werd, en er ook zicht kwam op de hoeveelheid werk dat verricht moest worden, moest de kunstenaar over de praktische zaken gaan nadenken. Zo was na enkele ‘Enen’ zijn taalkennis uitgeput en moest hij iemand vinden die voor hem de telwoorden ‘in alle talen’ zou gaan verzamelen.20 Vanaf 1993 ging schrijver dezes op de uitnodiging in en als gevolg daarvan werken kunstenaar en kunsthistorica al zestien jaar aan hun Ab Uno-project. Samen maakten zij drie Ab Uno/Ad Unum boeken, waarin complete series ‘Enen’ zijn opgenomen. Ze gaan vergezeld van de poëtische teksten van Ton Mars, inspirerende citaten en interpreterende artikelen om de context van het werk ook voor anderen helder te maken.

Afb.4

DE BOEKEN

Deze boeken brengen slechts een deel van het oeuvre in kaart. Zij tonen de wens van de kunstenaar om alle culturele mogelijkheden te verkennen en via taal en beeld de wereld, ‘gepersonifieerd’ door de drie continenten, in kaart te brengen. De boeken Ab Uno/Ad Unum (Eurasie), (1998), Ab Uno/Ad Unum (Africa), (2001) en Ab Uno/Ad Unum (America) (2007) bevatten series van tweeluiken die als titel alle het telwoord één dragen in de talen van de continenten.21

Het boek ‘Eurazië’, met een zwarte kaft, kan als een overzicht over dit deel van de wereld beschouwd worden. Het is gewijd aan kleine zwart-witte en wit-zwarte tweeluiken met verticale ‘panelen’ die zich als een open boek voordoen (32 x 24 cm.). Hun huid is beschreven met scherpe tekens in een tegengestelde toon. Soms komen de tweeluiken evenwichtig of plechtig, dan weer plagerig of speels over met titels in de talen van Europa en Azië, waarbij de tekens niet zelden de sferen van de talen oproepen.

Naast het interpreterende artikel van schrijver dezes: ‘De twee die een genoemd is’, bevat dit boek eveneens teksten van de drie personages en citaten die over tellen, delen en over zwart-wit combinaties gaan. Ook toont het boek iets van het creatieve proces, doordat er ontwerpschetsen en beelden van de grotere uitwerkingen van de serie Directions for the Center in zijn opgenomen.22

Het boek ‘Afrika’, met een roodoranje kaft, is als een reis naar en door het Afrikaanse continent.23 Het laat beelden zien van kleine tweeluiken, die dezelfde maten hebben als de Eurazische ‘Enen’, maar nu horizontaal gedraaid zijn, zodat zij associaties met de ogen van maskers oproepen (24 x 32 centimeter).24 En ook het zwart-wit heeft hier een mutatie ondergaan, doordat de Afrikaanse ‘Enen’ per ‘paneel’ verschillend gekleurd zijn. Maar zij zijn eveneens beschreven met tekens: op de lichte kleur in zwart en op de donkere kleur in wit aangebracht. Omdat de tekens enigszins op ogen lijken, hebben de tweeluiken soms schalkse, dan weer een verwonderde of slaperige uitdrukking. De connectie met het continent wordt benadrukt, doordat de poëtische combinaties van kleuren aan de vrolijk gekleurde gewaden van Afrikaanse vrouwen doen denken, terwijl de tweeluiken titels hebben in vele Afrikaanse talen.

Dit boek bevat naast een aantal associatieve teksten met de verzameltitel ‘De reis naar overal’ van schrijver dezes, eveneens teksten van de drie personages van Ton Mars en verhalen en gedichten uit Afrika. Om enig zicht te bieden op de ‘omgeving’ van deze ‘Enen’, staan op twee zwarte pagina’s de titels van grotere meerluiken van de series Arrivals and Departures (1996 - ) en Peripherical Works (1995-1996) die voor het werken aan de Afrikaanse ‘Enen’ zijn ontstaan.25

