dinsdag 5 september 2017
DE UITLEGGERS
Pierre Janssen - In de greep van de kunst is de titel van de lopende dubbelexpositie in het Stedelijk Museum Schiedam en in het Museum Arnhem. Tien jaar na diens overlijden, eren ze de vader van de Nederlandse ‘kunst-uitleggers’. Een goede gelegenheid om uitleg en uitleggers onder de loep te nemen.
Hoewel sommige kunstenaars hun werk vanzelfsprekend vinden, is dat nooit het geval. Een kunstwerk kan iemand hevig beroeren, maar topervaringen zijn zeldzaam, terwijl we dat nu van alle kunstwerken verwachten. In de 19de - eeuw zijn we gaan geloven dat kunst ons altijd emotioneel moet overweldigen. Maar er zijn ook meer terughoudende kunstwerken, die dat niet doen en toch de moeite waard zijn. Eigenlijk moeten we voor alle kunst moeite doen. Kunst drukt niet alleen eeuwige emoties uit, maar bevat ook historische ideeën. Kennis van de context is altijd nodig en begrip kan de kunstervaring alleen maar verdiepen. Daarom zijn uitleggers nodig, die tegenwoordig vooral op de televisie verschijnen.
Uitleggers kunnen kunst echter niet uitleggen. Kunstwerken zijn alleen benaderbaar. Een beeldend kunstwerk bijvoorbeeld kan benaderd worden door er nauwkeurig naar te kijken, iets over de context te leren en door te interpreteren. Dit zijn de taken van de uitleggers. Meestal doen ze het ene beter dan het andere, maar in de interpretatie schieten ze vaak tekort. Interpretaties kosten veel tijd en worden in Nederland te moeilijk bevonden voor kunstprogramma’s, die ‘wel leuk moeten blijven’.
Aan de tentoonstellingen over Janssen werken ook uitleggers mee, zoals Jasper Krabbé, Wim Pijbes en Henk van Os. De laatste, voormalig hoogleraar en directeur van het Rijksmuseum, was in zijn programma Beeldenstorm zowel toegankelijk als geleerd. Hij had een kunsthistorisch team tot zijn beschikking, maar was altijd al een erudiete verteller, zoals ik dat tijdens mijn studie kunstgeschiedenis ervoer. Het enige irritante aan Van Os was zijn zalvende toon waarmee hij de bijzonderheid van kunst benadrukte. Pijbes, de voorlaatste directeur van het Rijksmuseum, maakte net als Van Os geen fouten, maar bleef de droge manager, die ook over kunst kon vertellen. Zo niet Krabbé, die als kunstenaar zijn ‘liefde voor kunst’ enthousiast de huiskamer in blaast. Zijn opwinding verbergt de magerte van zijn cliché-verhaaltjes. Van de genoemde uitleggers is hij het meest geschikt voor de rol van leuke uitlegger op televisie; hij kan het medium bespelen. Hij doet echter ook mee aan reclamespots waarin hij een museumbezoeker de ‘mystiek van het kijken’ wil bijbrengen. Zo legt hij haar uit dat de kunstenaar ‘een vaas probeerde te schilderen’, wat kennelijk niet gelukt is, anders was zijn commentaar onnodig.
We hebben dus uitleggers in soorten en maten. Lucas De Man van Avro’s Kunstuur is nu de ergste; hij doet zo populair dat de kijker zich meteen een kleuter gaat voelen. Voor alle uitleggers vormt Pierre Janssen een voorbeeld. Zijn programma Kunstgrepen was zo goed, omdat hij het vanuit een persoonlijke missie maakte. Hij was enthousiast, maar mystificeerde kunst niet. Voor hem was kunst mensenwerk waarbij hij iedereen wilde betrekken en zelfs kinderen niet als kleuters behandelde. Kunsthistorici vonden hem een populist, die te weinig kennis leverde. Als ze echter beter naar hem hadden geluisterd, hadden ze begrepen dat hij de deuren naar kennis juist wagenwijd openzette.
Pierre Janssen heb ik in de jaren zestig bij het examen kunstbeschouwing aan de academie ontmoet. In het examen-lokaal zag ik een rij kunstwerken op schildersezels. Een slungelige man stelde zich voor en vroeg mij voor de werken te gaan zitten, terwijl hij achter mij plaatsnam. Begint u maar, zei hij. Ik had plaatjes verwacht en was zo opgetogen over de echte werken dat ik de rare situatie vergat en anderhalf uur, ononderbroken, aan het woord was. Toen ik zweeg, kwam er commentaar en kritiek: ‘U bent echt met de werken bezig, maar u legt te veel nadruk op de formele aspecten. Waar blijven de betekenissen?’
Hadden de kunsthistorici dit maar gehoord. Hun benadering van kunst was toen formeel en stilistisch. Betekenissen vonden ze te anekdotisch. Later, op de universiteit heb ik de schade ingehaald. En mede door Pierre Janssen, ben ik ook een uitlegger van ‘kunst als mensenwerk’ geworden.
KATALIN HERZOG
Deze column werd gepubliceerd in de KunstKrant, 21ste Jg. nr. 5, september/oktober 2017.
Abonneren op:
Posts (Atom)