dinsdag 20 oktober 2009

CONCEPT



Beste Marinus,

hierbij mijn verslag van en reactie op ons gesprek van 6 oktober 2009. Je ergerde je eraan dat het woord ‘concept’ op de academie vaak gebruikt wordt als ‘ideetje’ dat je hebt aan het begin van een werk. Volgens jou is concept niet het begin, maar het einde van het creatieve proces. Het is een veelomvattend geheel dat de kunstenaar eigenlijk wil bereiken.

Ik had een andere voorstelling van de rol van het concept binnen het creatieve proces. Volgens mij is een concept een nog woordeloos idee, een onbewust in de hersenen gevormd begrip dat in woorden gevat kan worden als het bewust wordt. Het idee, dat wel bewust is, leidt naar het onderwerp, vaak met de kunstgeschiedenis verbonden, terwijl verschillende onderwerpen van een kunstenaar op den duur zijn thema of thema’s opleveren.

Hebben we te maken met een misverstand of gebruiken we alleen verschillende termen? In het vervolg van ons gesprek hebben we het creatieve proces verder geanalyseerd en kwamen we tot het volgende. Als je aan het werk gaat, is er een verlangen, een vermoeden met een emotionele lading, maar je weet niet precies waar je naar op zoek bent (dit gebeurt als je aan iets nieuws begint). Daar kom je achter in het werk zelf als het idee zich met het materiaal verbindt. Is het werk voltooid, dan heb je als het ware een cirkel doorlopen en ben je je min of meer bewust geworden waarnaar je op zoek was. Volgens jou is dit het concept.

In elk werk maakt de kunstenaar zo’n cirkel van het vermoede probleem naar bewustwording van het probleem, waarvoor een oplossing wordt gevonden. Maar dat is geen definitieve oplossing. De zoektocht gaat in elk werk verder, waarin weer deeloplossingen worden gevonden en tegelijk het probleem zich verder ontwikkelt. Het proces dat eerst cirkelvormig leek, is eigenlijk spiraalvormig, waarbij het probleem uitvergroot, uitgebreid of enigszins veranderd wordt.

Deze spiraal is echter niet eindeloos. Op een gegeven moment raken het probleem en diens ontwikkelingen, oplossingen, uitgeput en het proces stagneert; het gaat op een gesloten cirkel lijken. Dan wordt het tijd voor een doorbraak. Als het eerdere proces al een nieuw verlangen heeft opgeleverd, gaat dat vanzelf, maar soms moet je de cirkel daadkrachtig verbreken. Dat kan op verschillende manieren. Je kunt iets gaan lezen, een reisje maken of een tentoonstelling bezoeken. Hierbij ontspan je je geest die dan toegankelijk wordt voor nieuwe indrukken, waarbij nieuwe verlangens en ideeën ontstaan. Ben jij in zo'n cirkel beland, dan kijk jij naar conceptuele kunst, omdat daarin duidelijk wordt hoe kunstenaars vorm en idee van elkaar kunnen scheiden. Jij gebruikt conceptuele kunst als gereedschap om de cirkel te verlaten en je weg voort te zetten op de spiraal. Aanvankelijk kan iemand denken dat het om een nieuwe spiraal gaat, maar ook al ziet het werk er anders uit, het heeft iets te maken met een eerdere proces en het daaruit voortgekomen werk.

Daarmee keren we terug naar het ‘concept’, maar nu in een kunsthistorisch kader. Bij beeldende kunst zijn gewoonlijk de vorm en het materiaal onlosmakelijk verbonden met de betekenissen die ingebed zijn. Door interpretatie kunnen we bij die betekenissen komen, maar nooit bij de losse ideeën in het werk; die zijn immers tijdens het maken getransformeerd. Toch probeerde de conceptuele kunst vanaf de jaren zestig beide los te koppelen door de vorm en het materiaal te minimaliseren. Ideeën werden daarom zo karig mogelijk in foto’s, schetsen, gesproken en geschreven teksten gepresenteerd. Deze kunstenaars streefden wel naar het losse concept, maar kwamen erachter dat kunst niet helemaal vorm- en materieloos kan zijn.

Op dit punt in ons gesprek hadden we dus drie ‘concepten’. Mijn nog woordeloos concept, jouw ‘eindconcept’ en concept zoals dat in de conceptuele kunst werd gebruikt. Het laatste heeft mijns inziens met ons beider opvattingen te maken. In de conceptuele kunst gaat het om het idee dat de kunstenaar met behulp van de karige vormgeving in de geest van beschouwers wil oproepen, maar tegelijk streeft deze kunst ook naar een eindconcept, waarin het om ideeën gaat.

Er is echter een mogelijkheid om onze opvattingen uit te breiden met nog een soort concept. H. Paetzold meent in zijn artikel: ‘De relatie tussen kunstenaarstheorieën en de filosofische esthetica’ (1992) dat elke kunstenaar een ‘kunstconceptie’ heeft die zijn impliciete opvattingen over kunst bevat, waar de kunstenaar min of meer bewust naar streeft. Is de kunstconceptie op schrift gesteld, dan wordt het een ‘kunstenaarstheorie’. Deze bevat elementen als: wat de kunstenaar met zijn werk wil bereiken, hoe hij het wil maken, hoe hij zijn kunstenaarschap ziet, hoe zijn werk zich tot de kunstgeschiedenis verhoudt en wat de plaats is van kunst en zijn eigen werk binnen de cultuur. Niet alle kunstenaarstheorieën zijn zeer uitgebreid en kunstenaars leggen vaak de nadruk op enkele elementen. Zo kan bij iemand het maken belangrijker zijn dan wat hij met zijn werk wil bereiken.

Voorlopig denk ik dat mijn opvatting van het idee (niet het concept) min of meer overeenkomt met het concept van de conceptuele kunst, terwijl jouw opvatting dichter bij de kunstconceptie staat.

Ik heb geprobeerd om het woord ‘concept’ hier meer perspectief te geven, maar ben ik misschien te ver afgedwaald en te ingewikkeld geworden? Kun jij eens kijken wat jij van dit alles vindt?

Groet: Katalin