Het boek ‘Amerika’, met turqoise kaft’, zal zich bezig houden met de wereld van de Noord Amerikaanse indianen. Terwijl de Eurazische ‘Enen’ vertikaal en zwat-wit zijn en de Afrikaanse ‘Enen’ horizontaal en polychroom zijn, heeft de kunstenaar bij deze nieuwe ‘Enen’ een derde mogelijkheid aangeboord. De Amerikaanse ‘Enen’ hebben vierkante panelen die wat maten betreft het gemiddelde vormen van de eerdere tweeluikjes (28 x 28 centimeter) en ze zijn monochroom van kleur. Dit is echter niet alleen een formeel spel; door hun compacte vorm en diepe kleuren doen de werken aan Noord Amerikaanse landschappen en kunstvoorwerpen denken en hun titels zijn ontleend aan telwoorden in de indiaanse talen. Opdat zij een echo kunnen vormen van de talen en decoratieve motieven van de indianen zijn de tekens in nieuwe configuraties op de ‘panelen’ aangebracht. Net als bij de overige ‘Enen’ heeft de kunstenaar hier niet alleen zijn repertoire aangepast en uitgebreid; telkens vertaalt hij het karakter van het continent in zijn ‘taal’, opdat de geografie in zijn eigen geometrische wereld kan verkeren.

Naast de tekst ‘De eindeloze wereld van Ton Mars’ en teksten van de personages, zal dit boek ook verhalen bevatten uit de indiaanse culturen. Op sommige pagina’s zullen bovendien beelden worden opgenomen van drie tentoonstellingen, waarin de verschillende soorten ‘Enen’ tot nu hebben gefigureerd: Ab Uno/Ad Unum (1998), Ton Mars, WeltenSammler (2001) en Die Qual der Zahl (2002).26 Om te laten zien, waarin de ‘Enen’ zijn uitgemond, zullen er ook beelden aanwezig zijn van de grotere werken, waartoe deze ‘voorwoorden’ de kunstenaar hebben geïnspireerd.27

De beide spelers in dit ‘Enen-spel’ hebben besloten dat dit voorlopig het laatste boek wordt binnen het Ab Uno-project; de drie boeken hebben een mooi samenspel opgeleverd. Het is echter niet uitgesloten dat het project wordt voortgezet en de kunstenaar gaat ook wel verder met het maken van ‘Enen-schilderijen’. Maar de ‘Enen’ die tot nu toe zijn ontstaan, hebben zeer veel ideeën opgeleverd die erom vragen verder uitgewerkt te worden.

DE ‘UITBREIDINGEN'

De drie series ‘Enen’ hebben inmiddels tot verdere uitwerkingen geleid. ‘Enen’ gelden namelijk als ‘opzet’, waarvan de grotere werken ‘uitbreidingen’ zijn. De nieuwste hiervan zijn meerdelige werken die de hoofdtitel: Device and Expansion dragen. Zij horen bij elk van de in de boeken behandelde continenten. Werken met de deeltitels: Eurasian View, African View en American View bieden echter ook uitzichten in de vier windrichtingen.28

Zo is er bijvoorbeeld Device and Expansion, Eurasian view-to the East (2005), een veertiendelig werk, waarin witte en zwarte verticale ‘panelen’ elkaar afwisselen. Elke twee ‘panelen’ doen aan de Eurazische ‘Enen’ denken, waarvan ze in zekere zin zijn afgeleid. In de witte ‘panelen’ van de Eurasian view-to the East zijn de tekens echter zwart met een donkerroze rand en in de zwarte ‘panelen’ zijn de tekens rood, waardoor deze ‘panelen’ meer dan bij de ‘Enen’ op zichzelf komen te staan.29 Aanvankelijk valt de zeer lange zwart-witte afwisseling het eerst op. Na een poosje wordt de beschouwer echter het spel van de tekens gewaar die per ‘paneel’ ‘woorden’ vormen, waardoor al kijkend zich een ‘zin’ aftekent. Aangekomen bij het zevende ‘paneel’ houdt dit ‘lezen’ op, alsof er een puntkomma in de zin is gezet, want net als in al het andere werk van Ton Mars wordt hier de mogelijkheid om het centrum te bereiken geproblematiseerd.30 Dit is de plek waar de beschouwer bijna altijd begint om er achter te komen dat het centrum hier niet vanzelfsprekend is. Dan kan de blik weer doorgaan naar het zwarte ‘eindpaneel’ dat dezelfde tekens draagt als het witte begin, om weer teruggestuurd te worden naar de onderbreking in het midden, waarna de blik naar het begin doorschuift. Door deze beweging in het kijken wordt de individualiteit van elk van de ‘panelen’ benadrukt en ook vallen de in meerdere ‘panelen’ aanwezige horizontale lijnen op die samen een horizon vormen.31 Maar waar gaat dit rusteloze heen en weer kijken eigenlijk om?

