De kunstenaarscarrière van Ton Mars begon met uitvoerige experimenten waarin hij zeer verschillende media en technieken uitprobeerde, alvorens zich op de abstracte schilderkunst te richten. Vooral bij Piet Mondriaan en Barnett Newman zag hij de formele helderheid, gecombineerd met inhoudelijke reflectie waar ook hij naar streefde. Daarom besloot hij in de jaren tachtig verder te gaan met zijn werk, vanaf het punt waar Mondriaan en Newman waren opgehouden. Hij behield de abstractie en vulde die aan met analogieën tussen beeld en taal. Daarnaast verbond hij de tweedimensionaliteit van de schilderkunst met de derde dimensie van de beeldhouwkunst en de architectuur.
In het begin van de jaren tachtig begon hij een ‘tekentaal’ te ontwikkelen uit vormen die afgeleid waren van meubels en architecturale decoraties. De beeldend/talige potentie van deze vormen werden de kunstenaar duidelijk, toen hij in de geabstraheerde vormen van een stoel zijn initialen TM ‘herkende’. Deze voorlopers van de huidige tekens, kregen een plaats in monochrome werken waar zij zich tegen secundair en tertiair gekleurde vlakken aftekenden. De werken waren overwegend vierkant, soms ook veelhoekig en hadden een zinnelijke textuur, aangezien de verf zorgvuldig in meerdere lagen was opgebracht. Ook al leken ze het meest op schilderijen, ze verhielden zich tot de beeldhouwkunst door een dikte van enkele centimeters. Tegen het einde van de jaren tachtig werden de geabstraheerde vormen strakker, de schilderijen groter en hun textuur werd vlakker. Ook de vormen veranderden en wel in lineaire tekens die zich aan de matte achtergronden verankerden.
Vanaf de jaren negentig begon de kunstenaar meerdelige werken te maken die titels droegen. Tussen de delen, die horizontaal gerangschikt zijn, bevinden zich ‘spaties’, zoals tussen de woorden in een zin. Eerst lijken de delen op tweedimensionale schilderijen die voor de wand zweven en daarop schaduwen werpen, wat doet vermoeden dat hier meer aan de hand is. En dit wordt bewaarheid als beschouwers langs een werk lopen en de delen hun driedimensionale, taps toelopende ‘lichamen’ prijsgeven. Deze meerdelige werken zijn monochroom in zwart, wit en in primaire kleuren waarbij de contrasterende tekens in de matte oppervlakken lijken te zijn ingekerfd.
De hiervoor beschreven ontwikkeling heeft gedurende de twee laatste decennia van de 20ste eeuw geresulteerd in het karakteristieke uiterlijk van het werk en in het artistiek systeem van Ton Mars. Met behulp van dit systeem, dat als basis voor zijn hele oeuvre dient, kan de kunstenaar de formele en conceptuele aspecten van zijn werk op verschillende manieren met elkaar verweven. Het systeem waarborgt zowel constanten als nieuwe combinatiemogelijkheden en is ook soepel genoeg om ambiguïteiten toe te laten door het toepassen van analogieën en metaforen.
Door gebruik te maken van analogieën en metaforen is Ton Mars in staat om in zijn werk persoonlijke ideeën, ervaringen en voorkeuren met culturele velden te combineren, zoals de mythologie, de kunsten, de literatuur en de poëzie, verschillende wetenschappen en de filosofie. Analogieën functioneren in dit oeuvre voornamelijk tussen beeld en taal. Ze leveren de tekens op, verbinden de formele elementen van de werken met de titels en zorgen er ook voor dat de beeldende activiteiten van de kunstenaar met schrijven gecombineerd kunnen worden. Metaforen past de Ton Mars toe om de ruimtelijke organisatie van de aarde in continenten, oceanen, locaties en windstreken te koppelen aan de gebieden, eigenschappen, functies en houdingen van de menselijke geest. In sommige werken wordt de ruimtelijkheid gedomineerd door de sociale of geestelijke wereld, maar ook dan blijft de aardse ruimtelijkheid impliciet aanwezig.
