vrijdag 3 mei 2019
SURVIVAL
Some time ago I saw a television program in which a young presenter tried to survive for ten days in the wilderness. This was a region where it was possible to survive, but he had to build a shelter, had to make fire and find water. The first days he was very busy doing all this and he also learned to catch fish. Then he established a routine and began to be bored very much.
What do people do with their spare time in the wilderness? To the camera he said: well I could weave a mat out of grass, but for what purpose? So, the last two days he went on to be bored and was very relieved when a helicopter came to take him to the world where you can turn on the television to kill some time.
Of course, these programs are not real survivals. When you have to stay months or years in such a place, you would make a better shelter, weapons to hunt or some clothing. But if the survivor, even for ten days, was an artist, she would know what to do with her time. Artists can always occupy themselves, because they have major interests which they pursue. They always think about the projects they are engaged in and/or fantasize about new ones. They are not bothered by the fact that their products are not useful; for them their works are very useful to survive in any world.
I asked myself what I would do if I was dropped in the wilderness. Well I would try to weave that mat to sleep on or make a basket to carry my fish or find some clay to make a vessel and bake it in the fire. But I would make these things also as beautiful as I could, even when nobody could see them. Because I am more an artisan than an artist, I like useful objects as much as artworks. I feel myself very close to prehistoric people who had to make literally everything in their environment, be it for use, for play or for worshipping. They always had something to do and so do I.
KATALIN HERZOG
‘NEDERLANDSE KERNKUNSTWERKEN’
Eerst dacht ik dat het net zo’n woord was als ‘mondgezondheid’, waarmee de tandpasta-industrie zo ergerlijk adverteert. Maar ‘kernkunstwerk’ wordt wel vaker in de kunstwereld gebruikt. Het kan om werken gaan die de kern van een oeuvre vormen en nu is het een synoniem van ‘canon’, een verzameling objecten die in een cultureel gebied of in een land als waardevol gelden.
Deze begripsuitbreiding vindt plaats in het Zwolse Museum De Fundatie waar Hans den Hartog Jager de expositie Vrijheid; De vijftig Nederlandse kernkunstwerken vanaf 1968 heeft ingericht. Hem gaat het om de beste en invloedrijkste Nederlandse kunstwerken van de afgelopen vijftig jaar. Ze vormen ‘ijkpunten, zo diep in de Nederlandse geschiedenis verankerd dat iedereen ze zou moeten kennen – dat heet ook wel een kunstgeschiedenis’. Den Hartog Jager gebruikt dit woord om verschillende redenen. Een canon wordt door een collectief vastgesteld, terwijl hij alleen en op subjectieve gronden wilde kiezen. Hij dacht ook aan vroegere handboeken die de visie van één individu verwoordden, maar wel als ‘de’ kunstgeschiedenis golden. Ondanks dat er nu geen ‘kunstgeschiedenis’ meer bestaat, wilde hij toch zoiets construeren en daarvoor moest hij tot de ‘kern’ van de hedendaagse, Nederlandse kunst doordringen.
Laten we eens kijken hoe hem dit afging. Vanaf 1968 tot en met 2018 rangschikt Den Hartog Jager zijn kernwerken binnen vijf decennia. In de catalogus laat hij elk decennium voorafgaan door een ‘context’, waarna hij aan elk werk een ‘beschouwing’ wijdt. Binnen deze indeling benadrukt hij enkele data, waarmee hij historische paradigmawisselingen met kunsthistorische verbindt. 1968 was het jaar van de studentenopstanden in Parijs, het begin van de protestcultuur, maar ook de definitieve doorbraak van de Conceptuele kunst. In 1989 viel de Berlijnse muur, waardoor globalisatie mogelijk werd, maar toen werd ook de invloed van het Postmodernisme op de beeldende kunst duidelijk. Bij de aanslag op de Twin Towers in 2001 vermeldt hij dat het einde van de oude wereldorde toen begon te dagen. Nu weten we dat de westerse wereld in een enorme identiteitscrisis verkeert en dat meerdere geschiedenissen elkaar bestrijden. ‘De’ kunstgeschiedenis bestaat ook niet meer, daar alle ijkpunten, verbanden en overzichten ontbreken. In de kunst heerst er nu een historisch vacuüm, waarbinnen het project van Den Hartog Jager nieuwe ijkpunten moet bieden.
Hiervoor verzamelt hij zijn kernkunstwerken, maar heeft moeite om context en beschouwingen op elkaar af te stemmen. De eigenaardigheden van de werken winnen het in de catalogus van de context, waardoor we nauwelijks kunnen zien hoe de kunstwerken op de paradigmawisselingen reageerden. Moeilijk heeft hij het vooral met het laatste decennium, waarin hij bijvoorbeeld de geëngageerde kunst geen plaats biedt. Na 9/11 lijkt er dus niets veranderd te zijn binnen de Nederlandse kunst.
Duidelijk wordt dat Den Hartog Jager zich bij zijn keuzes niet door paradigmawisselingen, maar door vaste overtuigingen laat leiden. Zo stelt hij dat ‘we wat de kunstgeschiedenis betreft nog steeds in de romantiek leven’. ‘Elk kunstwerk representeert een oeuvre, een particulier universum’, bepaald door de kunstenaar. Ook meent hij dat artistieke vrijheid nog steeds vernieuwingen genereert. Nu zijn romantiek en avant-garde belangrijke bronnen voor de hedendaagse kunst, maar hun (ten dele tegenstrijdige) waarden zijn niet onveranderd door de tijd gekomen. Misschien denkt de schrijver aan zoiets als hij de keuze van zijn hoofdtitel motiveert: eerst duidde vrijheid op mogelijkheden om tradities te doorbreken, terwijl ‘vrijheid nu een authentieke, Nederlandse waarde is’.
Den Hartog Jager toont hier dat hij de verandering van waarden beseft, maar onderzoekt dit niet in zijn catalogus. Eigenlijk vindt hij het veranderende karakter van kunst niet belangrijk. Hij benadert kunst vanuit een conserverende houding: de kernkunstwerken zouden ‘nieuwe’ ijkpunten bieden, omdat hun basis sinds de romantiek onveranderd is gebleven! Maar die basis is internationaal; waar blijft dan het specifieke, historische karakter van de Nederlandse kernkunstwerken?
Het project van Den Hartog Jager zorgt niet voor nieuwe ijkpunten; eerder weerhoudt het ons om zowel het goede als het verontrustende in de hedendaagse kunst te ontwaren. Hiermee komt hij dicht bij het huidige conservatisme dat met een glorieus verleden voor ogen de tegenwoordige tijd negeert. Daarom is Vrijheid dan ook geen alternatieve kunstgeschiedenis, maar een persoonlijke verzameling van goede, Nederlandse kunstwerken. Voor wie niet te kritisch is, is dit misschien al genoeg.
KATALIN HERZOG
Deze column werd gepubliceerd door de KunstKrant, 23ste jg., nr. 3, mei/juni 2019, p.15
Abonneren op:
Posts (Atom)