Afb.5

Op zo’n moment komt de titel de beschouwer te hulp. Zijn gedachten worden in de richting gestuurd van ‘een uitzicht op het oosten’, alsof hij staande op een verhoging een panorama gewaar wordt in geometrische tekens. Dit is niet het landschap dat de beschouwer zich van zijn reizen kan herinneren, maar een verwijzing ernaar in de ‘taal’ van de kunstenaar. Opdat de beschouwer niet alleen een panorama ziet en dan snel doorloopt, wordt het kijken extra bemoeilijkt. De kijker moet een langere tijd voor het werk doorbrengen om het geheel te vatten en wordt zich zo bewust van het onregelmatig wisselen van de tekens, daar waar hij door het ritmische zwart-wit regelmaat verwachtte. Op zoek naar een centrum, blijkt dat te ontbreken en ziet de beschouwer ook dat van een verwachte spiegeling van de tekens slechts gedeeltelijk sprake is.32

Een soortgelijk plagen van de kijker treedt ook op bij Device and Expansion, African view-to the South (2006) een vijfdelig werk, samengesteld uit horizontale ‘panelen’ in wit, rood en zwart, met alleen schuine lijnen en hoekige vormen. Hoewel deze compositie aan de Afrikaanse ‘Enen’ ontleend is, heeft de kunstenaar de ‘panelen’ zo herschikt dat het geheel op het eerste gezicht een sterke eenheid lijkt met een begin, een midden en een afsluitend einde, als bij een klassiek verhaal. Maar zo gemakkelijk komt men er niet vanaf. De eerste en laatste witte ‘panelen’ zijn wel spiegelbeeldig, maar de twee rode ‘panelen’ lijken dat alleen te zijn. En hoewel het werk een zwart midden heeft, is de driehoekige vorm erop aan de linkerkant open en stuurt zo de blik weer naar het begin terug. Ook hier is sprake van een horizon, maar daardoor kan men niet in rust verwijlen. De naar beneden openende driehoekige tekens op de eerste en de laatste twee ‘panelen’ vormen namelijk de denkbeeldige punt van een driehoek onder het werk die naar een fictief centrum wijst. Vanuit dit donkere en warme midden van Afrika verbeeldt de kunstenaar, tijdens het werken, uitzicht te hebben op de ijzige witheid van Antarctica.33 En als de beschouwer het beeld met de titel verbindt, kan hij Ton Mars makkelijk in deze associatie volgen.

Afb.6

Afrika is het enige continent waarvan alle windrichtingen nu hun schilderijen hebben gekregen. Bij elk ervan is sprake van het hiervoor beschreven kijkspel en van kleuren die associaties aangaan met het landschap en de windrichtingen. Maar dit continent bleek nog vruchtbaarder in het oeuvre van de kunstenaar. Toen hij zwart-witte foto’s zag van zijn schilderijen besloot hij om ook soortgelijke potloodtekeningen te maken op horizontaal liggende aquarelblokjes.34 Zo ontstond Device and Expansion, African view-to the North (2006) naar het gelijknamige schilderij in wit, paars en zwart (afb.1). Hoewel de tekening dezelfde tekens draagt als het schilderij, is het geen letterlijke vertaling ervan. Slechts het ‘middenpaneel’ is zwart gebleven, de witte ‘panelen’ van het schilderij zijn zwart geworden in de tekening en het paars van het schilderij is in grijs vertaald.35 Ook hier wordt de blik meteen naar het midden gestuurd, waar een teken in de vorm van een naar links openende schaal de kijker weer naar het begin van de compositie verwijst. Daar aangekomen, moet men dan via een nu meer open schaalvorm terug naar het midden en het einde, waarna het kijken opnieuw begint. De afwisseling van zwarte en zacht grijze ‘panelen’ belooft rust en regelmaat, die door de tekens echter niet helemaal worden ondersteund. Aan het begin en het einde zijn de tekens wel spiegelbeeldig, maar de hele compositie blijkt als het ware heen en weer te rollen op de onderkanten van de schaalachtige vormen, wat dan wel een rust in beweging belooft.