Binnen het oeuvre van Ton Mars speelt ruimte een belangrijke rol waarbij reële ruimtes, zoals de twee- en driedimensionaliteit van beeldende kunst en de uitgebreidheid van de aardeverbonden worden met de abstracte ruimtes van geestelijke werelden. Windstreken, gebieden, locaties, wegen en het reizen zijn dan ook begrippen die in de ruimtelijke metaforen van Ton Mars vaak voorkomen. Dergelijke metaforen tonen vooral de kaders van de menselijke existentie. Ze bieden ook houvast in de werkelijkheid, kennen locaties toe aan onze geestelijke mogelijkheden en zijn vertrekpunten voor onze verlangens naar andere werelden. Maar ruimtelijkheid zorgt hier niet voor zekerheden; er is altijd plaats voor twijfel en voor het besef van ontoegankelijkheid van ruimtes en gebieden. Daarom benoemen de titels soms een vast centrum dat zowel topografisch als geestelijk begrepen kan worden, maar dat in de werken zichtbaar verschuift of zelfs helemaal afwezig is. Zulke discrepanties komen in dit oeuvre vaak voor en hebben te maken met de wereldbeschouwing van de kunstenaar die hij eerst intuïtief en daarna gesterkt door de filosofie ontwikkelde. Hierin is het verlangen naar een transcendente wereld aanwezig, maar is het besef van de onbereikbaarheid daarvan nooit ver weg.
Hoewel het werk van Ton Mars een onverwisselbaar, eigen karakter heeft, vinden er in zijn oeuvre zowel formeel als inhoudelijk veel veranderingen plaats. Expliciete beslissingen, spontane ingevingen of inspiratie van buitenaf leiden tot nieuwe series, projecten en vervolgwerken die meestal parallel lopen aan wat nog niet helemaal voltooid is. Sommige hiervan vloeien als vanzelfsprekend uit eerder werk voort, andere laten meer of minder ingrijpende veranderingen zien. Toch zijn er constanten waarvan het artistiek systeem getuigt. Dit is de basis dat het oeuvre zowel formeel als inhoudelijk aanstuurt en wel uitbreidingen toelaat, maar niet radicaal verandert. En er zijn ook enkele formele aspecten van dit systeem, zoals de tekentaal en de monochrome kleurvelden die, hoewel ze gevarieerd en gecombineerd kunnen worden in alle werken voorkomen. Ze vormen de elementen die het abstracte karakter van alle bestaande en nog komende werken garanderen.
In het voorgaande werden de door de kunstenaar gebruikte procedés voorgesteld en ook zijn oeuvre en zijn wereldbeschouwing werden gekarakteriseerd. Hoe deze procedés en geestelijke houdingen in de werken zelf worden toegepast, zal hierna blijken door de bespreking van enkele series en projecten. Series omvatten met elkaar verwante schilderijen, terwijl projecten met schilderijen kunnen beginnen, daarna uitgebreid worden naar boeken en installaties om weer in series schilderijen of in losstaande werken hun vervolg te vinden.
SERIES SCHILDERIJEN (een keuze)
* De eerste serie meerdelige schilderijen waarin aardse en geestelijke gebieden met elkaar verbonden worden, is Synonymous Works for Continents of the Mind (1991-1996) waarbij de titel uitnodigt om de werken als ‘continenten’ van de menselijke geest te zien. De serie bestaat uit vijf monochrome werken in zwart (38 x 319 x 10 cm.), rood (39,5 x 330 x 10 cm.), wit 38,5 x 319 x 10 cm.), geel (38,5 x 324,5 x 10 cm.) en blauw (39,5 x 330 x 10 cm.) bevat. Ze kunnen als ‘synoniemen’ worden gezien, omdat ze op elkaar lijken, maar wat details betreft van elkaar verschillen. Alle werken hebben dezelfde maten en een horizontale ordening van de delen, maar ze vertonen elk een eigen karakter door hun verschillende kleuren en composities van tekens. Welke kleuren en composities bij welke geestelijke continenten horen, blijft echter in het ongewisse.