Hoewel Afrika tot nu toe het meeste heeft opgeleverd, hebben ook de ‘Enen’ van het Amerikaanse continent inmiddels ‘uitbreidingen’ gekregen. Een van de twee werken die af is: Device and Expansion, American view-to the West (2007) is een achtdelig monochroom rood werk met witte tekens in rechte en kromme lijnen op vierkante ‘panelen’. Meteen is de beschouwer geneigd om zich op het ovaal in het midden te richten om snel te beseffen dat het geen gesloten vorm is en zelfs als het ware tussen twee ‘panelen’ ontstaat. Dan wordt hij in de tekens een ‘zin’ tussen aanhalingstekens gewaar met twee begin- en twee ‘eindpanelen’ die spiegelbeeldig zijn, waartegen zijn blik opbotst. Meende hij overzicht te verkrijgen, dan wordt dat hier verijdeld. Wel is er nu een naar boven voerende richting in de compositie, gevormd door twee open driehoeken en twee schuine lijnen, maar dit wordt weer tegengesproken door iets minder krachtige naar beneden gerichte lijnen. Het stabiele begin en einde en het schijnbaar aanwezige midden lossen zo op in een choreografie van onzekerheden, nog versterkt door het avondrood van de kleur.

Door zijn combinaties en permutaties biedt dit oeuvre uitzichten op verschillende panorama’s en werelden, maar geeft tegelijkertijd ook aanleidingen om na te denken over aspecten van de menselijke conditie. De beelden hebben de sterke werking van ‘Gestalten’ die we in een oogopslag menen te kunnen overzien en die belangrijk zijn voor ons overleven.35 Maar de eenvoud, geslotenheid en de regelmaat die we van ‘Gestalten’ verwachten is in het werk van Ton Mars niet aanwezig: vormen zijn nooit gesloten, spiegelingen zijn zelden ongestoord en er is altijd iets aan de hand met de symmetrie. Zo menen we iets te zien wat niet aanwezig is, hopen we iets te kennen, waarvan we eigenlijk niets af weten en denken zekerheden te ervaren, waar alleen twijfel heerst.

Voor eenieder die zijn ogen de kost geeft en zijn geest gebruikt om de werkelijkheid te leren kennen, zijn dit dagelijkse ervaringen. Niets is, zoals we het eerst dachten te zien, van niets kunnen we ware kennis verkrijgen. De menselijke geest blijkt in alle opzichten ontoereikend om de werkelijkheid te vatten. Beseffen we deze inherente twijfel, dan drijft dit ons juist om meer te willen ervaren, te willen weten en kennen om in onze geest een wereld te vormen, waarin we op de been kunnen blijven. En dit is de existentiële grond van het werk van Ton Mars. Daarom reist hij in de werkelijkheid en in zijn geest over de wereld, gaat hij op ‘uitkijkposten’ staan om overzicht te hebben over alles wat zich daar voordoet, om zowel het banale als het hoge te leren kennen.37

Geënt op deze ervaringen maakt hij zijn eigen werelden met behulp van zijn regels die een sterke stempel op het werk drukken. Deze eigenheid is altijd aanwezig, maar dat wil niet zeggen dat het oeuvre van Ton Mars voor anderen gesloten hoeft te blijven. De beschouwer kan alvast van de kleuren en vormen genieten, daarna de titels en de teksten lezen en zo op een spoor gebracht, de kunstenaar in zijn associaties benaderen. Dan worden ook voor hem geografische, mythische en psychologische mogelijkheden geopend die zicht bieden op zijn eigen wereldbeelden.

Katalin Herzog

AFBEELDINGEN:

1. Device & Expansion, African View-to the North, 8-delig, totaal: 24x167,5x10 centimeter, olieverf, linnen, hout, 2005.
2. Ab Uno/Ad Unum (Eurasia), Neung (Thai-taal), diptiek, totaal: 48,7x32 centimeter, olieverf, linnen, hout, 2002.
3. Ab Uno/Ad Unum (Africa),Shoko (Gidole-taal), diptiek, totaal: 64,7x24 centimeter, olieverf, linnen, hout, 2004.
4. Ab Uno/Ad Unum (America), Knakna (Z. Nambikuara-taal), dyptiek, totaal: 57,7x28 centimeter. olieverf, linnen, hout, 2006.
5. Device and Expansion, Eurasian View to the East, 14-delig, totaal; 24x542x10 centimeter. olieverf, linnen, hout, 2005.
6. Device and Expansion, African View to the South, 5-delig, totaal; 24x167x10 centimeter, olieverf, linnen, hout, 2005.


NOTEN:

1. Dit speelde zich in 1975 op Academie Minerva te Groningen af. Ton Mars voltooide toen de opleiding MO-A Tekenen. In de map bevond zich ook een herbarium uit zijn middelbare schooltijd, een voorbode van het verzamelen van de
(biologische) wereld.
2. Reizen was en is zeer belangrijk voor de kunstenaar om nieuwe visuele indrukken op te doen en om het ‘culturele materiaal’ te verkrijgen dat hij in zijn werk verwerkt en vertaalt.
3.Een korte versie van dit artikel is gepubliceerd in De Nieuwe, Maatschappij Art et Amicitiae, jaargang 9, maart 2005. Voor de korte en deze langere versie is gebruik gemaakt van een interview van schrijver dezes met Ton Mars in maart 2003. Extra informatie werd verkregen in een telefoongesprek op 24 juni en 1 juli 2007.
4. Ton Mars heeft vele artistieke genres beoefend en vele media gebruikt. Op dit moment echter heeft hij geen behoefte om zijn manier van schilderen te veranderen. In de composities, kleuren en vormen van zijn tegenwoordige werk, samen met taal, kan hij alles wat hij wil uitdrukken.
5. De eerste catalogus, waarin de kleine schilderijen staan afgebeeld, is: T. Mars, The Corresponding Difference, Düsseldorf 1988. Hierin is tevens de eerste poëtische tekst van Giovanni opgenomen.
6. De ‘panelen’ zijn van hout, overtrokken met linnen. Zij zijn gevormd als zadeldaken, maar ze missen hun punt. Met die afgesneden punt steunen ze op de muur. De tekens zijn aangebracht op de rechthoekige of vierkante ‘zolders’ die naar de voorkant zijn gekeerd.
7. Het werk doet niet alleen architecturaal aan, daar het meerdelig is en er strak uitziet, maar ook doordat het de coördinaten van de architectuur volgt, hetgeen de kunstenaar in zijn tentoonstellingen extra benadrukt.
8. Het eerste werk in de serie Synonymous Works for Continents of the Mind is zesdelig, zwart met witte tekens. Hierna volgden nog vier soortgelijke werken in rood, wit, geel en blauw.
9. De metaforische verbindingen die de kunstenaar met beeld en taal construeert, zijn beschreven in: K. Herzog, ‘Wege ins Zentrum’, in: T. Mars, Echoes & Boundaries, Düsseldorf, Amsterdam 1994, pp. 11-21.
10. Tellen is een eenvoudige manier om te ordenen. Doordat de werken meerdelig zijn, gaat ook de beschouwer meetellen en kan zich zo ervan bewust worden dat het hier om ordening gaat.
11. De beeldende ingrediënten van dit werk zijn niet echt verhalend, aangezien zij in de categorie van de abstracte schilderkunst vallen. Maar de combinatie van alle onderdelen samen kan bij interpretatie wel verhalen oproepen.
12. De personages die Ton Mars in zijn teksten gebruikt, kwamen tot stand naar aanleiding van de dichter-persoonlijkheden van de Portugese dichter F. Pessoa die vanaf 1914 zijn ‘heteroniemen’ ontwikkelde; ieder van hen is een andere soort dichter en heeft een eigen ‘stem’.
13. De geestelijke houdingen en sociale rollen die in het werk aanwezig zijn, kennen vaak een tegengestelde metgezel (of metgezellen), waardoor er niet alledaagse combinaties ontstaan. Dit relativeert de houdingen/rollen en wijst erop dat ze bij uitoefening altijd ‘nevenwerkingen’ hebben (zie noot 15).
14. Het begrip ‘wereldmaken’ is ontleend aan N. Goodmans boek, Ways of Worldmaking, Indianapolis 1988. Goodman beweert onder andere dat nieuwe culturele uitingen voortkomen uit de deconstructie en reconstructie van bestaande ‘werelden’ (culturele gebieden).
15. Andere houdingen/rollen die de kunstenaar in zijn titels gebruikt zijn bijvoorbeeld: Artist & Charlatan, Judge & Idiot, Rebel & Purist, Critic & Fool, Protector & Provoker en Idol & Rival.