Het Ab Uno /Ad Unum project (1993-2015)
Dit project is voortgekomen uit voorstudies voor grotere schilderijen. De eerste vijf voorstudies van Directions for the Center droegen als titel het telwoord één in verschillende Europese talen en openden zo de mogelijkheid om ‘alle talen van de wereld’ bij het oeuvre te betrekken. Het project dat gerealiseerd is, omvat drie series van kleine, driedimensionale tweeluiken, ‘beschreven’ met tekens. Als titel hebben ze alle het telwoord één in de talen van de continenten Eurazië, Afrika en de beide Amerika’s. Hoewel de kunstenaar een hang naar volledigheid heeft, was het niet zijn bedoeling om op deze wijze een ‘wereldkaart’ te tekenen. Eerder ging het hem om het voeren van dialogen tussen verschillende talen/culturen en de karakteristieken van zijn eigen werk. Voor het verzamelen van de telwoorden ging hij een samenwerking aan met de kunsthistoricus Katalin Herzog. Dit resulteerde in intensieve dialogen, gedurende een denkbeeldige reis over de aarde, die hun neerslag vonden in de Ab Uno schilderijen en de drie daarmee verbonden kunstenaarsboeken.
De overkoepelende titel heeft te maken met het verzamelen van de telwoorden één in vele talen, maar verwijst ook naar scheppingsverhalen waarin de titel ‘het ene’ of ‘de eerste’ aan de Schepper is voorbehouden. Bij Plotinos, een neoplatoonse filosoof uit de 2de eeuw, wordt de Schepper geassocieerd met het ‘Ene’ dat zonder aan substantie in te boeten eindeloos overstroomt en daarmee de kosmos en diens rangorde laat ontstaan. Het vele dat uit de Schepper stroomt, blijft naar zijn oorsprong verlangen en wil ernaar terugkeren, zoals omschreven in de Latijnse gezegde: ‘Omnia Ab Uno, Omnia Ad Unum’, alles komt voort uit het Ene en alles keert ernaar terug. De titel Ab Uno / Ad Unum verwijst echter ook naar het functioneren van de kleine tweeluiken binnen het oeuvre. Ze komen uit het oeuvre voort en waaieren uit naar een breed project. Op hun beurt genereren ze verschillende ‘vervolgwerken’, zoals bijvoorbeeld Directions fort he Center en Disclosures II die hiervoor besproken werden. Uiteindelijk gaan de ‘Enen’ en alles wat uit hen is voortgevloeid echter weer deel uitmaken van het oeuvre.
* De eerste serie Enen (1993-1998) staat voor het Euraziatische continent. Deze bevat zwart-witte en wit-zwarte, verticale tweeluiken (32 x 48,5 x 10 cm. per werk) die zich als met tekens beschreven bladzijden van boeken lijken te openen. De combinatie van zwart en wit roept verwante archaïsche ordeningen op, zoals dag en nacht, materie en geest en leven en dood die voor alles kunnen staan wat geografisch, psychologisch en artistiek gedeeld, maar ook met elkaar verbonden kan worden. In de titels is aan de Euraziatische telwoorden telkens ‘Voorwoord’ in de betreffende taal toegevoegd, omdat de Enen grotere werken voorbereiden en deze telwoorden aan geschreven talen ontleend zijn.
* De tweede, polychrome serie Enen (1999-2000) vertegenwoordigt het Afrikaanse continent. Deze serie omvat horizontale tweeluiken (48,5 x 32 x 10 cm. per werk) die per deel verschillend gekleurd zijn. Hiermee doorbreekt Ton Mars het primaire kleurgebruik van zijn werken vanaf de jaren negentig en past, zoals eerder, secundaire en tertiaire kleuren toe. De tweeluiken zijn beschreven met tekens die enigszins op de ogen van Afrikaanse maskers lijken en dragen titels met de telwoorden één in vele Afrikaanse talen. Vanwege de oorspronkelijk orale culturen van dit continent is de toevoeging ‘Voorwoord’ hier weggebleven, net als in de volgende serie.
* De derde, monochrome serie Enen (2002-2015) staat voor het Amerikaanse continent. Deze serie heeft vierkante tweeluiken (28 x 56 x 10 cm. per werk) waarvan beide delen dezelfde primaire, secundaire of tertiaire kleuren dragen. Hun titels zijn ontleend aan de telwoorden één in talen van de Native Americans, terwijl hun kleuren en tekens aan de landschappen van de beide Amerika’s en de artefacten van de originele bevolking herinneren.
* Ab Uno / Ad Unum, (1998) met zwarte kaft.
* Ab Uno / Ad Unum (Africa) (2001) met rood-oranje kaft.
* Ab Uno /Ad Unum (America) (2018) met turquoise kaft.