16. In ‘The Origin and Evolution of Culture and Creativity’, Journal of Memetics-Evolutionary Models of Information Transmission 1, 1997, laat L. Gabora zien dat associaties van weinig overeenkomende geheugeninhouden tot creatieve en innovatieve oplossingen leiden.
17. De zwart-witte ‘Enen’, hun verbanden met het oeuvre en hun mythologische en cosmologische connotaties, zijn beschreven in: K. Herzog, ‘De twee die een genoemd is’, in: T. Mars en K. Herzog, Ab Uno/Ad Unum, Groningen 1998, pp. 19-29.
18. De vergelijking van de kunstenaar met de schepper kent een lange geschiedenis.
Zie hiervoor K. Badt, ‘Der Gott und der Künstler’, in: Philosophisches Jahrbuch der Görres Gesellschaft, Jaargang 64, München 1956, pp. 372-392.
19. Dat alle ‘bouwstenen’ van dit werk eerst nog ‘gemaakt’ moeten worden, opdat het ‘wereldmaken’ van de kunstenaar gestalte kan krijgen, is goed te zien in het Ab Uno-project. Ton Mars gebruikt daarin zijn eerder ontwikkelde tekens en de opbouw van zijn werk in ‘panelen’. Het verloop van de formaten van vertikaal, via horizontaal naar vierkant en het verloop van de kleuren van zwart-wit, via polychroom naar monochroom, laat echter zien hoe hij de mogelijkheden van de schilderkunst benut om de geografie van de aarde in zijn eigen geometrische wereld om te zetten.
20. Het zoeken naar telwoorden in bijvoorbeeld woordenboeken kostte aanvankelijk veel tijd. Dit was nog voordat op het internet sites te vinden waren, waarop alle telwoorden in alle talen voorkomen.
21. De Eurazische ‘Enen’ hebben alle de titel Een,Voorwoord in verschillende talen. De Afrikaanse en Amerikaanse ‘Enen’ hebben alleen het telwoord ’een’ in hun titel, daar het om oorspronkelijk niet geschreven talen, zonder boeken gaat, waarin het begrip ‘voorwoord’ geen betekenis heeft. ‘Voorwoord’ is voor de kunstenaar een synoniem voor schets of voorbereiding voor een groter werk. Voor de interpretatie hiervan zie: K. Herzog, ‘De twee die een genoemd is’, in: T. Mars en K. Herzog, Ab Uno/Ad Unum, Groningen 1998, pp. 19-29.
22. Er zijn vijf tweeluiken met de titels: Direction for the Center, verbonden met verschillend geesteshoudingen, in zwart, blauw geel, rood en wit. Ze zijn gemaakt van 1993-1994. Voor een interpretatie van Direction for the Center, Nr 1 (Faith & Perseverance), zie: K. Herzog, ‘Wegen naar het Centrum’, in: Krisis, Tijdschrift voor filosofie, Woorden & Beelden, nr. 55, 1994, pp. 44-57.
23. De kleuren van de kaften van de boeken kunnen symbolisch in verband worden gebracht met de continenten in geografische of culturele zin.
24. Het idee om de horizontale ‘panelen’ te verbinden met de ogen van Afrikaanse maskers ontstond in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Leiden, toen Ton Mars en schrijver dezes op zoek waren naar telwoorden in de Afrikaanse talen. Zie hiervoor: K. Herzog, ‘Die Reise nach Uberall, in: T. Mars en K. Herzog, Ab Uno/Ad Unum (Africa), Dortmund 2001, pp. 30-31.
25. Er zijn vijf monochrome vierluiken met de verzameltitel Arrivals & Departures, die ondertitels dragen, waarbij een windrichting en het centrum uitgewisseld worden voor menselijke eigenschappen, zoals bijvoorbeeld: The Exchange of the East for Memory & Structure. Er zijn eveneens vijf meerkleurige drieluiken in de serie Peripherical Works, met ondertitels als, The Call, The Quest, The Loss en The Doubt.
26. De tentoonstelling Ab Uno/Ad Unum vond in 1998 in het Groninger Museum in Nederland plaats. Ton Mars WeltenSammler werd in 2001 in het Museum Am Ostwall, te Dortmund in Duitsland gehouden. Die Qual der Zahl werd in 2002 in de Kunsthalle in Lingen, eveneens in Duitsland, georganiseerd.
27. Het boek Ab Uno/Ad Unum (America) zal binnenkort gerealiseerd worden. De werken zijn al gemaakt en de teksten vrezameld.
28. Van de Eurasian View zijn op dit moment twee schilderijen gerealiseerd. Van de African View zijn alle vier windrichtingen in zowel schilderijen als tekeningen omgezet en van de American View zijn reeds twee schilderijen voltooid.
29. Hoewel het oeuvre van Ton Mars er consequent uitziet en zich gestaag lijkt te ontwikkelen, vinden er, volgens de kunstenaar, voortdurend “kleine ontploffingen” plaats, waarbij hij zich niet door de eerder ontwikkelde beeldende logica, maar door plotselinge ingevingen laat leiden. Deze mutaties zorgen voor onlogische sprongen, waardoor het werk levendig blijft. De variaties beperken zich niet alleen tot de composities, maar zijn ook te zien in de lijnen die soms wel en soms niet een extra rand hebben. Die randjes zijn soms roze (de kleur van de grondering van de ‘panelen’) soms oranje of rood. Dergelijke kleine kleurdetails zorgen voor verfijningen in de werkingen van kleuren.
30. Voor de problematisering van het centrum in het werk van Ton Mars, zie: K. Herzog, ‘Wegen naar het Centrum’, in: Krisis, Tijdschrift voor filosofie, Woorden & Beelden, nr. 55, 1994, pp. 44-57.
31. Vele meerdelige werken kennen een ‘dubbele horizon’. Niet alleen is het werk vaak horizontaal uitgestrekt, waardoor de beschouwer moet ‘rondkijken’, maar het bevat ook een interne horizon gevormd door de tekens.
32. In dit oeuvre wordt de verwachte spiegeling of symmetrie van de tekens soms gehonoreerd, vaker is er sprake van een ‘quasi-spiegeling’ of ‘quasi-symmetrie’ die pas bij langer kijken opvalt, maar dan een flinke afwijking blijkt te zijn (zie ook noot 35).
33. Associaties vanuit de talen, de landschappen en de kunstvoorwerpen van culturen zijn tijdens het werken aan de ‘continenten’ belangrijk voor de kunstenaar. Ze komen
soms wel en soms niet in de composities terecht, maar houden de maker altijd geestelijk alert tijdens het lange werkproces.
34. Het tekenen met potlood op aquarelblokken ontstond in 1992 als reactie op de ‘lichamelijkheid’ van de schilderijen. Omdat de aquarelblokken in hun geheel gebruikt worden, en alleen het bovenste vel betekend is, krijgen de tekeningen ook een niet gebruikelijke driedimensionaliteit.
35. Bij het tekenen van de zwarte vlakken gebruikt Ton Mars een zeer zacht potlood
(6 B), waarmee hij de oppervlakte een donker, zilverachtig uiterlijk geeft. De grijze vlakken, een nieuwe ontwikkeling in het werk, worden betekend met een hard potlood
(4 H), waarbij arceringen in hele dunne lagen worden toegepast.
36. De Gestaltpsychologie werd in de jaren twintig en dertig ontwikkeld door onder anderen K. Koffka en W. Köhler. ‘Gestalten’ zijn samenhangende structuren met een geordend karakter die in de waarneming helpen om ons te oriënteren.‘Gestalten’ hebben eigenschappen als: regelmaat, symmetrie, geslotenheid, eenheid, gelijkmatigheid en eenvoud. Indien deze in de vormen van de werkelijkheid niet helemaal aanwezig zijn, vult onze waarneming de vormen tot ‘Gestalten’ aan. Zie hiervoor D. Katz, Gestaltpsychologie, Basel 1969. Van dit principe maakt Ton Mars vaak gebruik bij zijn tekens en de ordeningen ervan in composities.
37. Hoewel de kunstenaar altijd naar een geestelijk plan toewerkt, heeft hij het aardse en banale nodig, zowel als tegenpool van de geestelijke wereld en als ‘materiaal’ om te vertalen en te verwerken. Zie voor de verhouding van het banale en het geestelijke in dit oeuvre de interpretatie van het drieluik Winner, Saviour, Loser (1995), K. Herzog, ‘Voor dansers’, in: Feit & Fictie, Tijdschrift voor de geschiedenis van de representatie, Jaargang III, nr. 3, 1997, pp. 67-82.

Een ingekorte versie van dit artikel werd in 2009 gepubliceerd in De Nieuwe, Arti et Amicitiae.