De boeken tonen reproducties van de tweeluiken, bevatten teksten van Ton Mars en Katalin Herzog en samples van de culturele sferen van de continenten.
Alle vier installaties dragen de titel Stazione die op station, halteplaats of plaats voor aankomst en vertrek kan duiden. De Staziones thematiseren een overdrachtelijke manier van reizen om de aardse en geestelijke ruimtes in verbondenheid met elkaar te kunnen verkennen.
* Stazione (2007) werd gerealiseerd in Galerie Cora Hölzl te Düsseldorf. Deze installatie had een lengte van 15 m. en liep als een zwarte lambrisering van 1,40 m. hoog langs drie wanden van de galerie. De tweedimensionale panelen waren met spiegelende huishoudlak beschilderd. Tegenover een van de wanden hing hoog aan de muur een zwarte kubus van 50 x 50 cm., getiteld Baldachin, wijzend op de vroeger gebruikelijke overkappingen boven bijzondere personen of voorwerpen. Bezoekers konden hieronder plaats nemen om de spiegelende ‘lambrisering met de ritmische, witte tekens te overzien. Zo werd de galerie een ‘halteplaats’ waar men een poos verbleef om naar kunst te kijken en dan geïnspireerd zijn weg kon vervolgen.
De tondi (2008-2015)
Vanaf 2008 maakte Ton Mars tondi die in zijn installaties verschillende functies vervulden. Tijdens zijn residentie op Insel Hombroich (2018) begon hij echter kleine, ronde werken met acrylverf te maken die het project Radical Expansions zouden opleveren dat op zijn beurt weer voor andere vervolgwerken zorgde. Tondi, die vooral in de renaissance veel werden gebruikt in de beeldhouwkunst en de schilderkunst, leveren bij voorstellende beelden compositieproblemen op waarvoor schilders in de renaissance verschillende oplossingen vonden. Voor zover bekend, zijn de tondi van Ton Mars echter de eerste werken waar voor abstracte composities in een ronde vorm zulke uitgebreide en systematische oplossingen zijn gezocht. In het kader van het oeuvre van de kunstenaar laten de tondi de mogelijkheden van zijn tekentaal zien waarbij de tekens aan uitgebreide variaties en mutaties worden onderworpen, zonder hun karakter te verliezen.
* Het werk The Initials (2014) is een uitbreiding van Names en bevat zes tondi met elk een diameter van 95 cm. Ze zijn met hoogglanslak op plexiglas aangebracht in de kleuren groen, geel, rood, blauw, zwart en wit. De kunstenaar zag dat de begintekens van Names krachtig genoeg waren om zelfstandig te functioneren en verbond ze met de initialen van individuele personen, zoals die van hemzelf, die bij de ontwikkeling van zijn tekentaal zo’n grote rol speelden. Tegelijk associeerde hij de begintekens met de vergrote en versierde beginletters in Middeleeuwse boeken die de structuur van teksten aangaven. Beide analogieën komen in dit werk tot hun recht, omdat elke tondo als een uitgesproken persoonlijkheid overkomt.
* Gifts of the Boundless Heart (2020 -)
Dit project omvat de meest recente werken van Ton Mars die binnen een reeks van zestien schilderijen zullen gaan functioneren. In 2020 publiceerde hij in het cahier Voorjaar 2020 de plannen en een aantal ontwerpen hiervoor. Ondertussen zijn meerdere, kleine voorstudies en enkele grote schilderijen voltooid. De rest zal in de komende jaren volgen. De kunstenaar baseert de serie op de vier elementen aarde, water, lucht en vuur die de pre socratische filosoof Empedocles (ca. 490- 430 v. Chr.) als de bestanddelen van alle materie opvatte. Deze elementen zorgen voor de deeltitels: Winds of Birth & Death, Waves of Changes & Continuity, Flames of Origin & Destiny en Grounds of Emptiness & Lucidity. Hieronder geschaard, verkrijgen de winden, de oceanen, de vulkanen en de woestijnen hun ‘namen’ die dan met de formele elementen van de schilderijen in interactie zullen treden. Ton Mars ziet deze serie, zowel formeel als inhoudelijk in het verlengde van de hiervoor besproken schilderijen en projecten. Maar zoals de voltooide werken van deze serie al tonen, zullen er ook uitbreidingen en verdiepingen plaatsvinden die het gevolg zijn van de doorgaande ontwikkeling van de kunstenaar en zijn oeuvre.
DE TEKSTEN
Naast het maken van beeldend werk schrijft Ton Mars ook poëtische teksten die geen zelfstandige literaire werken zijn. Ze vergezellen het beeldende werk in catalogi en andere publicaties en laten aspecten van zijn denken en creatief proces zien. De teksten dragen de verzameltitel Hermetica en bevatten op verschillende locaties trialogen tussen drie personages wiens bespiegelingen over de wereld gekleurd worden door hun afkomst en temperament. Anthony (Mink) Swindon, die uit het westen komt, is een estheet, Rachman, die uit het oosten komt, heeft een filosofische aanleg en Giovanni, die uit het zuiden komt, spoort aan tot denken op een hoger niveau. Ze vertegenwoordigen drie geestelijke gebieden die voor de kunstenaar onmisbaar zijn. Kunst en literatuur horen bij Anthony (Mink) Swindon. Rachman staat voor het filosofische denken en Giovanni wijst de weg naar transcendentie. Voor Ton Mars vervullen deze personages belangrijke functies. Vanwege hun verschillen zijn ze in staat om tijdens het creatieve proces een ‘vloeiend ik’ te openen dat van standpunten kan wisselen en verschillende geestelijke houdingen kan beproeven. In hun gesprekken spelen ze met meerdere analogische en metaforische mogelijkheden waarmee ze alvast de ruimte voor nieuwe verbindingen verkennen die Ton Mars in zijn oeuvre kan uitwerken.
Teksten over ‘de schilder’:
Een keuze uit Hermetica (Derde locatie), Strategieën voor het hoofd, (Fragment) 1996.
Giovanni:
Zijn land bezit geen aarde en zijn akkers leveren geen oogst.
Zijn weiden voelen naar dauw noch naar droogte.
Zijn bossen bieden bescherming noch doortocht.
Zijn bergen verdragen geen beklimming,
zijn dalen verschaffen geen beschutting.
Zijn zeeën dragen geen water,
zijn rivieren stromen zonder bedding.
Zijn dorpen worden niet gesticht, zijn steden niet gebouwd.
Zijn bestaan kent geen grond.
Zijn geest huist in elk lichaam.
Rachman:
De schilder is een bedrieger, een speler van de indringendste soort.
Hij liegt en speelt om de werkelijkheid.
Heftig en opzienbarend, slim en naïef tegelijk.
Hij toont ons een schilderij en noemt het beeld.
Hij toont ons een beeld en noemt het werkelijkheid.
Hij danst met de waarheid, maar in zijn handen wordt ze schim.
Hij verkeert met zienswijzen, maar in zijn greep worden ze illusies.
Hij slaapt met ideologieën,
maar in zijn omhelzing worden ze dromen.
Bedrieger, speler en speculant!
Hij hijst zich op de sterkste schouders en kruipt in de luwte,
van de breedste ruggen.
Zet hem in de wind en we zullen zien wat hem wedervaart!
Anthony (Mink) Swindon:
Schijn, schilder, schijn!
In koninklijk geel, in duivels rood en maagdelijk blauw.
Schijn, schilder, schijn!
In zuiverend wit en diepend zwart.
Schijn, schilder, schijn!
Voorbij rede en rijm.
Wend mijn hoofd, draai mijn geest.
Lok mijn oog in orde en schoonheid,
verleid mijn blik,
met chaos en avontuur.
Duizel mij met feit en fictie, hul mij in je utopie.
Wees de indringer, die ik tot mijn gast maak,
de verleider, die ik tot mijn gids benoem.
O charlatan, ik bekeer je tot profeet.
O boodschapper, ik gebruik je als dief.
Verdicht mijn leegte, verleng mijn tijd.
Ontvreemd mij aan deze barre werkelijkheid.
Koel mij met het ijs van je volharding,
verwarm mij met de gloed van je overtuiging.
Maak mij stil, maak mij vrij.
Schenk mij dromen voor een plek, verbeelding voor een huis.
Splijt mijn plafond en schud mijn vloer.
Open mijn venster en ontgrendel mijn deur.
Scharnier tussen alle mogelijkheden,
stuur mij in alle richtingen.
Bron: Reflecties op de Schilderkunst II, Academie Minerva Press, 1996, pp. 52-54